Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Oostindische thee-boom (1767)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Oostindische thee-boom
Afbeelding van De Oostindische thee-boomToon afbeelding van titelpagina van De Oostindische thee-boom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

Scans (13.16 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Oostindische thee-boom

(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De vrolyke Minnaar, over de mismaaktheyd van zijn Lief.

Op verscheyde Voyzen. Stem: Kleyn Phlipje.

 
MYn Roosje, mijn Croosje, is lief en zoet,
 
Mijn Bekje, mijn Gekje, dien 'k roemen moet,
 
Mijn Liefje, mijn Diefje, mijn Croosje, mijn Kind,
 
Haar Schoonheyd,
 
Ten toon leyd,
 
Voor my, die haar Mind

Hoord Kees mijn Vryer.

 
HAar Iudas-lokken,
 
Die hangen by haar Hoofd,
[pagina 52]
[p. 52]
 
Als Zwavel-stokken,
 
't Geen 't Fermiljoen verdooft,
 
Heel goed voor een Monsieur,
 
Die men noemt Reprateur,
 
Of voor Crispijn zijn Gasten:
 
Geen schoonder ik op Aarde meer verrasten.

Liere-boela.

 
'tVOorhoofd van dees zoete Meyd,
 
Is met Rimpels in geleyd,
 
Is met Kreukels en met Vouwen,
 
Als een ouwe Tover-kol;
 
Ik moet met dit Meysje Trouwen,
 
Of mijn Kop raakt op de hol.

De Merliton.

 
ALs ik zie haar geele Keykers,
 
Oogjes als een Koeke-pan,
 
Waar zy mee ziet Goud, voor Spijkers,
 
Maakt dat ik blijf in den Ban,
 
Haar Oogjes kleyn en zoet,
 
Gelijk de Hoed,
 
Van Monsieur d'Kwaker,
 
Haar Oogjes kleyn en zoet,
 
Dien 'k roemen moet.

De Valsche Munter.

 
NAar 't fatzoen is haar Neus,
 
Opgekrompen met een Boghel,
 
Dat is raar,
 
Ook een Kin met Haar,
 
Is heel vol van Groene Snot,
 
Op dees Meyd ben ik verzot,
 
Haar Neus omtrent een span,
 
'k Wou dat ik al waar haar Man.

Kniertje Zoete Meysje.

 
ZY heeft ook twee Wangen,
 
Die zijn Hemels-blauw:
 
Als ik die zie hangen,
 
Word mijn Geest heel gauw,
[pagina 53]
[p. 53]
 
Om naar 't Meysje toe te loopen,
 
Yder Wang staat stijf van 't Nat,
 
Dat uyt Ceres-vat,
 
In het Glaasje word gedropen,
 
Dat uyt Ceres-vat,
 
In het Glas en Keel-gat spat.

Besje en Waaltje.

 
HAar Mondje als zy wil spreeken,
 
Daar kan men mee fatzoen,
 
Een Regel Witte-brood in steeken,
 
Mogt ik mijn wil met haar doen.

Ach Moeder laat my.

 
HAar Tanden zijn zwart,
 
Verrot in haar Bakhuys,
 
Een yder die tart,
 
De reuk van een Kakhuys,
 
Fa la la, Fa la lare, Fa la lare, Fa la la.

Waarom verlaat gy my.

 
HAar Lippen zijn bekwaam,
 
Om Huspot van te kappen,
 
Haar Lippen zijn bekwaam
 
En staan heel aangenaam,
 
Een Moor moet daar voor wijken,
 
Een Wezoper Student,
 
Is by haar niet te lijken,
 
'k Wou, 'k waar by haar bekend.

Piere la la.

 
HAar Hals die is zo zwart als git,
 
En lang gelijk een Zwaan,
 
Het lijkt de Blaaspijp van een Smit,
 
Of wel een Moriaan,
 
Vulkaan met zijn berookte Leen,
 
Moet voor haar Hals te rug gaan treen,
 
Het staat met ployen lief en net,
 
Als Lakens van mijn Bed.
[pagina 54]
[p. 54]

Za Trompen en Trompetten.

 
WAnneer ik kom aanschouwen,
 
Haar Borsten wonder schoon,
 
Kan ik my niet weerhouwen,
 
Wijl dat daar staat ten toon,
 
Twee Tepels wit en groot,
 
Gelijk een Atlas-kloot,
 
En haar Mammen,
 
Of haar Prammen,
 
Geel en Rood.

Let wel.

 
IK wed zy heeft een Kiekeboe,
 
Zo groot gelijk die van een Koe,
 
Mogt ik my daar aan wrecken,
 
Let wel,
 
'k Beloof dat ik haar zou steeken,
 
Gy verstaat my wel.

Men ziet 'er veel Meysjes zwieren.

 
ZY heeft twee dikke Beenen,
 
En twee Voeten als een Zwaan,
 
Met Boggels op haar Scheenen,
 
Binnewaards haar Voeten staan,
 
Van Lijf en Leden,
 
Zeer wel besneden,
 
Is deze Meyd // Is deze Meyd,
 
Zy 's dubbeld waerd te noemen,
 
Zo ik meermaals heb gezeyd.

Ik ging laatst om een Baarsje.

 
WIe zou zoo'n Maagt niet Minne,
 
Zoo 'n overschoone Meyd:
 
'k Heb mijn Verstand en Zinne,
 
Alleen op haar geleyd:
 
Ik wil haar gaan zoeken,
 
En geven mijn Trouw,
 
In Hollen en Hoeken,
 
Dat zy word mijn Vrouw:
 
Want ik Min alleen
 
Haar, om haar Schoonheyd,
 
En anders geen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank