Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons Erfdeel. Jaargang 15 (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 15
Afbeelding van Ons Erfdeel. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Ons Erfdeel. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons Erfdeel. Jaargang 15

(1972)– [tijdschrift] Ons Erfdeel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

kulturele integratie en benelux

Naar een nieuwe Belgisch-Nederlandse omroepsamenwerking?
Een reflektie.

‘In Nederland maakt men tv., hier speelt men televisie.’

Wies Andersen.

Er wordt tegenwoordig door grote groepen her en der - zelfs aan de tapkast - in woord en geschrift vaak levendig gediskussieerd over nieuwe mogelijkheden voor een vitale samenwerking binnen de Nederlandse kultuurgemeenschap. Wie daar mee bezig is, ziet meteen de eminente betekenis van de omroep om vorm te geven aan die behoeftenvervulling. Bij de viering, met veel Brussels ritueel, van het vijfentwintigjarig bestaan van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord, werd glimlachend en tevreden simpatiek gedaan over de inbreng en de verdiensten van de BRT, de NOS en de Nederlandse omroepen om begrip en verstandhouding tussen Noord en Zuid te bevorderen. Je moet inderdaad van goede huize zijn om te zeggen dat de radio en de televisie dat niet zouden kunnen. Maar aan te idealistische beeldvorming van loftrompetters en fraseologen die zich met de leek in het Jeruzalem der massakommunikatie gemakkelijk koesteren in de illusie van de almacht van de omroep maakt bijvoorbeeld de dagelijkse ervaring wreed een einde. Misschien kunnen politici en de in hun zog opererende ambtenaren retoriek niet altijd vermijden, maar er zijn grenzen. Er is daarom veel te zeggen voor een diepgaand onderzoek naar de Belgisch-Nederlandse omroepsamenwerking in verleden en toekomst. Niet om zondebokken de woestijn in te sturen, maar wel omdat een grondige studie zuiverend kan werken in een geval als dit waar de atmosfeer is vertroebeld door legendes, onbegrip en goochelaarstoeren. Bovendien, voor we ergens opnieuw aan beginnen, moeten we precies weten over welke middelen we beschikken en wat we er in detail mee kunnen doen. Onderstaande beschouwingen, het resultaat van schrijftafelwerk, zijn slechts mijn eigen gedachten waar uiteraard een zekere stellingname in zit die ter diskussie kan komen.

 

Het is gemakkelijk een cijfermatig indrukwekkende opsomming te maken van de toenemende programma-uitwisseling, de vele ko-produktie en de nog talrijkere dienstreizen heen en terug, en uitvoerig te refereren aan de jaarlijkse resoluties van de sektie Radio en Televisie van de Conferentie der Nederlandse Letteren. Maar men beeldt zich wat in als men meent daarmee de wederzijdse samenwerking en integratie te kunnen bewijzen. De z.g. kulturele verbroedering is op het ogenblik te uitsluitend literair op gang, maar raakt niet de kern.

 

De gezamenlijke besturen van de Belgische Radio en Televisie en de Nederlandse Omroep Stichting hebben zich al die tijd vrijwel nooit werkelijk zorgen gemaakt over en evenmin een variëteit aan maatregelen en eksperimenten geformuleerd voor een ambachtelijk meer-dimensionaal direkt gebruik van de omroep binnen de twee gemeenschappen. De jaarlijkse vergaderingen van de BRT en de NOS blijven steken in de uitwisseling van informatie over de omroepwetgeving, de resultaten van het kijk- en luisteronderzoek, de proen kontra's van reklame in de televisie, het recht op rektifikatie, het centraal antennesisteem, de financiering van de omroep enz. Omroepstrukturele kwesties dus, die, naar mijn gevoel, gemakkelijk andere interessante vragen over datgene waar de radio en de televisie voor moeten staan, verbergen.

 

En de genoemde Conferentie beperkt zich overeenkomstig haar naam angstvallig tot het terrein van de schone letteren en beijvert er zich, voor wat de omroep betreft, vooral voor, het gezamenlijk kultuurbezit uit het verleden levend te maken of te houden. De sektie radio en televisie schrijft wedstrijden uit voor hoorspelen, chansonteksten e.a.; draagt aan beide zijden aan wat men aan literaire en dramatische produkties op de plank heeft liggen en voor uitwisseling beschikbaar kan stellen, en wat men voornemens is in het komende jaar te gaan produceren; er wordt nagegaan wat er zich in de onmiddellijke toekomst aan gedenkdagen voordoet die een koproduktieve aktiviteit zouden wettigen. Tiperend voor de resoluties - als een ouderwetse zondagspreek - van de 21e bijeenkomst van 30 september tot 2 oktober 1971 te Enschede zijn bijvoorbeeld: het stimuleren van auteurs tot het schrijven van luisterspelen zal worden voortgezet; er zal een reeks radio-uitzendingen komen over de poëzie en de poëtiek van Guido Gezelle en over het proza van Multatuli en diens opvattingen over het proza; de radio in beide landen zal uitzendingen wijden aan August Vermeylen (geboren 12 mei 1872) en aan het tijdschrift Forum (opgericht in 1932); de radio zal in beide landen een reeks programma's uitzenden waarin winnaars van literaire prijzen op hun werk terugzien, enz. De teletelevisie, het recht op rektifika-

