Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Stam. Jaargang 1910 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Stam. Jaargang 1910
Afbeelding van Onze Stam. Jaargang 1910Toon afbeelding van titelpagina van Onze Stam. Jaargang 1910

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (319.14 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Stam. Jaargang 1910

(1910)– [tijdschrift] Onze Stam–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 266]
[p. 266]

[Nummer 10]

In den ‘Tower’
(Eene reisherinnering).

Vroeger dan naar gewoonte, daalt de logge nevel over 't reus achtig Londen. Een grijze sluier uit mistige dampen geweven hangt tusschen hemel en aarde. Ik zit mijn kamertje naar buiten te staren en

Ik zie... niets.

Geef me een mes, dat ik het grauwe gordijn opensnijde! Dat Nirwannah maakt me bang! Reik me een lemmer, dat ik me door die onpeilbare massa eenen doortocht kappe, misschien ontwaart mijn borende blik alsdan een heerlijk visioen, het doel van mijn heimwee, daarachter!... Hoe kloppen mij de aderen geweldig... 'k Ben moe te turen in 't smerige Niet; mijn hoofd zinkt achterover, en ik sluimer in...

Duurt het lang alvorens 't volgende in mijn wakker gebleven verbeelding komt spoken?

Zie, daar rijst een toren... O ja, 'k ben er reeds binnengetreên met de vlugheid des drooms.. 'k Hoor ongelukkigen zuchten; 'k stijg hooger, en altijd begeleiden mij de smeekingen en verwenschingen der staatsgevangenen. Want 'k ben in den ‘Tower.’ Velen zie ik er in hun celleken boetend voor hunne overtuiging, de heilige. Mijne aandacht trekt die eene daar, die man, kloek van bouw, te vroeg vergrijsd, die vlak over den ingang in den steenigen wand dieper en dieper vier letters grift. Hoe glansen die teeder bij 't zien, dat de naam, de geliefde, er bijna staat in zijn geheel, voor de eeuwigheid onuitwischbaar, ten ware de muren door 's volks furie of door donder en bliksem verkoold werden; wat straalt er een vreugde uit zijn kijkers bij 't zien, dat hij er blijven zal ter beschaming van zijne beulen!...

Stijgt daar niet van tijd tot tijd een zucht uit zijne borst? 't Is eene gesmoorde trilling van genot, een teruggedrongen gevoel van triomf, want zalig murmelen zijne lippen den naam, den geliefde, door hem in de wallen gesneden...

Hij verbleekt, de gevangene...

Trof zijn oor niet een akelig sleutelgerammel?...

[pagina 267]
[p. 267]

Daar zijn de machienen des (on)rechts, die hem gekneveld leiden ten doode. Reeds is hij buiten ter onthalzing daar staande. Hij kijkt ten toren opwaarts, waar heur gestalte voor 't venster verschijnt. Niets ziet hij of voelt hij van 't geen rond hem geschiedt. Zwelgend in godlijken wellust, baadt zijn blik in het zicht ginder boven, in die weelde van guldene lokken, gansch het bleekrozig hoofdjen aureooleerend, in heure blauwige blikken, den hemel voorspellend... En wen de beul hem het hoofd, 't mooie grijze, in zieleverrukking geheven, ten gronde doet rollen, fluist'ren de lippen zachtkens den naam nog, den zóógeliefde, ‘JANE’ door hem diep in zijn celken gegrift...

Daar word ik nu wakker door 't zicht van het bloed, dat den grond kleurt gansch rood...

k' Zie nogmaals Niets...

'k Wou thans niet meer 't gordijn van voor mijne oogen wegschuiven, want aaklig, mijn vriend, zoo aaklig had ik er achter zien spelen den dood van dien Dudley minnend zoo teeder zijne Jane Grey, wier naam, hij eens grifte in den steenigen wand, ter beschaming des dwing'lands, den naam, den geliefde!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken