Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De historie van Partinoples, grave van Bleys (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van De historie van Partinoples, grave van Bleys
Afbeelding van De historie van Partinoples, grave van BleysToon afbeelding van titelpagina van De historie van Partinoples, grave van Bleys

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Editeur

S.P. Uri



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De historie van Partinoples, grave van Bleys

(1962)–Anoniem Historie van Partinoples, grave van Bleys, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

Hoe de Grave Partinoples int kasteel ginck, geheten 't Gulden hooft, ende hoe eerlijckGa naar voetnoot1 hy daer van alles ghedient wert.
Capittel IIII.

Hij liedt syn peert int groen staen eten, ende ginck door de Stadt int kasteel byden viere hem sitten wermen, maer hy en sach daer niemandt om teghen te spreecken. Ende als hy hem gewermt hadde, ginck hy aen een tafel sitten die de Keyserinne daer hadde doen stellen, opdat hy eten soude, waert dat hys begheerde. Hy nam een broodt welck hy seghende, denckende datGa naar voetnoot2 eenich bedroch van geesten ware, ende hadde daer af wel willen eten, maer hy en dorste niet. Met dien wert hy opwaerts siende, daer sach hy een schoon Palleys, ende seyde tot hem selven: By mynder trouwen, ick wil in dat Palleys gaen, want ick hebbe liever daer boven te sterven (ist dat ick sterven moet) dan hier beneden. Aldus is hy int Palleys ghegaen, daer hy oock niemandt en vant om te vraghen nae de ghelegentheyt des Lants. Doen ginck hy boven op den Toren vanden Palleyse om 't lantschap te besien, ende sach nae sijn Peert, maer hy en sach dat nerghens, daer hy seer droeve om was, segghende: Nae dien ick myn peert verloren hebbe, soo ben ick gheschentGa naar voetnoot3, ten sy dat my Godt beradeGa naar voetnoot4.

Daer nae is hy ghegaen alomme doort Palleys vander eender plaetsen totter ander, soo langhe dat hy quam in een seer scoone sale daer hy vant een groot vier branden, maer hy en sach daer oock niemant, ende ginck hem sitten wermen, want hy hadde groote koude. Als hy hem aldus wermende was, wert hy siende een schoon gedecte tafel, daer enen zetel neven stondt die den Keyser toebehoort hadde, welcken zetel zilver vergult was, met kostelijcke gesteenten verciert.

[pagina 9]
[p. 9]

Doen seyde hy tot hem selven: Weder ick sterve oft leveGa naar voetnoot1, ick sal inden zetel gaen sitten eten vanden broode dat op de tafel leyt want den honger dwingt my daertoe ende ist dat ick moet sterven, het sal eerlijc sterven sijn in soo rijcken zetel. Met dien sat hy inden zetel neven de tafel, daer hem terstont ghebracht wert eenen silveren waterpot met een silveren lampetteGa naar voetnoot2, ende een kostelijcke gheborduerde hantdwaleGa naar voetnoot3 maer hy en sach niemanden die dat daer ghebracht hadde.

Hy nam een broot inde hant ende segende 't selfde, mits de groote vreese die hy hadde voor quade geesten of ghespuys, ende ten eersten bete dat hy int broot beet, sach hy komen een silveren schotel met gebraden Velthoenderen, vanden welcken hy hem seer verwonderde, want hy niemant en sach diese daer brochten, noch diese gesneden hadde, ende seyde: Nu ick bestaenGa naar voetnoot4 hebbe te eten, so sal ic mijnen buyck vol eten. Als hy aldus etende was, sach hy komen eenen seer kostelijckenGa naar voetnoot5 kop, daer boven op stont eenen kostelijcken steen, weert wesende een Stad. Hy stelde den kop aenden mont, ende dewijle dat hy dronck wert de schotel metten Patrijsen opghenomen, ende hy dat siende greep daer nae om de Patrijsen te nemen, want hy meende datmen niet meer ghebrocht en soude hebben: Maer terstondt wert daer een ander schotel met spijse ghestelt, van de welcke hy gheen thien montvollen en at, en den wijn wert hem ghedient, het welck alsoo ghedaan wert tot dat hy den buyck vol ghegheten ende ghedronken hadde.

Als hy niet meer en at, wert hem hantwater ghegheven, daer nae diende men hem diversche manierenGa naar voetnoot6 van fruyte. De maeltijt ghedaen sijnde, viel hy al sittende een weynich in slape, mits dat hy vertravailleertGa naar voetnoot7 was. Ende als hy ontwaeckte stont hy op uyten zetel ende ginck neven 't vier sitten op een silveren banck, daer

[pagina 10]
[p. 10]

hy wederom in slaep viel als hy wel werm was: ende alsoo slapende droomde hem, datter een deelGa naar voetnoot1 gheesten quamen die hem int vier worpen wilden, midts den welcken hy seer vervaert wesende, ontspranckGa naar voetnoot2, hem seghenende, sijn sweert inde hant nemende om hem te beschermen, ende alle de sale doorsiende, sach hy in eenen hoeck een bernende toortseGa naar voetnoot3 staen maer hy en sach daer niet dat hem erchGa naar voetnoot4 doen wilde, ende seyde: Ick sal gaen neven de toortse sien wie die houdt, oft wie daer is, ende derwaerts gaende ginc de toortse voortsGa naar voetnoot5, die hy nae volchde tot in een kamer daer niet en was dan gout, silver ende kostelijcke ghesteenten, de mueren waren behanghen met gouden laken, den vloer met fluweel bespreydt. In dese kamer stont een soo kostelijcken bedde dat niet (b) te vertellen en waer: op dit bedde lach eenen gouden Tapijt met sijde geschakiertGa naar voetnoot6, int midden vanden Tapijt eenen seer schoonen gouden schilt, over al met precieuse ghesteente verciert, rontom [Aiiij] op de boorden vanden kleedt stonden figueren van Koninghen, Princen, Edelmans van gout, silver ende kostelycke gesteenten ghewracht, elcke figuere eenen cubitusGa naar voetnoot7 lanck. Van dese groote rijckelijcheyt was de Grave verwondert, dit siende sonder yemandt daer ontrent te sien, noch niemandt siende wie de toortse daer droech oft hiel: maer dachte dat Godt, die hem een goet avontmael verleent hadde, oock desgelijcken een goet bedde verleenen soude. Met desen gepeyse trock hy den leyren roc uyt die hy aen hadde, ende leyde de trompetteGa naar voetnoot8 op ten zetel die neven 't bedde stondt, daer nae dede hy sijn koussen uyt, sijn wambeys ende hemde, dat legghende achter den hooftpeulenGa naar voetnoot9, ende hem Gode bevelende, is hy naeckt te bedde gegaen.

voetnoot1
eervol.
voetnoot2
dat 't (nog vaak voorkomend).
voetnoot3
verloren.
voetnoot4
helpt.
voetnoot1
Of ik sterf of leef, ik zal...
voetnoot2
waskom.
voetnoot3
handdoek
voetnoot4
gewaagd.
voetnoot5
kostbare.
voetnoot6
soorten.
voetnoot7
vermoeid.
voetnoot1
verscheidene.
voetnoot2
ontwaakte.
voetnoot3
een brandende fakkel.
voetnoot4
kwaad.
voetnoot5
vooruit, voorop.
voetnoot6
geruit, als de vlakken van een schaakbord.
voetnoot7
een el.
voetnoot8
jachthoorn.
voetnoot9
hoofdkussen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken