Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 5 (1961-1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 5
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 5

(1961-1962)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Kulturele kroniek

Algemeen kultureel

★ Op de elfde algemene conferentie der Nederlandse Letteren, die op 17 en 18 november 1961 te Antwerpen plaats had, werden een aantal belangrijke resoluties betreffende letterkunde, toneel, e.a. aangenomen. Hieruit hebben wij vooral genoteerd, de wens van de conferentie dat het voorstellen van Vlaamse tijdschriften in Nederland en andersom van Nederlandse in België, in sterkere mate zou geschieden en officieel gestimuleerd moet worden. Daarbij wenste de conferentie dat de uitwisseling van literaire sprekers bij het middelbaar onderwijs georganiseerd zou worden. Verder drong de conferentie erop aan, dat inzake lezingen over Nederlandse letterkunde en voordrachten door Nederlandse en Vlaamse letterkundigen in het buitenland, een lijst met namen en onderwerpen zou worden samengesteld door de departementen van beide landen, wat de hoogleraren betreft, en dat de verenigingen van letterkundigen een opgave zouden doen van schrijvers die bereid zijn om in een vreemde taal over Nederlandse letterkunde te spreken. Deze lijsten zouden aan de buitenlandse diensten dienen te worden overgemaakt, met het verzoek ze o.a. mede te delen aan de literaire faculteiten van de universiteiten. Verder werden in talrijke resoluties de mogelijkheden tot culturele uitwisseling en toenadering tussen België en Nederland vastgelegd, zowel voor de letterkunde als op het gebied van toneel, uitgeverij, boekhandel, bibliotheekwezen, radio en televisie. Ten slotte wees de conferentie op de propagandamogelijkheden voor de Nederlandse letterkunde en de algemene Nederlandse kultuur.

J. Declercq

★ Na onderhandelingen met het Palestijnse Archeologische Museum die bijna 'n jaar geduurd hebben, heeft de Koninklijke Akademie van Wetenschappen het recht verworven om een van de z.g. Dode Zee-rollen te ontcijferen en de tekst daarvan te publiceren. Van het aankopen voor Nederland van die rol kon geen sprake zijn. Toch is met deze transaktle een bedrag van ongeveer f 100.000, - gemoeid. De Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek stelde voor dit hoogst belangrijke werk het benodigde geld beschikbaar. De rol betreft een in het Aramees geschreven targum (parafrase en exegese) van enkele hoofdstukken van het bijbelboek Job. In 1947 werd deze perkamentrol door Bedoeïnen in grot elf bij Qumran, aan de noordwestelijke oever van de Dode Zee, gevonden. Dit targum moet omstreeks het begin van onze jaartelling vervaardigd zijn. Hij berust dus op oudere geschriften als die waarvan de huidige tekst van het boek Job is afgeleid. In de eerste eeuwen van onze jaartelling moet volgens de geleerden de tekst van het boek Job verminkt zijn, met als gevolg dat de interpretatie van sommige gedeelten moeilijk ls. Misschien zal dit targum uitsluitsel geven over bepaalde ingewikkelde passages.

 

Prof. Dr. J.P.M. van der Ploeg O.P., hoogleraar in de kennis van het O.T. en in het Hebreeuws aan de R.K. Universiteit in Nijmegen en prof. Dr. A.S. van der Woude, hoogleraar in de Israëlitische letterkunde, de uitlegging van het O.T. en de geschiedenis van de Israëlitische godsdienst aan de Rijksuniversiteit in Groningen, zullen de supervisie uitoefenen bij het ontrollen, fotograferen, ontcijferen en publiceren van het ongeveer twee millennia oude dokument. In Nederlandse wetenschappelijke kringen is men biezonder ingenomen met deze belangrijke en eervolle opdracht.

A. Claessens

 

★ In de rubriek ‘Berichten uit de partikuliere sektor’ van OKW-Mededelingen, weekblad van het Nederlandse Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen lazen we de volgende belangrijke mededeling:

 

‘De Duitsers gaan Nederlands leren. De Duits-Nederlandse vereniging in Düsseldorf gaat het komende seizoen kursussen geven aan scholen. Nederlandse studenten in Duitsland zullen één dag in de week leraar Nederlands spelen voor Duitse jongelui. De vereniging heeft proeven genomen in grensplaatsen, waarbij is gebleken dat Duitsers het Nederlands vrij gemakkelijk kunnen leren. De gemeentelijke biblioteek van Düsseldorf wil de plannen van de vereniging steunen. Daartoe is een Nederlandse afdeling ingericht. Tenslotte gaat een Duitse uitgeverij klassieke letterkundige werken uit Nederland op de markt brengen.’

 

De grens van ons taalgebied met Duitsland is de jongste tijd het onderwerp van talrijke artikelen en gesprekken. Het is niet alleen van belang dat wij de zuidelijke grens van ons taalgebied beschermen tegen verfransing; we moeten een positieve daad stellen en over deze grens heen getuigenis gaan afleggen van onze kulturele gelijkwaardigheid. Hetzelfde geldt voor de oostelijke grens van ons taalgebied. We moeten met alle kracht ijveren voor Nederlands onderwijs op de middelbare school

[pagina 63]
[p. 63]

in de grensstreek van Nederland met Duitsland. Wanneer onze buren onze taal gaan leren dan betekent dit dat ze 't belangrijk en nuttig vinden. We moeten dit met alle beschikbare middelen aanmoedigen en bevorderen.

J. Deleu

 

★ Begin september van dit jaar zal er in Antwerpen een groots-opgezette Brabantweek doorgaan. Daarmee wordt de traditie van de vorig jaar gehouden Zeelandweek voortgezet. De geplande festiviteiten vallen in twee groepen uiteen. Er wordt een grote overzichtstentoonstelling opgebouwd waarin een beeld wordt gegeven van de industriële expansie die Noord-Brabant de laatste tientallen jaren doormaakte, en daarnaast zullen de kulturele vruchten van die ekonomische bloei aandacht krijgen. Men denkt aan een tentoonstelling van werken van Brabantse schilders en beeldhouwers, aan enkele koncerten door het Brabants Orkest, aan sportmanifestaties en aan folkloristische evenementen. Er bestaan zelfs plannen om een filmpje te laten vervaardigen, dat die week in alle Antwerpse bioscopen kan worden gedraaid.

J. van Alphen

Literatuur

★ Het Nederlandse tijdschrift ‘De Gids’ is aan z'n 125ste jaargang toe. Een zeer respektabele leeftijd voor een periodiek! De Gids dankt z'n hoge bejaardheid niet op de laatste plaats aan het beleid waaraan het tijdschrift al die jaren onderworpen is geweest. Alleen door iedere keer hernieuwde aanpassing aan de eisen van de tijd, door verruiming van doelstellingen, verbetering van inzichten, verfrissing in de aanpak van problemen en door modernere opzet, kan De Gids ook nu nog een vooraanstaande plaats innemen.

 

De oorsprong van De Gids ligt in een uitgeverstwist. De uitgever Beyerinck zocht naar een tijdschrift tegen de ‘Vaderlandsche Letteroefeningen’ van zijn konkurrsnt Yntema, wegens een ongunstige beoordeling daarin van enkele bij hem verschenen werken. De dichter Robidée van der Aa werd aangezocht. Die nam op zijn beurt kontakt op met Potgieter; samen vormden ze de eerste redaktie. Als (wrekende) ondertitel kreeg het blad de benaming ‘Nieuwe Vaderlandsche Letteroefeningen’ mee. De oorspronkelijke opzet was dat iedere aflevering zou bestaan uit twee delen: een gedeelte boekbeoordelingen en een gedeelte ‘mengelingen’ waarin zaken van allerlei aard aan bod konden komen. De Gids (= Potgieter) wenste af te rekenen met de bombastische poëzie van die dagen; er werd aandacht besteed aan buitenlandse letterkunde, niet ter navolging maar om het eigen peil te toetsen; er werd naar gestreefd in de kritiek onbevooroordeeld en zoveel mogelijk opbouwend te zijn; de geest van het tijdschrift was liberaal: het stond open voor iedere politieke en godsdienstige gezindheid.

 

Al in 1837 nam Van der Aa ontslag. Zijn traditionele opvattingen weken te sterk af van Potgieters vooruitstrevende idealen. Als mederedakteur koos Potgieter toen Bakhuyzen van den Brink, die nog in datzelfde jaar zijn beroemd geworden opstel over Vondels hekeldichten ‘Vondel met Roskam en Rommelpot’ bijdroeg. Potgieter schreef in deze beginjaren zijn belangrijkste kritieken en schetsen, waarin hij met niet aflatende ijver probeerde om de heersende Jan Salie-geest te verdrijven door te wijzen op de roemrijke 17de eeuw. In deze tijd stond De Gids in dienst van de Nationale Romantiek. In 1848 vond er weer een reorganisatie plaats: Bakhuyzen moest wegens schulden naar het buitenland uitwijken. W. de Clercq kwam in de redaktie. Na Bakhuyzen werd het aksent, dat te voren op de kritiek gelegen had, verplaatst. De Gids ging zich toespitsen op breed-opgezette studies van wetenschappelijke aard. Een in zijn strevingen teleurgestelde Potgieter wist in 1862 de veelbelovende jonge kritikus Busken Huet over te halen om in de redaktie zitting te nemen. Enkele jaren kende het tijdschrift een hoge bloei. Maar al in 1865 maakte de vinnige Huet het met een kritiek op het Jaarboekje Aurora en met een politiek artikel zó bont, dat hij om erger te voorkomen zich genoodzaakt zag af te treden. Potgieter volgde hem.

 

Als letterkundig tijdschrift had De Gids toen praktisch afgedaan. Voor de wetenschappelijke standing in de zestiger Jaren zorgden geleerden als Fruin en Buys. Na 1870 beleefde De Gids een sterke depressie. De toenmalige redakteuren, w.o. Van Hall, Boissevain en Honingh waren niet in staat om met het tijdschrift enige leiding te geven Ze miskenden volledig de vernieuwing die rond 1880 in onze letterkunde doorbrak. Dat van hun kant de jongeren weinig waardering voor de grijze Gids konden opbrengen, bleek uit de naam die zij hùn tijdschrift meegaven: De Nieuwe Gids.

 

Dat de oude Gids de Nieuwe tenslotte toch nog overleefd heeft, is te danken aan de steeds veranderende redakties.

 

Toen rond 1915 o.a. Jan Veth en Huizinga deel uitmaakten van de redaktie, werd de geest van het tijdschrift veel milder. Belangwekkende publikaties vonden erin plaats. Schrijvers als Streuvels, Van Schendel en Bordewijk lieten romans in De Gids verschijnen.

 

Na de laatste wereldoorlog was het voortbestaan van De Gids een ogenblik twijfelachtig. In 1950 ging het tijdschrift een fusie aan met Ad Interim. Na korte tijd heel sterk de modernistische richting aangehangen te hebben, keerde De Gids weer terug naar z'n oude koers. De bijdragen van de laatste tijd munten

[pagina 64]
[p. 64]

over het algemeen uit door degelijkheid en waarde.

 

De tegenwoordige redaktie wordt gevormd door Ed. Hoornik, A. de Froe en Bert Voeten. Met dergelijke stuurlui vaart De Gids veilig! Wij zullen z'n reis met belangstelling blijven volgen!

 

J. van Alphen

 

★ Pierre Kemp, die op 1 december van het vorig jaar zijn 75ste verjaardag vierde, is een van de weinige oudere dichters die, voortgekomen uit een generatie met heel andere kunstopvattingen dan die van tegenwoordig, ook bij de jongeren een aandachtig gehoor vinden. Wie de tentoonstelling bezoekt over zijn persoon en werk die ter gelegenheid van zijn laatste verjaardag in Maastricht georganiseerd werd, ontdekt daar iets van het geheim van zijn merkwaardige ontwikkeling. De elementen die aan zijn poëzie zo'n biezondere bekoring verlenen blijken hem al vanaf zijn prille jeugd bezig gehouden te hebben. Het opmerkelijke bij Pierre Kemp is, dat hij naarmate hij ouder werd tegenover die elementen een steeds jeugdiger houding kon aannemen. In zijn gedichten van de laatste jaren openbaart zich een schrijver die met de onbevangenheid van een kind op een speelse manier zijn visie geeft op het leven en de levensverschijnselen. Ook in de ironische en nuchtere gedichten die hij schreef treft die onbevangenheid. Kemp heeft zijn aanvankelijke pogingen om de richting van de schilderkunst in te slaan, in zijn poëzie nooit willen verloochenen. Evenmin zijn voorliefde voor de muziek. Ook uit zijn later dichtwerk blijkt zijn poëtische afkomst. Uit zijn meest geliefde elementen: kleur, muziek en woord, die bij hem niet te scheiden zijn, blijkt hoe hij wortelt in het Symbolisme.

 

Op de tentoonstelling in Maastricht staan ook schilderstukken van Kemp. Hij heeft eens gezegd wel ‘een licht te willen zijn’ maar ‘toch nog liever een klank, telkens als het middag wordt’. Wij kunnen om de keus die hij gedaan heeft alleen maar blij zijn.

 

J. van Alphen

 

★ In het Archief en Museum van het Vlaamse kultuurleven te Antwerpen werd n.a.v. het 4e lustrum van het Vlaams-Afrikaanse tijdschrift ‘Band en Zuiderkruis’ van 25 november tot 1 december jl. een tentoonstelling gehouden gewijd aan het Vlaams-Afrikaanse boek. Op de opening van deze tentoonstelling schetste Walter Geerts de geschiedenis van de Vlaams-Afrikaanse literatuur en onderstreepte hij dat er nog geen werkelijke bloei valt te noteren. Hij meende echter dat een ontluiking van 'n Vlaamse Max Havelaar niet uitgesloten is. We hopen dat dit optimisme niet voorbarig zal geweest zijn.

J. Deleu

 

★ Totaal onverwachts overleed op 17 januari j.l. in z'n woning in Oud-Leusden op 56-jarige leeftijd de dichter Gerrit Achterberg.

 

Met zijn dood is een van de indrukwekkendste figuren uit onze letterkunde heen gegaan. Z'n literaire werk beperkte hij tot het schrijven van poëzie van een voornamelijk bezeten en visionair karakter: het rijk van de dood wou hij integreren in dat van het leven. Bij die magische aktiviteit als dichter maakte hij gebruik van helemaal nieuwe en telkens weer verrassende beelden. Achterberg is de dichter van het woord. En dat niet alleen om z'n demokratisering daarvan, zodat hij elk woord, ook het meest alledaagse en het exaktste, in z'n poëzie 'n poëtisch-beeldende funktie liet verrichten. Veel meer nog, omdat het kreatieve princiep van het woord bij hem 'n religieuze dimensie kreeg, die verwant is met het scheppende Woord in de proloog van het Johannes-evangelie. Bij hem is het woord niet de weergever, maar de schepper van de werkelijkheid.

 

'n Afschuwelijk geheim waarover hij nooit sprak, maar dat velen kenden of vermoedden, bepaalde het hoofdmotief uit z'n werk: 'n obsederend verlangen om zich door z'n dichten over de dood heen met de gestorven geliefde te verenigen. De regels:

 

‘En nochtans moet het woord bestaan, dat met u samenvalt’.

 

vormen 'n sleutel op z'n kryptische dichtkunst.

 

'n Religieus motief: verlangen naar Christus, van wie hij zich door oceanen gescheiden weet, treedt o.a. sterk naar voren in het bekende drietal verzen: ‘Reiziger “doet” Golgotha’. In z'n latere bundels als bv. ‘Hoonte’ en ‘Ode aan Den Haag’ is 'n meer op het leven gerichte toon hoorbaar. Hij behandelt hierin ook gewone onderwerpen.

 

Verschillende belangrijke bekroningen vielen Achterberg ten deel:

 

In 1950 kreeg hij als eerste de P.C. Hooftprijs voor z'n bundel van 1947: ‘En Jezus schreef in het zand’. Voor het vers ‘Afreis’ uit de bundel ‘Hoonte’ en voor de ‘Ballade van de Gasfitter’, geschreven in opdracht van de minister van O.K.W., ontving hij de poëzieprijs van de stad Amsterdam. In 1959 viel hem de Constantijn Huygenprijs voor z'n hele dichterlijke werk ten deel.

A. Claessens

 

★ In de aard van de Dickens Society werd op 4 november 1961 een Gezelle-Genootschap gesticht met het doel de studie van en de belangstelling voor Gezelles werk aan te wakkeren. Op het programma staan reeds het uitgeven van een Gezelle-Woordenboek, een Gezelle-bibliografie, een ikonografie, de uitbreiding van het Gezelle-Museum,

[pagina 65]
[p. 65]

het oprichten in de zelfde inrichting van een Gezelle-Bibliotheek en ten slotte ook het opstellen van een grondige wetenschappelijke biografie van de grote dichter. De leden van dit genootschap zijn: A. Westerlinck, A. Van Duinkerken, F. Baur, K. De Busschere. J. De Cuyper, J. Van Dijk, G. Knuvelder, J. De Meulenaere, Raf Seys, R. van Sint-Jan, Bernard Kemp, J. Westenbroek en pr. Viaene.

 

★ Om onze literatuur in het buitenland bekendheid te geven is het onontbeerlijk dat onze gedichten en prozawerken in verschillende talen vertaald worden. Met genoegen hebben wij vastgesteld dat ‘Le journal des Poètes’ in zijn novembernummer 1961 werk van niet minder dan 50 van onze hedendaagse dichters in Franse vertaling heeft gebracht. Deze bloemlezing van moderne Vlaamse poëzie is meestal behoorlijk vertaald, dank zij Jacqueline Ballman, Henri Fagne, José Gers en Frédéric Kiesel vooral. Raymond Herreman schreef voor deze bloemlezing het inleidend woord.

J. Declercq

 

★ De Martinus Nijhoff-prijs voor vertalingen 1962, sinds 1954 door het Prins Bernhard Fonds jaarlijks toegekend, is op vrijdag 26 januari j.l. uitgereikt aan Ernest Roy Edwards en Adriaan Morriën.

 

Edwards, die sedert 1948 in Nederland als vertaler bij een grote industriële onderneming werkt, heeft in zijn vrije tijd talrijke Nederlandse literaire werken in het Engels overgezet. Hieronder bevinden zich vijf romans van Johan Fabricius, ‘Het bittere kruid’ van Marga Minco, ‘De donkere kamer van Damocles’ van W.F. Hermans, schetsen van Harry Mulisch, Simon Vestdijk en Multatuli. Binnenkort verschijnt zijn vertaling van Nijhoff's ‘De pen op papier’. Daarnaast zijn nog in uitvoering vertalingen van de ‘Max Havelaar’ (Multatuli), ‘Boerenpsalm’ (F. Timmermans) en ‘Het leven en de dood in de ast’ (Streuvels).

 

In het juryrapport wordt Edwards een vertaler genoemd, ‘die uiterst gewetensvol te werk gaat, zich tot in details dokumenteert en niet rust voordat ook de kleinste nuance gelijkwaardig in het Engels is overgebracht’.

 

Morriën kreeg de prijs voor zijn vertalingen uit het Frans in het Nederlands. Op zijn naam staan o.a. overzettingen van ‘Les liaisons dangereuses’ van Choderlos de Laclos, ‘L'Etranger’ van Camus, verhalen van De Maupassant, toneelstukken van Anouilh en poëzie van Baudelaire, Rimbaud, Valéry en Michaux.

 

De jury prees Morriën ook om de leiding die hij geeft aan het maandblad ‘Literair Paspoort’, dat geheel aan de buitenlandse literatuur is gewijd.

F. Niessen

 

★ Eens in de vijf jaar reikt de Algemene Nederlandse Bond van Biblioteekhouders een prijs uit aan een jonge Nederlandse auteur, wiens werk het meest is uitgeleend in onze leesbiblioteken.

 

Deze z.g. Athosprijs, genoemd naar een Haags boekverhuurder is in november toegekend aan Harry Mulisch.

 

★ In december heeft het bestuur van de Henriëtte Roland Holst-stichting twee prijzen toegekend: J.M. Stam uit Heemskerk werd onderscheiden voor grafisch werk, en de schrijver Bert Schierbeek uit Amsterdam werd bekroond voor een televisiespel.

 

De prijzen van de Henriëtte Roland Holst-stichting zijn beschikbaar gesteld door de N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam.

 

★ De Kultuurprijs 1962 van de Gemeente Hilversum is toegekend aan Gabriël Smit, voor zijn hele oeuvre.

 

Deze prijs werd in 1960 ingesteld voor in het Gooi wonende Nederlandse kunstenaars, voor kunstenaars die in hun werk door het Gooi zijn geïnspireerd, ofwel met hun hele oeuvre het Gooi hebben verrijkt.

 

★ De jaarlijkse Reina-Prinsen-Geerligsprijs voor debuterende auteurs is voor 1961 toegekend aan de 24-jarige Peter van Gestel uit Amsterdam. Hij kreeg deze onderscheiding voor zijn bundel ‘Vier Verhalen’.

 

De jury, die bestond uit Mies Bouhuys, Clara Eggink, Dr. J.H. Schulte-Nordholt, Karel Jonckheere en de inmiddels overleden Antoon Coolen, kende verder een eervolle vermelding toe aan André Kuyten uit Rotterdam, ook voor een inzending van vier verhalen.

 

★ Bij monde van de Staatssekretaris van O.K. en W., Mr. Y. Scholten, kende de jury voor de Anne Frank-prijzen onderscheidingen toe aan de Eindhovenaar Piet Calis en de Amsterdammer H.J.A. Hofland.

 

Piet Calis kreeg de eerste prijs voor zijn essayistisch werk over de eigentijdse letterkunde. De jury wees op zijn poëziekritieken in De Gids, zijn literair-historische studie ‘Mensen van de Koningsstam’ (De Gids, sept. 1959), en ‘Napoleon op het Leidseplein’ (Roeping, nov. 1959).

 

H.J.A. Hofland kreeg een tweede prijs voor zijn veelbelovende en waardevolle dagblad- en tijdschriftartikelen. Deze essayist houdt zich vooral bezig met aspekten van de aktuele politiek en sociologie.

 

De Anne Frank-prijzen zijn bedoeld als een aanmoediging voor verdienstelijke jonge schrijvers.

A. Vrienten

 

★ De Vereniging van Limburgse Schrijvers vierde onlangs te Hasselt haar

[pagina 66]
[p. 66]

25-jarig bestaan. Zij startte in 1936 met 36 leden en is uitgegroeid tot een schrijversfamilie van 105 leden, waaronder zelfs 25 leden uit Nederlands-Limburg. Hiermee heeft de vereniging dan ook bewezen dat de Nederlandse stameenheid bij haar geen ijdel woord is gebleven.

 

W. Geerts

 

★ De Emile-Bernheimprijs 1961, ten bedrage van 50.000 F werd toegekend aan de in dit nummer voorgestelde dichter Jan Van Nijlen. De uitreiking gebeurde te Brussel door de heer Bernheim, stichter van deze prijs. Deze letterkundige prijs werd gesticht op 27 januari 1959 na overleg met de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen en de Association des Ecrivains Belges. Om de twee jaar wordt de prijs toegekend, om de beurt aan een Nederlandstalig of Franstalig schrijver van Belgische nationaliteit. De toekenning van deze prijs aan Jan Van Nijlen door een in alle opzichten gezaghebbende jury wijst op de blijvende waardering die deze bescheiden maar zeer begaafde dichter ongetwijfeld verdient.

 

★ Onder de jonge Vlaamse romanciers bekleedt Bernard Kemp met zijn intellektualistische romans een niet onbelangrijke plaats. Door de bekroning van zijn toneelstuk ‘De Deur’ met de Prijs der Vlaamse Provinciën wordt andermaal de aandacht op hem gevestigd. Kemp debuteerde met de korte roman ‘Het laaste spel’ dat in Duitsland het meest verkochte Vlaamse boek van het jaar werd. Met de roman ‘De Dioskuren’ bevestigde hij definitief zijn talent. Ook het bekroonde toneelstuk, dat in het tijdschrift ‘Dietsche Warande en Belfort’ verscheen, vertoont eenzelfde intellektualistische ingesteldheid tegenover de mens en de problemen van het leven. Door zijn zorg voor een keurig Nederlands taalgebruik behoort hij met zoveel jonge Vlaamse romanciers tot een generatie waarvan we, juist daardoor ook, heel veel kunnen verwachten.

 

★ Voor de poëzie werd de Prijs van de Vlaamse Provinciën toegekend aan de dichteres Christine D'Haen voor haar bundel ‘Gedichten’. Deze dichteres houdt zich ver van elk literaire leven. Ze bouwt langzaam, met een groeiende vormbeheersing en menselijkheid, een oeuvre op dat tot het belangrijkste gaat behoren in de hedendaagse Vlaamse poëzie. Haar klassiek geïnspireerde verzen met sterk visionair-vitalistische inslag schenken haar een heel zelfstandige plaats.

 

Samen met de toekenning van de prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde is de toekenning van de Prijs der Vlaamse Provinciën het bewijs dat geheel ons taalgebied veel waardering heeft voor het werk van deze nog jonge dichteres.

 

★ Voor zijn studie over ‘De levensbeschouwing van August Vermeylen’ kreeg Albert Westerlinck de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor de Kritiek en het Essay. Dit is de hoogste onderscheiding die een kritikus in Vlaanderen kan ontvangen. Westerlinck is sedert 1945 hoofdredakteur van Vlaanderen's oudste literaire tijdschrift ‘Dietse Warande en Belfort’. Met de studies over ‘De psychologische figuur van Karel van de Woestijne als dichter’ en ‘Het schone geheim der poëzie’ verwierf hij een groot gezag. Op een bewonderendswaardige manier ijvert hij ook voor verdraagzaamheid en een goede verstandhouding tussen vrijzinnige en christelijke auteurs in Vlaanderen. Zijn kritisch meesterschap kent in Vlaanderen geen gelijke. Hij is daarbij door zijn opbouwende verdraagzaamheid een gezaghebbende persoonlijkheid in de literaire wereld.

J. Deleu

Toneel

★ In het kader van het Zeeuws Landjuweel gaf het Reizend Zeeuws Volkstoneel uit Hulst op zondag 14 januari jl. een schitterende uitvoering van ‘Die gecroonde leersse’.

Dit spel van de 17e eeuwse geneesheerdichter Michiel de Swaen uit Duinkerke behoort tot de weinige meesterwerken van de zuidnederlandse letterkunde uit die dagen. De Swaen heeft op een geestige en boeiende manier de gril van keizer Karel, die als burger verkleed vastenavond wil vieren in een eenvoudig arbeidersgezin, weten te verbinden met de vermakelijke minnestrijd tussen Joren en Kozen om de dochter van hun baas.

Voor deze gelegenheid kreeg het stuk een modern keurslijf aangemeten, in de vlotte bewerking van de regisseur Drs. L. Lockefeer, die overigens de oorspronkelijke tekst geen geweld aandeed. Het kostelijk spel van zonder uitzondering alle spelers en de vlotte zegging van de vaak moeilijke verzen, maakten een rake typering van de sympathieke keizer Karel en het lappersgezin van Teunis en Maey mogelijk.

Biezonder origineel was ook het dekor, ontworpen en gemaakt door de kunstschilder Cor Verdonschot, die op een zeer knappe manier een realistisch en stijlvol geheel wist te scheppen. Dit dekor en de uiterst verzorgde toneelschikking gaven aanleiding tot menig Breugheliaans tafereel, dat zo van een schilderij weggelopen kon zijn.

Het gezelschap is van plan dit jolige vastenavondspel ook in Vlaanderen te brengen.

P. Aarssen

 

★ De jaarlijkse opvoering van Vondels ‘Gijsbreght van Aemstel’ is een van de weinige toneeltradities die Nederland rijk is. Vanaf de première in januari

[pagina 67]
[p. 67]

1638 gaf in een bijna ononderbroken reeks uitvoeringen ieder jaar de Heer Van Aemstel uiting aan zijn liefde voor ‘d'aloude stadt’ Amsterdam.

 

De Gijsbreght is hèt stuk waarin een Nederlandse regisseur zijn spelopvattingen naar voren kan brengen. Juist door de achtenswaardige traditie ervan, vallen vertoningen van Vondels drama volgens nieuwe opvattingen, des te sterker op. De opvoering van dit jaar liet ons kennis maken met de visie van Han Bentz van den Berg. Hij heeft het aangedurfd om Vondel te spelen, ontdaan van alle spektakelelementsn, bijna zonder dekors, met lichteffekten die de scènes zo onopvallend mogelijk in elkaar deden overlopen en bijna volkomen statisch heeft hij ons een vertolking voorgezet die louter haar kracht ontleent aan het gesproken woord.

 

De dramatiek die zich in het stuk voltrekt is die van Amsterdam. De burgers van die stad worden vermoord, de kloosters en kerken geschonden, de huizen platgebrand. Gijsbreghts krisis naar aanleiding van de inzichten van zijn vrouw Badeloch, die liever met hem voor Amsterdam sneuvelt als alleen te vluchten, steekt in z'n problematiek belachelijk af tegenover de toenemende spanning die ontstaat als achtereenvolgens de veldheren en de bode hun verslag van het verloop van de strijd en de zekere ondergang van de stad komen doen. De deemoedige christenridder Gijsbreght, die zijn hoofd buigt voor Gods raadsbesluit dat door Rafaël wordt aangekondigd, maakt geen dramatische innerlijke ontwikkeling door. Gijsbreght is geen klassieke held in zijn strijd tegen hogere machten, hij is de woordvoerder van de stad Amsterdam die ten onder gaat.

 

Het lijkt ons de grote verdienste van Han Bentz van den Berg dat hij met zijn regie-opvatting duidelijk deze interpretatie heeft willen geven. De tweeslachtigheid die men soms Vondels stuk verwijt - gaat het nu om Gijsbreght of om Amsterdam? - is verdwenen. Vanuit het motto dat Vondel zijn Gijsbreght meegaf en dat hij ontleende aan Vergilius' Aeneis (waarmee Vondels stuk trouwens treffende parallellen vertoont): ‘Urbs antiqua ruit’, ‘d'aloude stadt gaet ten gronde’, bouwt Bentz van den Berg zijn visie op en hij weet die op een overtuigende manier naar voren te brengen.

J. van Alphen

 

★ Brugge is een beroemde stad in onze geschiedenis. Het kultureel leven is er - met uitzondering van de zomerperiode die rijk is aan tentoonstellingen, stoeten en toeristen - erg provincialistisch gericht. In november '61 werd ook te Brugge een kelderteater geopend. Het teater is uitgewerkt naar de plannen van de Egyptische architekt Kamel, assistent van Prof. Otto, een beroemd teaterbouwer, en met medewerking van Thomas Richter van de akademie van Düsseldorf. Dit nieuw kelderteater dat ook een fraaie expositieruimte biedt, draagt de naam van ‘De Korre’. Het groeide uit de gelijknamige Brugse kunstkring. De Korrekelder is onder een gelukkig gesternte gestart. Naast het teater Antigone te Kortrijk is dit een tweede centrum in West-Vlaanderen waar gepoogd wordt de grenzen te overschrijden.

J. Deleu

Muziek

★ Op zaterdag 13 Jan. jl. vertrok ‘Het Nederlands Kamerkoor’ met de Noordam uit Rotterdam naar New York voor 'n muzikale rondreis van zeven weken door de Verenigde Staten. Twee jaar geleden heeft dit achttien leden tellende koor ook al 'n dergelijke toernee door Amerika en Canada gemaakt. Voor het vertrek uit Rotterdam deelde dirigent Felix de Nobel aan de pers mee, dat hij vol goede moed aan deze tweede rondreis durft beginnen. ‘In Amerika treffen we 'n grotere belangstelling voor de a capella-muziek als hier in Europa’, zei hij. ‘De Europeanen zijn in tegenstelling tot de Amerikanen veel te kultuurbewust, bijna vermoeid. De Amerikanen staan veel meer open voor allerlei vormen van kunst.’

 

Het program bevat muziek uit de laatste vier eeuwen, of eigenlijk maar drie eeuwen, want de barok- en romantiektijd zijn in de a capella-sfeer volkomen onproduktief gebleken. Clemens non Papa, Obrecht, Josquin des Prés, Orlando di Lasso, Sweelinck, Palestrina, Brummel, Morley, allen komponisten uit de 16e eeuw. Verder staan ook werken van Mozart en Bruckner op het programma. En daarnaast uit onze tijd: Poulenc, Barber, Debussy, en moderne komponisten uit ons land: Van der Horst, Strategier, Mengelberg, Van Delden, Badings, Dresden en tenslotte de bekende bewerkingen van volksliederen van Felix de Nobel zelf.

 

Er zullen ongeveer dertig uitvoeringen gegeven worden in Washington, Chicago, New York en in minder bekende universiteits- en kollegesteden, die in Amerika bekend staan als kultuurcentra in de provincie.

A. Claessens

 

★ Dat de Vlaamse musici zich ook in het buitenland doen gelden werd weer eens bewezen door de belangrijke prijs welke Herman Roelstraete te Parijs ontving. Voor zijn compositie ‘Terzet voor Snaren’ ontving de 36-jarige kunstenaar in de vierde ‘Concours international de composition musicale’, georganiseerd door het casino van Divonneles-Bains de ‘Prix des Auditeurs’. Omstreeks dezelfde tijd verwierf de Westvlaamse musicus de Prijs voor Muzikale

[pagina 68]
[p. 68]

Compositie van de provincie West-Vlaanderen voor 1961, ten bedrage van 25.000 F, met zijn inzending ‘Lichtbericht voor Mensen’. Vermelden wij nog dat Herman Roelstraete stichter is van een Westvlaams kamerorkest en later van het Westvlaams Symfonisch orkest. Naast activiteiten als koor- en orkestdirigent is hij sedert 1949 - hij was toen 24 jaar oud - directeur van de muziekacademie van Izegem, die thans meer dan 500 leerlingen telt. Als componist verwierf hij vooral naam met zijn ‘Missa Quinta’, ‘Missa Recitata’, ‘Sonate voor bazuin en klavier’, vier ‘Nocturnes’ voor piano, zijn ‘Terzet voor viool, altviool en cello’, verder nog enkele bekend geworden symfonieën en zijn liederencyclus ‘Het Aards Bedrijf’.

 

★ Het is onmogelijk om in het kort samen te vatten wat Vlaanderen op het huidig ogenblik bezit aan beroemde componisten en musici. Zeker is het dat namen als die van Arthur Meulemans, Robert Herberigs, Maurits Schoemaker, Marinus De Jong, August Baeyens, Gustaaf Nees en Flor Peeters reeds, als oudere generatie, in onze muziekwereld een roemrijke plaats hebben veroverd. Ook onder de jongere generatie bezit Vlaanderen momenteel een prijzenswaardig aantal componisten, wier faam tot in het buitenland is doorgedrongen. Onder de talrijke reeds gerijpte en nog ontluikende talenten, dienen vooral vermeld: Marcel Poot, Louis De Meester, Victor Legley, Renier Van der Velden, David Vande Woestijne, Jean Louël, Jean Decadt, die de moderne richting in het Vlaams muziekleven vertegenwoordigen. Anderzijds treft men bij de minder modern-getinte componisten de namen aan van Maurits Deroo, Prosper van Eechaute, Jef Maes, Jef Van Durme, Gaston Feremans, Karel De Schrijver, Jules Bouquet, Hendrik Daems en August Verbesselt.

J. Declercq

 

★ In samenwerking met de Gewestelijke Omroep Limburg werden Limburgse komponisten aan het werk gezet om de gedichten van dichters uit Limburg op muziek te zetten. Het werd een sukses, want niet minder dan 19 komponisten kreëerden 32 nieuwe liederen op waardevolle teksten. Dat is een initiatief dat onze lof verdient en een direkte bijdrage betekent voor een volwaardig ‘chanson’ in Vlaanderen.

 

★ De jongste Internationale Kompositiewedstrijd Koningin Elisabeth heeft opnieuw de betekenis van de Vlaamse komponisten onderstreept. In de afdeling simfonisch werk gingen de eerste twee prijzen, uitgekeerd door een internationale jury, naar Albert Delvaux en Willem Kerstens. De Nederlander Herman Mulder werd derde geklasseerd. Wellicht wordt dit een vingerwijzing voor de inrichters van deze wedstrijd om voortaan ook de nodige ruimte inzake administratie en programmatie aan het Nederlands te besteden.

W. Geerts

Film

★ In overleg met de landen van de Raad van Europa zal de Stichting Nederlandse Onderwijs Film een aantal documentaires gaan produceren over Grote Europeanen. De eerste film uit deze serie is inmiddels gereed gekomen: ‘Erasmus, de stem van de Rede’. De regie hiervan had Dr. Hulsker, hoofd van de afdeling Kunsten, van het departement van O.K. en W. Hij kreeg hierbij assistentie van de jonge cineast Nico Crama.

De film bestaat uit drie delen. In het eerste deel toont een montage van tekeningen en portretten de figuur van Erasmus in zijn tijd. In het tweede deel deklameert een vrouwenstem fragmenten uit de ‘Lof der Zotheid’, terwijl men op het doek Nederlandse karnavalsbeelden laat voorbij gaan.

In het derde deel vooral blijkt heel duidelijk dat Erasmus' woord ook nu nog altijd van kracht is. De regisseur illustreert hier nl. met journaalbeelden uit deze tijd de felle woorden, die Erasmus schreef tegen de oorlog en zijn verschrikkingen.

A. Vrienten


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J. Declercq

  • Anton Claessens

  • Jozef Deleu

  • Frits Niessen

  • A. Vrienten

  • Joost Geeraedts

  • P. Aarssen

  • J. van Alphen