dient ons respect, maar het maakt de lectuur niet bepaald eenvoudiger. De inhoud is erg gecondenseerd, terwijl de vorm niet ontsnapt aan een zekere monotonie. Idema koos in de lijn van de vertalingen van A. Waley voor het weergeven van elke Chinese monosyllabe door één
beklemtoonde lettergreep, meestal begeleid door een onbeklemtoonde. Zo ontstaat bijna vanzelf een jambisch patroon van vijf of zeven voeten.
Een Chinese tekst laat veel speelruimte aan de vertaler. Vaak is er meer dan één verband mogelijk tussen de woorden, en bovendien kan de vertaler opteren voor een enigszins interpreterende vertaling. Een voorbeeld. Wat in het Chinees letterlijk de ‘derde’ maand heet, komt reëel overeen met een maanmaand tussen begin april en half mei. De vertaler kan drie wegen volgen: uitleg geven bij de Chinese kalender en nuchterweg ‘derde maand’ schrijven, ofwel interpreterend ‘april’ gebruiken, ofwel het probleem omzeilen en ‘lentemaand’ schrijven. ldema volgt de eerste weg en doet bewust afstand van interpretatie en couleur locale.
De klassieke Chinese definitie van poëzie luidt: ‘Een gedicht is de verwoording van een gevoel.’ Een goed gedicht is tegelijk een exacte beschrijving van een situatie of een ervaring en de eerlijke weergave van de emoties van de dichter bij de beleving ervan. De dichter hoeft zijn fantasie niet te gebruiken en ook geen fabeltjes te vertellen, tenzij duidelijk allegorische fabeltjes. Hij moet in de werkelijkheid (de natuur, de maatschappij, zichzelf) op zoek gaan naar de ideale organisatieen levensvorm: de Weg, een erg bekend begrip uit het Daoïsme. Hiermee zijn ook de thematische beperkingen van de Chinese poëzie aangegeven: er werd opvallend weinig liefdeslyriek en vrijwel geen religieuze lyriek geschreven. Een boeiende uitzondering vormt ‘Het noden van de ziel’, uit de
Zangen van Chu (104-110), een prachtige tekst die volgens Edwards werd gebruikt bij begrafenisrituelen. We vinden wel opvallend veel elegieën en satiren over oorlogen en sociale mistoestanden, en gelegenheidspoëzie met vaak een moraliserende ondertoon. Een veel voorkomend thema is het afscheid van een vriend. Maar het leeuwedeel van de Chinese
poëzie wordt waarschijnlijk toch gevormd door natuurgedichten, met vaak een allegorische of symbolische bijbetekenis.
De oorspronkelijkheid en de universele herkenbaarheid van de Chinese poëzie staan buiten kijf, maar dat wil niet zeggen dat de lectuur van dit boek geen inspanning vergt. Wie er iets aan wil hebben, moet het als een studieboek benaderen. Inleidingen en noten verdienen aandachtige lectuur, en bij de gedichten moeten we op subtiele finesses letten. Zo spelen in de opbouw parallellisme en antithese een belangrijke rol.
De staat verging maar berg en stroom bestaan.
De stad is lente, gras en kruid staan diep.
Geroerd door tijden spatten bloemen tranen,
In scheiding droef verschrikken vogels 't hart.
Deze strofe biedt een goed voorbeeld van de kenmerken die ik hoger opsomde. Ze bestaat uit jambische vijfvoeters en heeft een erg gebalde inhoud, gestructureerd in vele parallellismen en antithesen. Soms worden die tegenstellingen in chiasme-vorm uitgewerkt:
Een hele nacht de ruis van wind en regen -
De bloesemblaadjes vielen neer: hoeveel?
Deze bloemlezing zal de liefhebber ongetwijfeld vele maanden leesgenot verschaffen.
W.L. Idema, Spiegel van de klassieke Chinese poëzie, Meulenhoff, Amsterdam, 1991, 664 p., fl. 72, 50; 1450 fr.