| |
| |
| |
| |
| |
| |
‘Slangetje’ Tooneelspel door J. Horemans
(Eerste vervolg).
(Hem de hand drukkend) En vergeet vooral je boek niet.
(Lacht even, wil iets zeggen, komt er echter niet toe).
Wel ja! Zeg dan toch ook 'ns wat!... Toe, zeg 'ns heel kwaad: Dag, leelijke, valsche plaaggeest!
(Zacht) Dag, Lizette... Dag, Nora...
Dâ-âg! En vroeg in je bedje, hoor! En niet rooken! Niet drinken! En vooral: niet uit vrijen gaan!... Dag, Freddy!
(Freddy af: gangdeur).
(Trekt even de gordijntjes aan het raam terzij, wuift hem toe naar buiten)
Nu heb ik dien armen Pelleas weer eens verjaagd, niet?
| |
Vijfde tooneel
Nora - Lizette
Gaat dat spelletje tusschen jou en Freddy blijven voortduren, Nora?
Dat is niet uit te maken met een ‘ja’, of een ‘neen’... Dat hangt een beetje af van de manier, waarop je de zaak beschouwt.
Die kan je toch maar op één enkele manier inzien?
Jij weet zoo goed als ik, dat Fritz vreeselijk oppervlakkig is.
Dat is een bewering van jou.
‘Oppervlakkig’ is misschien het juiste woord niet... Fritz is niet hartelijk... Fritz is niet een... een ‘charmeur’.
O, jee! Als je al zes jaar getrouwd bent, mag je je charmeerkunst wel opbergen!
En Freddy is jouw gedroomde ‘charmeur’, wat?... En dus... En daarom...
Ik kan met Freddy over allerlei dingen praten, waar Fritz om jokt... Freddy voelt schoon... En nooit spreekt hij een overtogen woord... Freddy kan met een vrouw omgaan...
Hoe heb jij dan in godsnaam Fritz kunnen trouwen?
Vroeger was ie anders... Ik ben eigenlijk zijn groote gebreken maar gaan ontdekken, wanneer ik Freddy heb leeren kennen...
Je houdt toch nog van Fritz?
Ik hou ook van Freddy,... maar anders...
Vind je misschien, dat ieder man waard is om bemind te worden?
Of meen je misschien, dat ieder man goed genoeg is om bedrogen te worden?
Nee!... Jullie spelen enkel Pelleas en Melisande in een molligen ligstoel. Jullie wandelen enkel 's avonds met je beidjes, heel dicht bij elkaar, in den tuin... Jullie komen enkel samen van de stad terug, als je bent gaan les nemen.
O, een paar keeren, dat we elkaar bij toeval ontmoetten...
Die goeië god van het toeval, niewaar?
Zeker! Zeker!... En jij huilt om Freddy?
Ik zou huilen om ieder vriend, die...
En jullie kussen elkaar, als Freddy 's avonds weggaat...
Dat is één keer gebeurd, Lizette... Heusch, één keer...
Toen hadt je ook gehuild.
Ja, Freddy was toen weer zoo schrikkelijk benauwd,... erger nog dan vandaag...
Weet je stellig, dat je bij Freddy geen gevoelens opwekt, die meer zijn dan gewone vriendschap?
Veronderstel je, dat ik...? Kom, Freddy is nog een kind.
Een kind van 23!... Hij blijft geen 23! Er groeit misschien iets uit die verhouding, wat je nu nog voor onmogelijk houdt.
Je hebt makkelijk piaten!
Geloof me, Lizette, 't is geen dankbare taak de vrouw van een artiest te zijn; artiesten zitten vol grillen; als hun werk niet vlot, zijn ze onhandelbaar... De vrouw van een artiest moet heel wat kunnen verdragen.
En 'n artiest niet minder van zijn vrouw, schijnt het?... Weet Fritz alles van jou en Freddy?
Zie je wel?... Je bedriegt je man, Nora!... O, ik neem je dat niet kwalijk, hoor!... Maar je doet het verduiveld onhandig!
Vind je het wel de moeite waard, risico's op te loopen, als jij doet, om een onnoozel wandelingetje in een donkeren tuin? Om wat sentimen-
| |
| |
teel gebabbel over onbeduidende zielsgeheimpjes? Om een verboden zoentje van zoo'n melkmuil?
Maar het ligt absoluut niet in mijn bedoeling...
Na vandaag komen er nóg dagen... Je bedriegt Fritz zonder het zelf te willen weten! Dat's een toppunt! Kind, wat ben jij nog naief! Je moest de heele zaak eens eerlijk aan Fritz opbiechten. En vertel me dan later eens, of die ze ook voor zoo'n onschuldig speelgoed houdt...
Ik doe geen kwaad met Freddy...
Daar ligt juist je onbegrijpelijke naїveteit! Het sop is de kool niet waard!... Als je nu toch eenmaal zoo ver staat, dat je man je niet meer in alle opzichten voldoet, tracht dan je hersenen bij mekaar te houden!... Ik zal je den steen niet werpen.. God, je bent de eenige niet... Maar bedrieg je man dan tenminste met iemand, die dat waard is... En doe het dan ook met brio!... Verwek geen herrie, zonder dat je er wat aan gehad hebt!
Ik verzeker je, Lizette, dat ik niet in de verste verte aan zoo iets gedacht heb...
Wees dan ook zoo verstandig, dat spelletje te staken of... leer eens logisch door te denken tot het einde toe!
(Fritz komt voorbij het raam).
Daar is Fritz. En ik sta hier met mijn losse haren.
Wat zou dat?... Je moet je haar toch opmaken?
(Fritz op: gangdeur).
| |
Zesde tooneel
Nora - Lizitte - Fritz
(Fritz en Lizette voeren hun gesprek op een toon van ‘gewapenden vrede’; - ze beheerschen zich beiden volkomen; ze zijn als twee schaakspelers, die iederen zet berekenen. Wanneer ze elkaar parodieeren, doen ze dat beslist scherp, doch geestig en langsden neus weg - Nora mengt zich slechts zelden in 't gesprek; - ze schikt een en ander in de kamer of vlijt zich in den ligstoel, schijnbaar zonder acht te slaan op de twee anderen). -
Die vriendelijke vent heeft niet eens zooveel flair om weg te blijven tot zijn vrouwtje gekleed is.
Gij hier, Lizette?... Moet ik er weer uit?
Een meimorgen? Of loopt je goeie stemming al tegen den avond?
Voor mijn part pikdonkere nacht! Maar voor Nora kon je wel wat vriendelijker zijn.
Heeft ze weer gebabbeld?... (Bemerkt Nora's roode oogen.) Heb je gehuild, Nora?
Ja, zoo ver breng jij je vrouw
Wat heb ik dan weer misdaan?
Kan je niet eens een woordje zeggen, als je weggaat?
(Droog-ernstig) En mijn briefje?... Ik wilde je niet storen in je studies.
Ik kan best je hatelijkheden missen.
Goeie hemel! De defekte stoomfluit! (Zacht) Heb je goed gestudeerd?
(Fritz negeerend). Antwoord er niet op, Nora.
(Met een blik op den ligstoel en de roode stof.) 't Ziet er hier weer behaaglijk uit!... Mijn vrouwtje nog altijd ‘en profond négligé’,... de stoelen vol bullen...
... en de grond vol afgebrande lucifers en assche uit jouw vuile pijp!
Die liggen er al lang... en er is nog plaats!... Daaraan zie je, hoe zorgzaam mijn vrouwtje is!
We zullen een knechtje huren voor jou...
Als ik je raden mag: neem liever een flinke meid van duizend weken!
Kijk 'ns, hoe hij die boeken weer door elkaar gesmeten heeft.
Dat heet hij misschien ook een ‘artistieke wanorde’?! of ‘génie et désordre’?
Om op je geestig briefje terug te komen: sinds wanneer lust jij pralines?
Heb ik altijd gelust! Had ze echter niet altijd voor de hand... Heb ik van jou ooit één praline geweigerd, Lizette, behalve als ik rookte!
't Kind moet toch zijn speentje hebben!
Ik doe je beleefd maar dringend opmerken, dat je van de kwestie afwijkt.
Als je me nog 'ns 'n cadautje geeft, Lizette, kies je liever wat anders.
Blijf je toch op die pralines doordraven?... Interessante historie!... Daarstraks lag je fameuze praline-visch te huilen, te huilen, dat ik er wee door werd... Ik heb hem even onderzocht. Je visch had een indigestie, Nora, van al die lekkere pralines... Ik heb hem er wat fijntjes van verlost..
(Werpt hem een boek naar het hoofd.) Een dief! Een gemeene, gulzige dief ben je!
Tegen jullie tweeën ben ik niet opgewassen. Als je zoo doorgaat, trek ik nog even den tuin in.
Was jij mijn man, jongetje...
Dan moest ik me stellig verzekeren tegen ongevallen...
'k Moet jou eens wat voorlezen uit ‘Mensch en Oppermensch’, onmensch.
Prachtig!... Wist jij, dat Shaw je gekend heft?
| |
| |
Heusch!... Luister eens even... Uit ‘Trouwen’... Waar ligt het?
Moet je dat boek uit dien rommel opdelven?
(Terwijl hij het boek zoekt.) ‘Trouwen’! Die malle kerel noemt zoo iets ‘een lang spel in één bedrijf’!
Voor Nora en voor mij, ja!... Voor jou wordt het stellig ‘een kort bedrijf met veel spelletjes’, misschien wel met ‘overspelletjes’ ook!
Ben jij geestig... Ben jij tegen zóó'n ongevallen niet geassureerd?
(Met nadruk) Nora, wat zeg jij daarop?
Kook je nonsens op je eentje.
Dank je!... Luister je, Lizette? Hier, bladzijde zeven-en-twintig; speciaal voor jou aangemerkt. (Hij leest) ‘Nu, ik hou toch van allebei...’
Is 't een vrouw, die dat zegt?
Natuurlijk! Waar of wanneer heb je ooit een man zoo'n immoreele theorieën hooren afdreunen?
(Leest verder) ‘Ik zou zoovéél mannen willen trouwen. Ik zou Rejjy graag hebben voor allen dag en Sinjon voor concerten en comedies en om 's avonds mee uit te gaan, en den een of anderen strengen heilige zoo eens voor eenmaal aan het eind van de season en den een of anderen joligen robbedoes van 'n jongen om eens echt zondig mee te zijn. Ik voel me zoo zelden echt zondig...’ (Onderbrekend) Dat is eigenlijk niet voor jou bestemd, Lizette! Jij bent méér zondig dan ‘zelden’... (Leest verder) ... ‘en als ik 't doe dan is 't zoo jammer 't niet uit te vieren...’
(Met nadrukkelijke bijbedoeling) Luister jij ook, Nora?... ‘Zoo jammer 't niet uit te vieren!’
... ‘enkel omdat 't té dwaas is om 't aan een werkelijk volwassen man op te biechten’
Heb jij niets interessanters te vertellen?
Neen, Nora.. 't Spijt me geweldig... 'k Zal jouw kritiek in ieder geval aan Shaw overmaken, hoor! Misschien komt hij dan wel eens tot hier, om jou te leeren kennen... (Scherp) Maar verzorg dan je kleeding wat en maak vooral je haar op!
(Geprikkeld) Dank je!... Ik heb je lessen niet noodig... Tot dadelijk, Lizette. (Ze neemt de roode stof op, gaat langs de gangdeur heen)
| |
Zevende tooneel
Fritz - Lizette
(De gelezen passage in het boek aanduidend) Meen jij niet, dat dit, met. nog een paar extranummers, de basis zou kunnen worden van een ernstig huwelijkskontrakt voor jou?
Jij rekent jezelf toch niet bij die extranummers?
Nu komen m'n kwaliteiten!
Dat zou een mikroskopisch onderzoek vereischen! Tenzij jijzelf ze zou opsommen;... maar zoo hoovaardig zal jij je toch niet aanstellen, wat?
(Met in de stem een zekere verachting, die eigenlijk zijn persoonlijk verlangen naar Lizette tracht te verbergen) Vereenigt die kerel uit de stad met wien je die ‘ernstige liefde’ hebt, al de vereischten in zich?
En moet die arme kerel in jouw vaders oogen nog altijd doorgaan voor je ‘vriendin’? (Plagend) Ga je weer gauw naar je ‘vriendin’ in de stad?
(Scherp) Houd je na je huwelijk ook die ‘vriendin’ nog aan, als extra-nummer?
Wie denkt er aan een huwelijk?
Zoo'n ongeluk kan je toch ook overkomen?... Als maar eens de ware Jozef opdaagt!... Hoe moet ie er weer uitzien? Flink, niewaar? En vooral groot...
Ik heb een afschuw voor kleine mannen,... net als voor schoothondjes... Me dunkt, dat ik zoo'n beestje ergens als een bagatelletje op een étagère zou zetten.
'k Zie je mannetje al zitten!
En vooral mag hij geen baard dragen of geen snor... Netjes geschoren moet hij zijn, iederen morgen, vóór hij aan het dejeuner mag...
Wat moet ik jou tegenvallen, Lizette!
Daar twijfel je toch niet aan?
O, nee!... En dan: ik zwem niet, roei niet, fiets niet, loop niet in nachtbars, rook geen geurige sigaretten, draag geen fijne dassen en geen elegante jassen... En ik dans niet! Ik dans niet! Dat is nog wel 't ergste van al, niet?
En dan ben je vegetariër ook!
Hoe heb je daar zoolang kunnen mee wachten?... Weet je niet, Lizette, dat de athletenvegetariërs het in uithoudingsvermogen winnen op je vleeschwolven?
Merk ik best aan jou!... (Met haar uitdagend lachje, dicht bij Fritz) Jij kan ook zoo verbazend lang een nieuw idee naloopen... zonder het te snappen... Als je niet behendiger bent, wanneer 't een vrouw geldt...
(Grijpt Lizette bij de schouders, ziet haar vlak in de oogen, haar even schuddend. Met een stijgende begeerte:) Als je zoo voortgaat... Als je zoo voortgaat...
(Opschrikkend, vlug:) Daar is Nora!
| |
| |
(Laat dadelijk los, tracht op kalmen toon te vragen:) En hoe stelt je vader het?
(Het uitschaterend, om het mal figuur dat Fritz slaat) Doe jij gek!... Gèk! .,. (Parodieerend) ‘En hoe stelt je vader het’?!
(Grijpt haar opnieuw vast) Jij!... jij!...
(Hun oogen ontmoeten elkaar één enkel oogenblik; al de zenuwen van Fritz trekken zich samen; het bruske spannen en ontspannen der gelaatsspieren en het zenuwachtig samenknijpen der vingers, wanneer hij Lizette loslaat, bewijzen dat een in hem groeiend gevoel zijn hoogtepunt bereikte.)
(Een stilte.)
(Tot Lizette, die met een cynisch mondtrekken, op een hoek der tafel zit) Sprak je daarstraks niet van ‘Mensch en Oppermensch’?
Van een ‘onmensch’ ook...
Je vervalt in herhaling, Lizette!... Je faam komt in 't gedrang!
Ik wou je óok wat voorlezen... 't Is voor jou niet erg vleiend, hoor! (Ze haalt het boek uit haar zak) Ga jij t' akkoord met wat je hier zoo geweldig-opvallend hebt aangeteekend?
(Lezend) ‘De echte kunstenaar zal liever z'n vrouw laten verhongeren, z'n kinderen bloots-voets laten loopen, z'n moeder voor zijn onderhoud laten sloven tot haar zeventigste jaar, dan zich aan eenig ander werk te wijden dan aan z'n kunst. Voor vrouwen is hij half vivisector, half vampier. Hij zoekt in vertrouwelijke betrekkingen tot ze te komen om ze te bestudeeren, het masker van conventionalisme van hen af te trekken,...’
(Droog) Dat zouden voor mij jouw kleeren zijn.
... ‘hun stilste geheimen bij verrassing meester te worden, omdat hij weet dat zij de macht hebben zijn diepste scheppingsvermogen te wekken, hem van nuchtere verstande-lijkheid te redden, - te maken dat hij visioenen ziet en droomen droomt - hem te inspireeren, zooals hij dat noemt. Hij maakt de vrouwen wijs, dat ze aldus hun eigen doeleinden dienen, terwijl z'n doel alleen is, dat zij het zullen doen om hém. Hij steelt de melk van de moeder en maakt ze zwart tot drukkersinkt, om op haar te schimpen en ideale vrouwen...’
Tijdelijk ideale vrouwen! Ideaal, tot ‘wanneer hij ze kent en uitgeput heeft.
.. ‘ideale vrouwen te verheerlijken. Hij neemt den schijn aan, haar de pijnen van het kraambed te besparen, opdat haar teederheid en koestering, waarop haar kinderen recht zouden hebben, voor hém zelf zullen bewaard blijven.’
Neem ik niet voor mijn rekening. Nora ‘kreeg toch Jantje?... En we wenschen beiden...
‘Sinds het huwelijk onstond, is de groote kunstenaar bekend geweest als 'n slecht echtgenoot. Maar hij is erger: hij is 'n kind- roover, 'n bloedzuiger, 'n huichelaar en 'n bedrieger, Het ras mag ten onder gaan en 'n duizend vrouwen verkwijnen, als dit offer hém slechts in staat zou stellen Hamlet beter te spelen, een mooier schilderij te schilderen, 'n dieper gedicht, 'n grooter tooneelstuk, 'n diepzinniger philosofie te schrijven.’
Wat doe je tegen je bestemming, Lizette?
Dat is alles wat je daarop antwoordt?... Zeg je dat ook aan Nora?... Je neemt anders wel eens een loopje met je theorie over ‘zelfbeheersching’? Het bewuste leiden van je eigen levensgang?
Wij bouwen huizen en de storm vernielt ze...
Je bent niet oprecht tegenover Nora... Je bent net zoo, zwak als andere mannen... Mag ik voortlezen?... (Leest) ‘Van alle menschelijke worstelingen is er geen zoo verraderlijk en zonder naberouw als de strijd tusschen den kunstenaar-man en de moedervrouw. Wie van beide zal de andere uitputten? Dààrover gaat de worsteling tusschen hen. En die te meer doodend is, omdat zooals jullie romantici er over lijzelen, ze op elkaar verliefd zijn’.
Daar komt de heele boel op neer, Lizette! Waar eindigt de ‘bloedzuigerij’ en waar begint de ‘liefde’? Wie zal ooit de grens trekken? Wanneer is een artiest ‘vivisector’? Wanneer ‘minnaar’ of ‘echtgenoot’? Het meerendeel der gehuwde artiesten zijn slachtoffer geworden van hun gebrek aan zelfkontrool... Het leven en hun kunst wreken zich dan ook doorgaans op hen...
... en ze eindigen als ‘slecht echtgenoot’!?
Noem zoo'n mensch toch niet een ‘slecht echtgenoot’! Hij is eerder zelf slachtoffer. Wat hij liefde dacht te zijn, was enkel belangstelling in en bewondering vóor een mooi voorwerp, dat hem.... ja, ik moet dàt woord wel gebruiken,... dat hem tijdelijk inspireerde...
En zijn vrouw en kinderen, die den zwaarsten last te dragen krijgen?
(zonder gezwollenheid) Dat is een ‘niets’ in de oneindigheid van ruimte en tijd... Zoo'n dingen kunnen geen beletsel zijn... Al die ontredderde verhoudingen, die gescheurde huwelijksbanden, die vervlogen geluksdroomen en verbroken beloften van trouw wegen niet op tegen één werkelijk kunstwerk... Er is zoo'n afstand, zoo'n oneindige afstand, tusschen scheppingsdrang en klein-menschelijke vormelijkheid en zedelijkheid...
