Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 5 (1961-1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 5
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 5

(1961-1962)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

Tijdschriften en boeken

‘Nederlandse letteren en kunst’Ga naar voetnoot+

Dit boek is bestemd voor de hoogste klassen van middelbaar, technisch en kweekschoolonderwijs in scholen, waar het Nederlands als tweede taal wordt onderwezen. De uitgave wordt reeds 20 jaar op 80% van de Waalse katolieke instellingen gebruikt en - ons inziens - met recht.

 

Het leerboek is zeer degelijk en goed verzorgd. Er wordt een hoofdstuk gewijd aan de geschiedenis van de Nederlandse taal en één aan de Nederlandse kultuur met daaraan vastgeknoopt een beschouwing over de plaats van het Nederlands in Europa. Het grootste gedeelte van het boek wordt in beslag genomen door een literatuurgeschiedenis van de Middeleeuwen, de rederijkers, de hervorming, de renaissance, de Gouden Eeuw, de laat-zeventiende en begin achttiende eeuw, de romantiek in Nederland en Vlaanderen, de beweging van ‘De Nieuwe Gids’ en van ‘Van Nu en Straks’ en tenslotte de letterkunde na 1918 in Noord en Zuid. Er is nog een apart hoofdstuk over de Zuid-Afrikaanse taal- en letterkunde.

 

Gedegen voetnoten ontbreken niet. De auteur heeft zich - over het algemeen genomen - goed gedokumenteerd. Het is alleen jammer, dat hij zich een beetje eenzijdig Vlaams en katoliek georiënteerd heeft. Zo missen we enerzijds enkele goede Noord-Nederlande standaardwerken, die de schrijver toch had moeten doornemen of minstens vermelden. Anderzijds geeft hij een vrij streng oordeel over de moderne niet-katolieke auteurs. In zijn voorwoord zegt hij nadrukkelijk dat ‘de bloemlezing zich distancieert van de wijsgerige en politieke mening der auteurs en een strikt letterkundig standpunt inneemt’, maar waarom heeft hij dan niet wat meer woorden van lof over de literaire kwaliteiten van mensen als bv. Walschap, Gijsen, Elsschot, Daisne en Lampo? Hun werken zullen - zuiver letterkundig gezien - de Waalse jongeren meer aanspreken dan bv. het werk van Verschaeve of Verriest. Hier had tevens een mooie kans gelegen om de scholieren vertrouwd te maken met de gedachtenwereld van deze andersdenkenden; men kan zich tegenwoordig als katoliek toch niet meer in een eigen huisje opsluiten? Het schept een enigszins ongunstige sfeer als men schrijft, dat ‘sommige van Walschaps romans verderfelijke lektuur zijn’; men moet toch minstens de moed opbrengen om eerlijk naar een andersdenkende te leren luisteren. Misschien zou degene, die niet van huis uit Nederlandslezende is, door dergelijke uitspraken als bovenvermeld citaat, licht de indruk krijgen, dat de katolieke Vlamingen onberoerd zijn gelaten door de moderne geestesstromingen, en dat zij geen andere bekommernis hebben dan Vlaanderen, hun dorp en hun gezin.

 

Deze aanmerkingen betreffen trouwens maar detailkwesties en ze doen het boek slechts zijdelings wat afbreuk. Over het algemeen is de uitgave zeer bruikbaar voor het doel waarvoor zij geschreven werd. De aantrekkelijkheid van de leerstof wordt nog verhoogd door de talrijke illustraties en de zorgvuldig gekozen teksten, die langzaam opklimmen in moeilijkheid. Onder de bladzijde zijn Franse voetnoten geplaatst, die de ‘moeilijke woorden’ in de tekst verklaren. Dit laatste onderdeel is zeer goed verzorgd.

 

Wanneer de leerlingen deze uitgave grondig bestudeerd hebben, zullen zij van de Nederlandse letterkunde beslist meer afweten dan de doorsnee-Nederlander of Vlaming.

Lieselot van Son

[pagina 70]
[p. 70]

‘The Literary Review’Ga naar voetnoot+

Het is 'n gelukkig initiatief geweest van de redaktie van het viermaandelijkse tijdschrift ‘The Literary Review’, om de winteraflevering aan de hedendaagse Nederlandse letterkunde te wijden. Deze aflevering van het internationale tijdschrift voor hedendaagse letterkunde, beschouwen we als 'n belangrijke Nederlandse kultuurpolitieke daad. De ekspansiedrift van onze kultuur wordt steeds sterker. Dit is 'n overtuigend bewijs voor de innerlijke kracht ervan. Het is verheugend dat er speciaal in de angelsaksische landen 'n groeiende belangstelling en waardering voor onze beschavingsuitingen blijkt te bestaan. Naast de onderhavige uitgave is vooral ook het verschijnen van het driemaandelijkse ts. ‘Delta’, dat helemaal in het Engels verschijnt, en dat als doel heeft om in het buitenland meer bekendheid te geven aan de kunst en wetenschap in de Nederlanden, voor deze gelukkige wending verantwoordelijk.

 

J.J. Oversteegen, direkteur van de ‘Bonae litterae neerlandicae patriae et orbi’ (stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk), opent het nummer door in vogelvlucht de geschiedenis van onze letterkunde te schetsen. In 'n voetnoot op blz. 154 deelt de inleider mee, dat het om technische redenen niet mogelijk gebleken is om 'n gekombineerd Nederlands-Vlaams nummer uit te geven. Hij belooft om sterk de nadruk te leggen op de eenheid van de Vlaamse en Noordnederlandse literatuur in de inleiding van 'n Belgisch nummer, dat hopelijk spoedig zal verschijnen.

 

De aflevering valt uiteen in drie gedeelten: er is essayistisch werk opgenomen van Vestdijk en Gomperts, we treffen verhalen aan van o.a. Nescio, Bordewijk, Blaman, Van der Veen, Van het Reve, Hermans en Mulisch en tot slot poëtische bijdragen van o.a. Bloem, Marsman, Vasalis, Roland Holst, Slauerhoff, Nijhoff, Achterberg, Vroman, Lodeizen, Lucebert, Andreus en Remco Campert.

 

De vertalingen zijn voor zover we dat hebben kunnen nagaan, van 'n goede kwaliteit.

 

Het is 'n beetje merkwaardig dat geen vertaald werk is opgenomen van dichters van de klasse van Guillaume van der Graft en Pierre Kemp, terwijl bij de afdeling verhalen wel plaats is ingeruimd voor minder representatieve figuren als A. Albers en H.J. Friedericy, vertegenwoordigers van 'n tak van de Nederlandse letterkunde, die zich inspireerde op Oost-Indische stoffen.

 

Biezonder interessant is ook het geïllustreerde deel van het nummer. Het bevat bijdragen van onder meer Lucebert, Herman Kruyder, Leo Gestel, Karel Appel en Corneille.

 

Aan het begin en eind van de aflevering zijn beknopte biografika opgenomen van de schrijvers en dichters die met vertaald werk vertegenwoordigd zijn en van de beeldende kunstenaars die zorg droegen voor de illustraties.

Anton Claessens

‘40 jaar Heldhaftige Uilenspiegelkamp’Ga naar voetnoot+

De generatie van na de tweede wereldoorlog is met de figuur van Florimond Grammens niet meer vertrouwd. Hij was tussen de beide wereldoorlogen ‘de man van de daad’ en heeft de taalwetten van 1932 in Vlaanderen doen toepassen of toegepast omdat hij de onwil van de overheid niet langer kon aanzien. De legendarisch geworden manier waarop Grammens dit deed doet inderdaad aan Uilenspiegel denken. De uitgave van het Grammens-gedenkboek onder de titel ‘40 Jaar Heldhaftige Uilenspiegelkamp’ komt vooral voor onze generatie op tijd.

 

Wat ons vooral getroffen heeft bij het lezen van dit rijk-gestoffeerde boek - want het is Grammens zelf die ons zijn strijd voor het Nederlands in België

[pagina 71]
[p. 71]

verhaalt - is het grote idealisme waarmee deze man bezield is. Want men heeft hem in zijn persoon, zijn familie, zijn bezittingen en zelfs in zijn eer getroffen. Onverbiddellijk, eerlijk, maar altijd beslist en kordaat heeft hij zijn klaar-vooropgestelde opdracht vervuld: de toepassing van de taalwetten in België op elk gebied van het openbaar leven. Dat dit idealisme van hem enorme offers heeft gevergd hoeft nauwelijks gezegd te worden.

Het is onbegonnen werk de resultaten van de Grammens-aktie op te gaan sommen. Verdiend een man die met recht schrijven kan dat het feit dat ‘in de zomermaanden 1938 al de stations in Vlaanderen eentalig Nederlands werden’ (p. 105) het gevolg is van de door hem gevoerde aktie, niet de dankbaarheid van alle Nederlandssprekenden? Wanneer Grammens in 1939 als volksvertegenwoordiger het Belgische Parlement betreedt dan is het om er de eed in het Nederlands af te leggen en te eisen dat alle opschriften in het Parlement voortaan tweetalig zouden zijn. Iets wat gebeurt! ‘Of men het wil of niet, Grammens' naam zal aan deze gedaanteverandering van ons Parlement ten eeuwigen dage verbonden blijven’ schrijft een Vlaamse krant in die tijd (p. 180).

Met enige verbittering spreekt Grammens over ‘de repressie-zonder-justitie’. De krachten die in België nog steeds het Nederlands als een ‘meiden- en knechtentaaltje’ behandelen, troffen in Grammens het meest idealistische en realistische deel van het Vlaamse volk. Men heeft niet zozeer de soms ernstige fouten van tijdens de oorlog willen straffen als wel het zich bewust wordende Vlaanderen, dat het wettelijk deel opeiste in de staat, in het vaderland België. De oorlog was voor de kringen, die ons al sedert eeuwen kwaad gezind waren, een gunstige gelegenh id om het Nederlandssprekende deel van België zwaar te treffen. Overduidelijk blijkt dit wel uit het feit, dat voor hetzelfde delikt, tijdens de oorlog begaan, de Vlaming veel zwaarder gestraft werd als de Waal. Hiermee willen wij de fouten beslist niet goed praten. Grammens kan echter terecht schrijven: ‘Ook ik dus die nooit iets anders verricht had dan taalwetten toegepast, die nooit tot de schreeuwers behoord had van “België kapot!”’ (p. 200).

Het is dan ook een teleurstellende vaststelling op het einde van dit boek: ‘Bij mij staat het vast dat leidersbelangen van intellektuelen veel schuld dragen aan het feit, dat we na 130 jaar Belgisch bewind nog moeten strijden voor normale Vlaamse volksrechten’ (p. 303). En daarop antwoordde Prof. Geyl in zijn bespreking van dit boek in ‘Vrij Nederland’ van 9 september 1961: ‘Ook als men er niet voor voelt de intellektuelen zo zonder omslag aan de deur van de politiek to zetten, moet men toch erkennen dat Grammens inderdaad, in weerwil van schokken en terugslagen, iets tot het ontvoogdingsproces heeft bijgedragen’.

Omdat Grammens een unieke plaats inneemt in de taalstrijd van de Vlamingen in België is dit boek ook van historische betekenis. Het is echter jammer dat het slordige taalgebruik voor een deel de aantrekkelijkheid ervan zal verminderen.

Jozef Deleu

Notre Flandre - Zuid-Vlaams heemGa naar voetnoot+

Het nummer 4 van de IXe jaargang, 1961, telt 40 bladzijden.

Belangrijkste artikelen:

-‘Drie Kristus-Dichters’ door Vital Celen.
-‘Les Pays-Bas français région historique et touristique’ par G. de Le Salle.
-‘Quatre Peintres’ par S. Devos.
-‘Rencontre en Flandre’ par D. Bogaert.
-‘Double mise au point’ par Jan Klaas.
-‘Quand le bourreau s'amuse’ par J. Bernière.
-‘Le football flamand en France’ par A. Bourgeois.

Verder de rubrieken ‘Gingen heen’, ‘Uit boek en blad’, ‘Van hier en elders’, ‘Courier des lecteurs’ en ‘De tout un peu’.

[pagina 72]
[p. 72]

‘“Die Stimme des Schwarzen Loewen” - Geschichte des Flaemischen romans’Ga naar voetnoot+

Ruim tien Jaar dient Georg Hermanowski door zijn vertalingen de belangen van de Vlaamse romanliteratuur in Duitsland. Zijn ‘Flämischen Lektorat’ groeide uit tot een centrum van Zuid-Nederlandse kultuurverspreiding in Duitsland. In deze vrij korte periode heeft G. Hermanowski reeds honderd Vlaamse romans in het Duits vertaald. De waarde van zijn vertalingen moet ook van een hoog gehalte zijn want hij vindt voor alle boeken een uitgever. Het is aan Hermanowski te danken dat de Vlaamse roman in Duitsland zo bekend is en een ruime lezerskring bereikt.

 

Met de voor kort bij het Josef Keller Verlag verschenen ‘Geschichte des flämischen Romans’ bewijst Hermanowski dat hij ook een goed kenner is van de door hem vertaalde en gepropageerde Vlaamse roman. Het vervult ons altijd met trots wanneer een buitenlander onze kulturele en artistieke prestaties belangwekkend genoeg vindt om er een boek over te schrijven in zijn moedertaal. Op de diep-gele band staat een zwarte leeuw met in de linkerklauw een goedendag. Naar onze vriend Josef Kempen verzekerde wappert bij elke feestelijke gelegenheid de Vlaamse leeuwenvlag op het ‘Flämischen Lektorat’ te Bad-Godesberg in de Bundesrepubliek. Deze biezonderheld is tekenend voor de genegenheid en de bewondering waarmee Hermanowski de Vlaamse roman in dit werk heeft benaderd.

 

In een inleidend hoofdstukje ‘Flandern und das Erbe’ omschrijft de auteur de door hem behandelde stof. Hij maakt een wezenlijk onderscheid tussen de Vlaamse en de Noordnederlandse (Hollandse) literatuur. Hij gaat zelfs zo ver te schrijven: ‘Diese niederländische Sprachgemeinschaft ist keine Kulturgemeinschaft, sie besitzt auch keine einheltliche Literature’ (p. 10).

 

Dat er bepaalde verschilpunten bestaan tussen de literatuur van Noord en Zuid zal iedereen graag toegeven. Onjuist lijkt ons echter zijn konklusie dat ze alleen maar dezelfde taal met elkaar gemeen hebben. Het volgens Hermanowski vaststaande feit dat de Vlaamse literatuur apart staat van de Noordnederlandse heeft hij afgeleid uit de volgens hem essentiële karakterverschillen tussen Noord en Zuid. Het Vlaamse karakter beschouwt hij o.i. eenzijdig door het te herleiden tot de tegenstelling mystiek-zinnelijke levensvreugde. Uit het feit dat Felix Timmermans de meest gelezen Vlaamse romancier in Duitsland is mag men daarom nog niet afleiden dat hij ‘de’ Vlaamse auteur is bij uitstek. Daarmee doen we de grote schrijver die Timmermans voor ons is in het geheel geen onrecht. Het staat voor ons vast dat auteurs als Elsschot, Teirlinck, Gijsen, Brulez, Daisne, Kemp, Lebeau, Roelants e.a. zeer essentiële raakpunten hebben met de Noordnederlandse romanciers in het algemeen. Er zou een verrassende vergelijking gemaakt kunnen worden! Het is duidelijk dat auteurs die een meer typisch Vlaamse atmosfeer in hun werk hebben geschapen als Streuvels, Timmermans, Walschap, Buysse, Demedts e.a. een meer eigen karakter geven aan de Zuidnederlandse roman. Maar mag men alleen daaruit besluiten dat er ‘keine Kulturgemeinschaft’ bestaat en dus ook ‘keine eintliche Literatur’? Hebben alle werken over ‘Nederlandse literatuur’ die Noord en Zuid als een eenheid behandelen dan geen zin meer? Prof. Garmt Stuiveling heeft in zijn inleiding op de Vlaamse pocketuitgave ‘Uren Zuid’ betoogd: ‘Er is geen Vlaamse literatuur: er is een Nederlandse literatuur vol nuances van stijl en stemming, van generatie en overtuiging, van traditie en beïnvloeding’. We geloven dat dàt de beste formule is. Er is dus wél een Nederlandse literatuur én een Nederlandse kultuurgemeenschap!

 

Deze beschouwing doet natuurlijk niets af aan de waarde van Hermanowski's ‘Geschichte’. Hij beheerst zijn uitgebreide materie - ondanks het feit dat de Vlaamse roman slechts 125 jaar bestaat! - en geeft van de meeste auteurs een vrij degelijke en verantwoorde karakteristiek. De voornaamste romans worden ook vrij uitvoerig besproken.

 

Het heeft ons aangenaam verrast te mogen vaststellen dat Hermanowski op de hoogte blijkt te zijn van de situatie in Frans-Vlaanderen. Ook op de taalkaart die op de laatste bladzijde van zijn boek afgedrukt staat wordt Frans-Vlaanderen als een integraal deel van Zuidnederland aangeduid.

 

Hij besluit zijn geschiedenis met een hoofdstukje over ‘Der flämische Roman in Deutschland’ waaruit blijkt dat het aantal vertalingen van Vlaamse romans in

[pagina 73]
[p. 73]

het Duits gedurende de laatste decennia het aantal uit de vorige en het begin van deze eeuw ver overtreft. Dat is vanzelfsprekend het gevolg van Hermanowski's werk.

 

Met de lijst van de auteurs en hun belangrijkste werken en de vertalingen in het Duits, een zestig foto's van de auteurs, een bibliografie en een taalkaart van België, wordt deze geschiedenis van de Vlaamse roman afgesloten.

 

Niemand kan het ons kwalijk nemen dat wij een schone toekomst zien voor onze literatuur. Vooral niet als een buitenlander als G. Hermanowski met overtuiging schrijft: ‘Für die Weiterentwicklung will ich keine kühnen Prognosen stellen. Doch schaue ich mit Optimismus in die Zukunft; die jüngere Generation scheint mir alle Gewähr dafür zu geben, dass der flämische Roman auch in der zweiten Hälfte unseres Jahrhunderts die Erwartungen erfüllen wird, die das eigene Volk und in immer zunehmenden Mass die Welt in ihn stellt’ (p. 173).

 

Wij bezitten in Hermanowski meer dan een gewone vriend van onze kultuur. Wij moeten hem dan ook, méér als een gewone vriend, dankzeggen voor de bezieling waarmee hij onze kulturele belangen in Duitsland dient.