[pagina 143]
[p. 143]

name nastreven van wederzijdse Nederlandstalige programma's, met name op het gebied van het televisie-drama en zal blijven bevorderen dat oorspronkelijke Nederlandstalige televisiespelen tot stand komen; de Belgische en Nederlandse televisie zetten in samenwerking met het Holland Festival de voorbereiding van een muzikale versie van Mariken van Nieumeghen voort; een dramatisering van Een mens van goeden wil (Walschap) wordt als ko-produktie waarschijnlijk in 1972 gerealiseerd evenals Avonduren van Beethoven (John Murat); de mogelijkheid Reinaert de Vos als ko-produktie in een verfilmde versie op het scherm te brengen wordt onderzocht, enz. Gemeenschappelijk zullen radio en televisie opnieuw ruime aandacht schenken aan de letterkundige en dramatische bedrijvigheid in beide landen.

 

De smaakmakers zijn niet erg origineel. Van sociaal-politiek engagement, revolutionair kunstenaarschap, kunstenaarsprotest en verschuivende normen en waarden geen spoor. Opmerkelijk is, dat er ook vrijwel nooit opinierende programma's worden overgenomen.

 

De VPRO, die met zijn kwebbel overal tussenzit waar wat te bekvechten valt, laat er in de rapportage van de kommissie ‘Toekomst Omroep’ dan ook geen twijfel over bestaan dat het bestaande sisteem de aansluiting met de reeds veranderde en in snel tempo nog radikaler veranderende samenleving en verwachtingen steeds meer mist. De wederzijdse omroepsamenwerking en programma-uitwisseling blijft - een paar goede ideeën, een paar aantrekkelijke akties, welwillend beschenen door de hoogtezonnen der publiciteit uitgezonderd - met de relayering van een stukje gladde en naadloze kunsthistorie beperkt tot de stichtelijke en missionaire verdediging van de gemeenschappelijke kultuur én met gooi- en smijtfestijnen in de serie Zeskamp tot de koinoia van een boerenbruiloftachtige feestviering. Het is een strohalm waar velen een eindje verder mee komen. Maar heel ver achter de kim zijn de gloedvolle ideeën verdwenen van wijlen minister Cals die in 1963 op het 36e Nederlandse Congres een overtuigd pleidooi hield voor een zeer intensieve samenwerking tussen de Nederlandse en de Vlaamse omroep op een tweede televisie- en een derde radionet; een dagelijkse uitwisseling - geheel of gedeeltelijk - van journaals; de instelling van een Hoge Raad voor de Nederlandse Cultuur; het inrichten van een gemeenschappelijke zender op de grens tussen beide landen met een onafhankelijke gemengde staf en een op integratie en kulturele en maatschappelijke eenwording gericht programma.

 

Debet aan de kreupelheid van het intussen door Noord en Zuid plichtmatig toegepast obligaat sisteem - voor de BRT nog altijd een welkom middel om op een gemakzuchtige manier de eigen zendtijd te stofferen - en de namaak-kommunikatie zijn vele faktoren. Er is de Nederlands-Vlaamse antipatie en er zijn een trits verlammende institutionele gegevenheden.

 

De uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord, bijvoorbeeld, is een regeringstaak omhangen met de fluwelen omzichtigheid der internationale diplomatie en verpakt in vele ‘als-U-het-mij-toestaat-beleefdheden’. Bovendien is er vanaf 1946 de komplikatie dat de Belgische partner ook het Waalse landsgedeelte vertegenwoordigt, waar men zich minder aangetrokken voelt tot samenwerking en integratie met de ‘culture hostile’. Ingevolge de jongste grondwetsherziening openen zich echter nieuwe perspektieven en wordt het mogelijk dat de Vlaamse kultuurgemeenschap rechtstreeks overeenkomsten sluit met de Nederlanders. Dank zij de kultuurraad is de Vlaamse gemeenschap ook rechtspersoon geworden en kan zij als eigen zelfstandigheid aan het internationaal kultureel leven deelnemen. Hierdoor is een fundamentele doelstelling van de Vlaamse Beweging verwezenlijkt.

 

Er is nog een faktor: de tegenstelling tussen het omroepbestel in beide landen.

