Het Overzicht. Collection Complète 1921-1925
(1976)– [tijdschrift] Overzicht, Het–
[pagina 97]
| |
GortMise au Point. -Parijs heeft het niet altijd bij 't rechte eind met de babelse stad van pan-frivoliteit en vormverering. Op artistiek en literair gebied altans is Parijs 'n centrum, en wel het meest en vue van Europa, zoniet van de wereld, 't Is zonneklaar: Berlijn is 'n duitse stad, Leipzig 'n andere, zo Moskou en Petrograd, Rome en Milan, enz. Parijs integendeel heeft van eeuwen her heel Frankrijk ingezwolgen en uitgebraakt. Men weet er best dat zóveel handen, aan de mond van 'n wereldstad, 'n roephoorn vormen waardoor de stemmen tot de vier wereldhoeken dragenGa naar voetnoot(*); maar hier zien we hoe, biezonder wanneer het de onderlijning van eigen produktiviteit geldt, 'n al te makkelik succes, ver van wijsheid en zelfkennis, naar het maat- en redelooze voert (als de wijn is in de man....) De wereld kent Parijs en geeft Caesar wat hem toekomt, maar Parijs kent de wereld niet, schreeuwt zichzelve doof en blijft verblind door het haar zo eigen sectarisme-de-clan. Van Jean Epstein verscheen bij ‘La Sirène’: ‘La Poésie d'Aujourd'hui un Nouvel Etat d'Intelligence’, en onlangs bij ‘Ça Ira!’ het werk van Paul Neuhuys: ‘Poètes d'aujourd'hui’ met als ondertitel ‘L'Orientation actuelle de la consciencelyrique’. Beide titels zeggen reeds veel over aard en inhoud der werken, die we, doelende op de nieuwste richting in de franse dichtkunst, het 1e ‘Syntaxis’, het 2e ‘Voorstelling en Kennismaking’ mogen noemen. Het spijt me dat de enge plaatsruimte 'n volledige, objectieve beoordeling onmogelik maakt; want deze twee volumen van verkennende analyse roepen tot antwoord 'n peilende analyse in de tweede macht, niet minder in omvang dan de 200 blz. van Jean Epstein. Waar Paul Neuhuys gemakkelik zijn persoonlike vooropstelling over 't hoofd laat zien om enkel in de aanhalingen en de objectieve notas van de opspoorder de weg te zoeken die ons tot kriterium of beginsel belichting moet brengen, daar zal integendeel Jean Epstein opdringerig en professoraal optreden met de klaarblijkelike zekerheid dat zijn persoonlike (of senakel-) conclusie de enig geldende, de enig toonaangevende mag en kan zijn. Wel 'n typies geval van parijsiese hyperbewustheid, waartoe Paul Neuhuys, die hij 'n Antwerpenaar is, bezwaarlik voor postuleren kon. Epstein onderzoekt niet, - het sfinx-raadsel heeft hij opgelost binnen zijn eigen horizont, die zich beperkt bij Cocteau, Cendraers, Apollinaire en 'n paar andere. Verre van ‘Laeves of Grass’ of ‘Colas Breugnon’ 'n waardegraad toe te kennen (hier toch spreekt iets anders dan zijn gevoels-materialism!), zal hij, op grond van enkele dichtbundels stof-verzameling, besprooid met officieuse interviews en wereld-tartende discuties, de stelling konstruëren waarvoor zijn modern filosofiese spreek-trompet-natuur hem als de best geschikte telen liet. Kwestie van publiciteit voor de uitloper van de scepticism-epidemie, ziekte der jongere bourgeois-literatoren: De kunst om de kunst en ‘leve de revolutie’ als laatste kleur-dépôt voor levens-afwisseling. Aldus beschouwd staat Epstein in het teken van de tijd. t.t.z. als protagonist van 'n letterkundig professie-diletantism tot glorie van enkele overbeschaafde en verfijnde bourgeois-eksemplaren die voor hun arme geestesbroeders het enige recept vonden dat de verveling nog verdrijven en de luiheidGa naar voetnoot(*) verontschuldigen kan (altans theoreties; maar dit is 'n voldoende gewetenstiller voor mensen met overantwoordelik en vooringenomen zelfvertrouwen).
Wel zeker hebben we allen onze kroniese behoefte aan rust en heropknapping. Uitgeput van levensstrijd en energieverspilling vragen wij wat vrede en innigheid bij 't oponthoud; en wie dan 's avonds bij 't lamplicht de krant-ijdelheid overwint en 't heimwee van 't levensherkauwen doorbijt, die zoekt 'n vriendenhart dat wijd openstaat en als 'n spiegel de donkere hoeken belicht en verlicht van 't eigen gemoedsleven, - ik denk hier aan Duhamel, Vildrac, Jouve, en bij ons Marnix Gijsen, Wies Moens. Dikwijls ook hebben tegenslag en ontgochelingen onze geestelike gezondheid ondermijnd; dan echter zullen Emerson, Walt Withman, Romain Rolland en andere grote mensevrienden, het sterkend voedsel geven dat de moed ververst, geloof geeft in 't leven en vertrouwen in de mens. Men moet eten om te leven, maar niet leven om te eten. Fijne zoetigheden bederven de maag, sterke dranken verwarren de geestGa naar voetnoot(**). Een luks-artikel voor enkele aristo's die het betalen kunnen en er aan verslaafd geraakt zijn. C'est pour peu d'hommes que j'écris,
Car si je chantais pour la foule.
Je pousserais bien d'autres cris. (Tristan Derème)
Niet dat de fantazie van Cendraers, Cocteau, Apollinaire, enz., zonder charme of zuivere literaire verdienste is. - maar dit is ook alles: Dans la bulle de savon
Le jardin n'entre pas
II glisse autour (Cocteau).
Un soir de demi-brune à Londres.
Un voyou qui ressemblait à
Mon amour, vint à ma rencontre,
Et le regard qu'il me jeta
Nu fit baisser les yeux de honte. (Apollinaire).
Chaque souvenir perfore, dit il
Déchirez-moi en suivant le pointillé. (Morand)
Voor andere zal de tijdgeest enkel stof leveren tot 'n metafisies lolletje (Dada). Maar aan allen, verdiept in hun woord-, beeld- of theoriefetichism, en war van alle menselikheids-gevoel, dat ze als ‘minderwaardig sentimentalism’ doodverven, - aan allen ontsnapt de reële levenstragedie van het individu uit, tot het mensdom in z'n geheel. Ik zie de tijd naderen die deze charlatans, zonder geweten noch verantwoording, zal declassëren tot heil van de Kunstenaar-Apostel, wien het er niet enkel om te doen is te bevallen, maar die bevallen moet van nieuw leven. Wat heel iets anders is dan 'n woord en rythmen spelletje.
Onze tijd lijdt aan hypochondrie, niets meer. Noch diagnosis, noch heelmeesters zijn er nodig, enkel de ziekteverbeelding moet ver weggesmeten: Kwestie van afstanddoen. Na zoveel kleinere moet ook de grote afgod (verbeelding zonder controol) over boord gesmeten, in stee hem enkel naam en ogenkleur te veranderen. Wij vooral die werken aan de nieuwe sociale basis voor de mensheid van morgen, wij vooral hebben gezond bloed en frisse geest van node om onze stellingen draagkracht te verleenen. | |
[pagina 98]
| |
Alles schijnt er op tc wijzen dat wij naar 'n periode van lamme versufinggaan, in welks stille moerassen het bourgoisdier z'n eind zou vinden. Iets is zeker: Wil de geboorte van 'n gezond beschavingsstadium mogelik zijn, zo moeten eerst de verschikkingen van de doodstrijd doorgemaakt. Maar, wat zij ook te verduren heeft, de soort blijft, de mens met zijn leven in zijn beide handen. Er zullen weer sterke geesten voortgebracht worden die alle balast over boord smijten om aan de duizenden mede te delen de vreúgde, het geluk, de schoonheid van te willen en lief te hebben. En de frisse hersenen (ik zeg niet wijsgeren) die het herleven in feite van de waardemeter: konkrete kennis, abstrakte weten, techniese kunde, constateren en optekenen, zullen dan als Deo Gratias mogen uitroepen: ‘De kunst is dood, leve de kunst!’ d.i. de weerspiegeling van al het ware en het schone dat tot het leven-an-sich behoort, dat alles, maar dat alléén. F. BERCKELAERS. |
|