Jozef Deleu

‘Le courrier litteraire des Pays-Bas et de la Flandre’Ga naar voetnoot+

Het is hier ook de plaats om de aandacht te vestigen op dit ‘bulletin de la Fondation pour la Diffusion de la Littérature Néerlandaise à l'Etranger’ dat in Amsterdam verschijnt. De redaktie is samengesteld uit de letterkundigen G. Borgers, K. Jonckheere, M. Roelants, A. van der Veen en J.J. Oversteegen. Geheel het bulletin is in het Frans opgesteld. Het biedt, naast goede artikelen over een of ander romanschrijver en een van zijn werken in het biezonder, in het Frans vertaalde fragmenten die voorafgegaan worden door enkele bibliografische gegevens over de auteur. Dit bulletin heeft tot doel de uitgave van Franse vertalingen uit onze romanliteratuur te bevorderen. De werken waaruit een fragment in Franse vertaling wordt afgedrukt zijn gewoonlijk reeds helemaal in het Frans vertaald maar wachten soms nog op een uitgever.

 

Het decembernummer '61 bevat vijf inleidende artikelen over werk van Elsschot. Nescio, Claus, Goudsmit en Michiels; en in het Frans vertaalde fragmenten uit ‘Lijmen’ (Enjôler) van Elsschot, ‘De uitvreter’ (Le Parasite) van Nescio en ‘De Hondsdagen’ (Jours de canicule) van Hugo Claus.

 

Het komt ons voor dat dit bulletin - sober en keurig uitgegeven en geïllustreerd met foto's van de besproken auteurs - ook goede dienst zou kunnen bewijzen aan de Franstalige universiteiten waar het Nederlands gedoceerd wordt. Het is ten andere ook een unieke gelegenheid voor de Franstalige Fransvlamingen om met behulp van dit bulletin kennis te maken met onze moderne romanliteratuur.

Jozef Deleu

Het Nederlands in DuitslandGa naar voetnoot+

In de ‘Mitteilungen des Instituts für Auslandsbeziehungen’ in Stuttgart (nr. 1; jrg. 1961), houdt Dr. Thierfelder 'n pleidooi voor de minder bekende, de kleinere vreemde talen dus aan de Duitse universiteiten. Hij zegt dat er zeventien nieuwe talen, ontstaan in de laatste 150 jaar, aan de poorten van de Duitse hogescholen aangeklopt hebben. Maar de Duitse portiers hielden in de meeste gevallen de poorten hoogmoedig gesloten. Zelfs de ‘vakgeleerden’ wisten soms niet eens de namen van die talen. Dr. Thierfelder vermeldt o.a. het Jiddisch, Afrikaans,

[pagina 74]
[p. 74]

Fries en Nederduits. Deze talen vertegenwoordigen in de Duitse taalwetenschap, in het biezonder in de germanistiek, 'n onderontwikkeld gebied. Prof. Heeroma ontwikkelde in het orgaan van A.N.V.: ‘Neerlandia’ (dec. 1950) dezelfde opvatting t.a.v. het Nederlands in de Duitse onderwijswereld.

 

Wat bieden dan de Duitse germanisten? Sinds jaren staan met enkele variaties dezelfde onderwerpen op het program. Laten we weer de universiteiten nemen, die het dichtst bij het Nederlandse taalgebied liggen: Keulen en Bonn. De germanistiek aan die universiteiten is in feite overwegend 'n Teutonistiek, 'n Duitse taalwetenschap, die vooral literair en historisch gericht is. Het adjektief bij X, de ‘Frauengestalten’ bij Y en de metriek bij Z zijn altijd weer de oude en eeuwigjonge tema's. Voor de problematiek van het verfransingsproces in en rondom Brussel is geen plaats. Zelfs bekommert men zich niet over de plaats van de Duitse taal in het buitenland. Het klinkt merkwaardig, maar de Nederlandse taalgemeenschap deed en doet veel voor de uitbreiding van het Duits in de wereld. Ofschoon men in Duitsland onkundig is van dat feit, is het voor de Duitse kultuur 'n erg gemakkelijke en tegelijkertijd merkwaardige weg om zich te verbreiden. De Indonesische ambassade in Bonn is een van de weinige ambassades waar men geen tolken in het verkeer met de Duitsers nodig heeft. Onlangs nog vermeldde de Duitse pers het goede Duits van dr. Emanuels, de hoge bezoeker uit Nederlands West-Indië, het enigste gebied in Zuid-Amerika met Duits als verplicht leervak op school voor niet-Duitsers. Ook het Afrikaanse Zuid-Afrika heeft Duits als schoolvak. Gezien ook de toestand van 't Afrikaans aan de Duitse universiteiten - 't vooroorlogse lektoraat in het Afrikaans in Duitsland bestaat niet meer - zou Zuid-Afrika het Duits als leervak kunnen schrappen. Uitgezonderd dan Zuidwest-Afrika met z'n 30% Duitstalige blanke bevolking. Leerstoelen in het Afrikaans hebben in Duitsland nooit bestaan. De doorsnee-Duitser verstaat onder Afrikaans meestal 'n inboorlingentaal.

 

Er zijn Duitsers die Nederlands leren of dat graag zouden willen doen. Maar... dat is niet altijd zonder bedenkingen. Zo heeft onlangs de Koninklijke Marechaussee het Nederlands spreken van Duitse reizigers zo verdacht geacht, dat die eerst 'n tijdlang aan de grens werden vastgehouden. De Duitse pers zorgt er dan ook voor dat ook de nadelen van het leren van het Nederlands bekend worden gemaakt. Laten we erbij vermelden dat die enkele Duitsers die het Nederlands beheersen grote uitzonderingen (lees: idealisten) zijn. De overgrote meerderheid beschouwt Nederland en Vlaanderen als door het Duits veroverd gebied. Inderdaad: we moeten konstateren dat Nederland door het Duits veroverd werd. Dat is gebeurd met Duitse ‘Gründlichkeit’, vooral door Nederlanders. Nederland heeft geld en tijd gespendeerd om het Duits tot z'n secundaire taal te maken. De oosterbuur hoeft dan niet meer uit eigen (belasting) zak zich die offers te getroosten. Ook Brussel en Pretoria hebben Bonn op die manier veel moeite bespaard. Die eenzijdigheid blijft bestaan zolang de Europese Kulturele Akkoorden t.a.v. het Nederlands niet verwezenlijkt worden. Dit is op de eerste plaats 'n belang voor de hele Nederlandse kultuurgemeenschap. De leraren Duits hebben in Nederland hun best gedaan voor de verbreiding van het Duits als secundaire taal. Maar waar blijft de tegenprestatie? Waar blijft ook, naast de prachtig vloeiende stroom van toeristen, tomaten en eieren van Nederland naar Duitsland de kultuur? Waar blijven de instituten voor de taal? Wie de anderen respekteert, moet ook zichzelf respekteren om gerespekteerd te worden!

Josef Kempen

Dutch romantic poetry, the English influenceGa naar voetnoot+

In 1939 publiceerde Russell ‘Dutch Poetry and English; a study of the Romantic Revival’. Nu, ruim twintig jaar later verschijnt als een uitvoerige bewerking daarvan zijn ‘Dutch Romantic Poetry’. Bepaalde gezichtspunten die de schrijver in 1939 naar voren bracht moesten dringend herzien worden. Sommige van zijn waarde-oordelen, vooral dat inzake Vendel, ontmoetten hier nogal kritiek.

 

In z'n laatste boek stelt Russell zich een andere opdracht als in z'n eerste. Probeerde hij in 1939, als buitenlander, om een overzichtelijk beeld te schetsen van

[pagina 75]
[p. 75]

de Nederlandse Romantiek tussen 1700 en 1900, nù beperkt hij zich tot het opsporen en aantonen van Engelse invloed op de Nederlandse dichtkunst in die jaren. Hij beweegt zich hier uitsluitend op een terrein waar hij dermate deskundig is dat hij het met zelfvertrouwen kan bewandelen.

 

De grote verdienste van Russell's boek is dat het een overzichtelijk beeld geeft van de ontwikkeling van de Engelse invloed op het Nederlands letterkundige bedrijf tijdens de woelige romantische jaren. Met de namen Bilderdijk en Perk kunnen wij allemaal Byron en Shelley verbinden. Maar tot nu toe ontbrak ons een samenvattende studie over de vroegste kontakten, over de inwerking van bepaalde romantische elementen en over de dóórwerking daarvan. De openbaringsdrift van Byron, de verbeeldingsmogelijkheden die Scott opende en het verlangen naar de ‘Spirit of Beauty’ van Keats en Shelley, toont Russell aan in de ontwikkeling ervan bij figuren als Bilderdijk, de vroege Beets, Perk, Kloos en Verwey. Beginnend bij de voorlopers van de Romantiek - Poot, Van Winter, Van Alphen - tekent Russell een verrassend volledig beeld van de bevrijding van de Noordnederlandse poëzie uit het achttiende-eeuwse slop.

 

De schrijver stelt zich kennelijk op het standpunt van Johnson, dat ieder land het beste over de eigen literatuur kan oordelen. Dat hij niettemin weinig waardering kan opbrengen voor dichters als Kinker en Tollens als hij in hun werk elementen van Blake en Shelley aantreft, is volkomen begrijpelijk. Opmerkelijk is het resultaat van zijn onderzoekingen in verband met Wordsworth. In tegenstelling met wat hij verwacht had treft Russell slechts sporadisch elementen van diens natuurrealisme aan bij onze letterkundigen. Russell beperkt zich tot Noord-Nederland; het zou in dit verband interessant zijn de poëzie van Gezelle eens aan een vergelijkend onderzoek te onderwerpen.

 

‘Dutch Romantic Poetry, the English influence’ is een belangrijk boek. Letterkundige geschiedschrijvers zullen er aandacht aan moeten besteden. Maar voor iedereen die belangstelling heeft voor de Nederlandse literatuur is Russell's boek een interessant document en een waardevol bezit.

Jan van Alphen

voetnoot+
C. van Genechten en A. De Muynck - Nederlandse letteren en kunst, zesde uitgave 1960, volledig herzien door A. De Muynck. Brussel, Marcel Didier, Komediantenstr. 14.
voetnoot+
‘The Literary Review’, winter 1961-1962. Uitgave: Fairleigh Dickinson University, Teaneck, New Yersey, U.S.A.; 159 blz. Gebonden $ 1,25.

voetnoot+
‘40 Jaar Heldhaftige Uilenspiegelkamp’ door het Grammensfonds - uitgeverij. Grammensfonds, Torengebouw, 13/IX, Antwerpen - Gewoon exemplaar: 150 F; ge tekend luxe-exemplaar: 230 F. Het boek bevat 304 bladzijden en 46 buiten-tekstplaten.

voetnoot+
Een abonnement op ‘Notre Flandre - Zuid-Vlaams Heem’ betekent een steun aan de Fransvlamingen! Voor Vlaanderen en Nederland: 80 F of f 6 te storten op postrekening 5201.80 van F. Desloovere te Waregem.
voetnoot+
‘Die Stimme des scharzen Löwen’ - Geschichte des flämischen Romans - bij Josef Keller Verlag te Starnberg. Voor het Nederlandse taalgebied bij Uitgeverij Lannoo, Tielt-Den Haag. 204 bladzijden - geïllustreerd - 195 BF.

voetnoot+
‘Le Courrier Littéraire des Pays-Bas et de la Flandre’, Keizersgracht 312, Amsterdam-C. Abonnementsprijs: Frankrijk: 5 NFF - België: 55 BF - Nederland: f 3.75.

voetnoot+
‘Mitteilungen des Instituts für Auslandsbeziehungen’, jaarg. 1961 nr 1, Stuttgart.

voetnoot+
James Anderson Russell: ‘Dutch Romantic Poetry, the English influence’ - Broodacre Books LTD., Bradford 7, 1961.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Lieselot Van Son

  • Anton Claessens

  • Jozef Deleu

  • Josef Kempen

  • J. van Alphen