(Cynisch) Pas op den algrond, wild veulen!
(Plots en onstuimig) Lizette,... den heelen
| |
| |
Winter heb je me zien werken aan dat groote doek, daarbinnen... Ik krijg de uitdrukking niet in 't gezicht, die ik er in verlang... Vooral de oogen...
Laat het rusten en schilder buiten... Dat deed je vroeger toch meer?
Kon ik dat maar!... 't Is prachtig nu, buiten!... Maar die vrouwenfiguur laat me niet los... Ik heb beproefd met vier modellen... Geen uitslag... Ze missen houding, uitdrukking... Hebben geen blik in hun oogen... Geen passie in hun body...
Je hebt vroeger toch gewerkt met Nora?
Nora geeft niet dat!... Nora heeft... (Aarzelt).
(Scherp) ‘Uitgediend’?... Ze is uit handen van den vivisector?
Wellicht heb ik van Nora te veel verwacht.
Ja, ik vrees wel eens, dat het ook bij mij nooit een echte ‘liefde’ geweest is... Misschien was mijn palet meer verliefd op de kleur van heur haren en op de zachte tint van haar huid, dan ikzelf op... op mijn model van toen...
Sta jij zóo tegenover je vrouw?
Och, het leven bevat zooveel mysterie...
(Van uit het atelier klinkt langzaam en schrijnend Mendelssohn's ‘Trauermarsch’ op.)
(Springt op; wil naar de atelierdeur toe).
(Houdt hem tegen; zegt zacht:) Laat haar, Fritz. Je weet, dat ze er troost in vindt.
(Al wat volgt wordt in fluisterloon gezegd. Nora speelt voort).
(Na een stilte, waarin hij zichtbaar met zichzelf strijd voerde)
Lizette, jij kan me helpen... Jij moét me helpen...
Ik?... Voor jou poseeren?
Liever jij, dan iemand anders...
Zal ik je proefkonijntje nu zijn?
Woorden! Woorden! Theorie!...
En zal je de grens erkennen, Fritz, tusschen ‘bloedzuigerij’ en ‘liefde’?
Ik zal me beheerschen... Ik beloof je...
Doe het om Nora, Lizette?... Ik ga er onder kapot...
En doe het ook om mijn werk... Alles staat zoo weelderig nu... Ik snak er naar, om weer buiten te schilderen... Maak jij het mogelijk... Jij alleen kan me helpen... Wil je, Lizette?
(Lizette is tut bij den divan gegaan, zit er op de knieën op; kijkt naar de bebloesemde boomen. Fritz staat heel dicht achter haar).
Wat 'n heerlijke bloesems niet?... Toe Lizette, wat antwoordt je?
(Ze wendt half het hoofd om met een ietwat angstigen blik, bijt op de lippen en kruipt behoedzaam ineen; ze voelt de adem van Fritz in haar hals, recht zich even op, zegt dan zacktjes:)
Als 't voor Nora is en voor je werk...
Lizette! (Fritz wil haar omvatten, trekt zich echter haastig terug; - er gaat een rilling door zijn lichaam, hij slaat krampachtig de vingers in het haar, dat hij over zijn voorhoofd rukt; blijft zoo afgewend, in licht-gebogen houding en op de teenen verheven, staan. Lizette kijkt triomfantelijk-lachend om).
Je zegt niet ‘neen’?... Nù ook zelfs niet?
(Fijntjes) Even over nadenken, Fritz... Misschien zeg ik wel... Ik beloof je niets... Nùnóg-niets...
(Hun blikken blijven enhele seconden op elkaar gevestigd. Dan wendt Fritz zich af, gaat tot in de atelierdeuropening, leunt tegen den deurpost, met een verdwaasden blik, kijkt het atelier in. Lizette doorbladert in een ligstoel een schetsboek, steekt langzaam en berekend-afgemeten een sigaret op, ziet over het boek naar Fritz, met oogen, waaruit de trots straalt van een vvouw, die zich begeerd voelt.)
(De muziek speelt voort.)
DOEK.
(Einde van het eerste bedrijf.)
|
|