vestingen,- het politiek orgaan: agora en forum, - het ontspanningsorgaan: arena en schouwburg, - het ekonomisch orgaan: havens en markten, - het hygienisch orgaan: thermen, gymnasis, en zoo voort.
Maar terwijl het oer-element in het stedewezen zich reeds vroeg ontwikkelde, zooals wij hiervoren aanstipten, kwam meestal slechts veel later de organenverscheidenheid tot stand, en pas in de tweede helft der XIXe eeuw waren wij getuige van dien fellen drang naar organen-verscheidenheid die onze tijd kenschetst, en, in het teeken der mekaniek, de nieuwe tijd naar het stedenwezen in de tweede helft der XIXe eeuw inluidde.
Vandaag zal ik mij bepalen om U eene onontbeerlijke korte schets te geven der begin-verschijnselen met betrekking tot den aangroei der agglomeratie sinds het ontstaan van het machinewezen.
Sinds de XIXe eeuw, en in het teeken der mekaniek, kwamen door den ongemeenen aangroei der steden, eene reeks latente verrichtingsverschijnselen in min of meer ingewikkelden vorm tot uiting, en daar de verrichting steeds het orgaan oproept, ontstond eene nieuwe reeks onderscheiden organen.
Met de aanzienlijke oppervlakte-uitbreiding gaat eene waardeverhooging der gronden gepaard, die toeneemt naarmate men het m'ddenpunt nadert, zetel van alle bedrijvigheid, en waar zoowel de stoffelijke als geestelijke ruil, die het stedenleven uitmaakt, plaats heeft.
Als gevolg der verhooging van grondwaarde verschijnt den hoogtegroei der stad: het aantal verdiepingen neemt toe, om meer bruikbare oppervlakte te leveren en aldus de hoogstmogelijke opbrengst der gronden te verzekeren.
Uit dezen hoogtegroei spruit het verschijnsel der ‘cityformation’ zijnde de reusachtige stijging der grondprijzen, zoodat de gronden haast onbewoonbaar worden en voor meer opbrengende doeleinden zullen dienen. De stadsbevolking vlucht duidelijk het middenpunt en biedt ruimte voor den aanbouw van groote handelsgebouwen, die ekonomisch veel meer winst opleveren.
Den hoogtegroei der overblijvende woningskomplexen verergert de verderfelijke voorwaarden der krotten die ze inhouden, vanwege de achterplaatsen als schoorsteenen en de donkere gangstrater die door het hoog-bouwen ontstaan. Zoodoende verhoogt de middelpuntvliedende nijging.
Het gevolg dezer nijging is eene nieuwe omvangs-uitbreiding der stad. Ook hier neemt nu de grondwaarde toe, en staan we voor de noodzakelijkheid, goedkoope gronden te vinden om er goedkoope woningen op te bouwen, die de volksmassa moeten herbergen.
Uit dit alles vloeit voort, dat de ‘city-formation’ en de door haar veroorzaakte omvangsuitbreiding in nauw verband staan met een stelsel van snelle en goedkoope vervoermiddelen naar centrum en voorstad. Want de randbewoners moeten spoedig en zonder groote kosten het zaken-centrum kunnen bereiken en ervan naar huis terugkeeren.
De invoering, in het stadswezen, dezer mekanische vervoermiddelen ruimt alle oud gerij uit den weg, en leidt tot de vervorming der verkeerbanen binnen de stad.
Ziedaar, in het kort, de beschrijving der verschijnselen in verband met den groei der stads-agglomeraties. Men zal beseffen dat, met deze verschijnselen en de gevolgen ervan gelijkloopend, en uit hoofde der mekanische en technische hulpmiddelen, met het verkeerswezen ook alle andere verrichtingsorganen - die het stadsorganisme leefbaar maken - zich zullen ontwikkelen en verbeteren.
Zulks is, in haar ganschen omvang, de intrede van de mekaniek in de grootstad der XIXe en XXe eeuw.
Men moest, zooals wij gezien hebben, aan de uitkanten der stad of nog verder, het middel zoeken om de bevolking te huisvesten, die van de middenstad weggedrongen werd. En op het gepaste oogenblik verschijnt Ebenhezer Howard, de geniale uitvinder der tuinstad. Hij bouwde de theorie en was de baanbreker naar de tuinwijk, midden de groene natuur gelegen, en omgeven door landbouwzonen (‘agricultural belts’).
Het is anderzijds niet verwonderlijk dat als tegengift voor de ophooging en ten onhygienische der dicht bevolkte buurten, de gedachte voor open ruimten, speelpleinen en sportgronden, parken, sierhofjes, verluchtingsstrooken op weggenomen stadswallen, bestaande natuurgedeelten, ‘park-systems’ of open ruimten door beplante ruimten of struiken-aanplantingen onderling verbonden, grooten vooruitgang maakten.
En om samen te vatten:
Nieuwe richting in de woning-politiek: de volkswoning, grondslag van het toekomende stedenwezen.
Verschijnsel der ‘city-formation’, en samentrekking der onderscheiden verrichtingswijken.
Ontwikkeling van het verkeerswezen: mekanische snelle en betere vervoermiddelen.
Open ruimten: groene verademingsgedeelten, begrip der tuinstad.
En uit al deze stof zien wij den hedendaagschen stedenbouwer aan het werk voor een breed aanpassings- en uitbreidingsplan der grootstad.
Eenerzijds staat hij voor den eisch, om het hart, den historischen kern der stad ter wille van zijne oudheidkundige waarde te eerbiedigen; de neiging tot samentrekking der wijken openbaart hem den levens-rytmus der stad; anderzijds schikt hij de woonwijken waarvan enkele in den vorm van voorsteden en tuinwijken, hij spaart open ruimten, parken en luchtververschingsbronnen uit. Al deze samenstellende elementen, onderling door de wegenis in al hare vormen verbonden, zijn het wijdsche verrichtingsschema, het ontzagelijke aderen- en verkeersstelsel, waaruit het genie van den stedenbouwer de gerytmesrde rangschikking moet afleiden, die hij met esthetische harmonie zal te bekleeden hebben.
Bekend met de historische wet der stedenontwikkeling, en doorgedrongen van den terugslag der geografische invloeden op de bestaande of mogelijk komende toestanden, tevens vol eerbied voor de archeologische overblijfselen, en met aandacht den aderslag van het stadsleven volgend, voelt hij de harmonische verbinding tusschen al deze factoren, en hij stelt uit deze elementen op: de wijk, het woningblok, de open ruimte, het monument en het zelfstandig gebouw, en ten slotte de wegenis, die er de levenszenuw van uitmaakt, het rytmische geheel, het stadsgeheel, die den geest bevredigen en den steun eener hoogstaande esthetiek daarstellen.
De gedachte dezer groote stadsgeheelen is zoo oud als het stedenwezen zelf.
Alle beroemde steden der oudheid hebben nagenoeg volkomen deze regelmatige stadseenheid verwezenlijkt.
Het plots-oprijzen der Middeleeuwsche steden, als natuurlijk product van een nieuwe stam, heeft schijnbaar deze door-