 

Gewoon omdat de ruimte voor praktisch handelen aanwezig was, kon in Nederland de zuilomroep zich met sukses ontwikkelen tot een bijterige stijlomroep zonder pardon, getuigend ondermijnend, progressief (VARA, KRO, VPRO, NCRV) en met de TROS als de aaipoes van koning klant - ik zet beide tipen wat zwart-wit tegen elkaar - waardoor men de samenwerking met de BRT kan vergeten of ondergeschikt maken aan de onderlinge kompetitie. Die BRT wil intussen wel een eigen kommunikatiestijl hanteren maar de aanzet daartoe stuit af op een beleid waarin het politiek denken het omroepdenken overheerst en de administratie de radio en de televisie een ‘hostessfunktie’ toeschuift. Een fraaie illustratie van het resultaat van die situatie valt enigszins ludiek te konstrueren uit Gerd de Ley's citatenboekje over Vlamingen en Belgen: De Nederlandse t.v. kun je rustig bevitten, maar bij de Vlaamse t.v. merk je niet eens fouten, je hebt hier gewoon niks

[pagina 144]
[p. 144]

(Wies Andersen); De B.R.T. is als instituut tiperend voor de Belg en de Belgische staat: schijndemokratie, chaotisch en geen toekomst (Hans Keller); Bij de B.R.T. moeten ze roeien met de spaanders die ze hebben (Wim Triesthof); Staking bij de B.R.T. is niet zonder gevaren. Voor de stakenden. Het wordt namelijk opeens duidelijk hoe goed de beste luisteraars en de beste kijkers hen kunnen missen (Marc Callewaert). Dit zijn vier eksemplaren uit een groeiende hoop.

 

In deze situatie werden de televisie en de radio niet direkt de omnipotente wapens waarvoor men ze wel gehouden heeft. Maar de Nederlandse omroepen hebben niettemin op een geheel andere manier een grote invloed op het proces van de kulturele, sociale en levensbeschouwelijke verandering in Vlaanderen.

 

In Vlaanderen is inderdaad de situatie ontstaan dat heren en buitenlui om velerlei redenen Nederland I en Nederland II afschuimen als een bijzonder soort zelfbedieningswinkel zonder kassa aan de uitgang.

 

Uit het kijk- en luisteronderzoek van de B.R.T. blijkt dat in 1970 van elke 100 personen die televisie keken, er 25 op een andere dan de BRT-zender hebben afgestemd. De onderzoekers noteerden een toename van 3,9% t.o.v. 1969. Deze kwam praktisch volledig ten goede aan de twee Nederlandse zenders (Nederland I +2,5% en Nederland II + 1,4%). Volgens hun rapportage zal de BRT waarschijnlijk een steeds groter aandeel van het kijkvolume aan de andere zenders moeten afstaan. Zij geven als redenen daarvoor op: de start in verschillende grote steden met de televisiedistributie, terwijl bovendien het ogenblik aanbreekt dat heel wat kijkers hun oud toestel vervangen door een nieuw met meer en betere ontvangstmogelijkheden. Die voor de BRT sombere verwachting dat de kliëntele geleidelijk overschakelt naar Nederland I en Nederland II staat ook zwart op wit te lezen in de Vlaamse krantenkolommen. In hun beoordeling en voorbeschouwingen sporen kritici en informanten de lezer daar ook bewust toe aan. En schrijvers van ingezonden stukken winden zich op als de BRT voor het uitzenden van kleurentelevisie kanalen gaat gebruiken waarop zij tot dusver Nederland konden ontvangen

 

Naar het waarom van de belangstelling voor de Nederlandse omroep hoeft men niet ver te zoeken omdat men gewoon liever een dikke boterham heeft met tevredenheid dan een halve of geen!

 

Naar aanleiding van deze situatie, her en der verspreide gegevens en eerlijk opgemerkte oordelen besloot de ledenraad van de VPRO op 12 juli 1971 tot het instellen van een omroepdistrikt België en o.a. tot het bevorderen van de uitbouw van een gedifferentieerd Hilversums-programma-aanbod over België waarbij ook de Nederlander baat vindt. Sindsdien heeft die omroep verschillende kontakten gelegd met leden en simpatisanten op bijeenkomsten te Leuven en te Antwerpen. En wars van elk meerderwaardigheidsgevoel brachten op 28 januari 1972 Ed van Westerlo, Ad Langebent en Aad van den Heuvel én een aktief Vlaams zaalpubliek voor goed de vonk in een nieuwe Belgisch-Nederlandse omroepverhouding. De stijlvolle aktualiteitenrubriek Brandpunt van de KRO-televisie was die avond volledig gewijd aan Belgische onderwerpen en werd rechtstreeks vanuit Antwerpen uitgezonden. De reakties waren in Vlaanderen en in Nederland overwegend positief. In de toekomst zal de KRO regelmatig aandacht blijven besteden aan Belgische onderwerpen om daarmee gestalte te geven aan zijn medeverantwoordelijkheid voor de Vlaamse kijkers die met velen afstemmen op Brandpunt en steeds meer op Nederlands pers- en omroepkompas varen. Er bestaat in Vlaanderen een groep (met duidelijke frustratiegevoelens?) te dringen om daaraan mee te doen. Laten zij de kans krijgen. Want met dit soort omroepinitiatieven is Vlaanderen en Nederland, naar mijn mening, veel meer gediend dan met vele andere door institutionele gegevenheden verlammende aktiviteiten. Nu de koers vijf graden verzetten, betekent straks op een totaal andere plaats belanden.

 

Herman van Peit, assistent Ce.Co.We., Katolieke Universiteit Leuven


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken