Vertaald
Gabriela Mistral
Elly de Vries-Bovee
In 1945 boog de Zweedse koning voor een eenvoudige onderwijzeres uit een Chileens dorp: de Zweedse Academie had de Nobelprijs voor literatuur toegekend aan Gabriela Mistral.
Ze heette eigenlijk Lucila Godoy Alcayaga en werd geboren in Montegrande op 7 april 1889. Haar vader verliet het gezin toen ze drie jaar was. Ze groeide op tussen vrouwen: haar halfzuster Emelina, haar moeder en haar grootmoeder. Op zestienjarige leeftijd schreef ze al vrij regelmatig in plaatselijke bladen. De pastoor beschuldigde haar van pantheïsme en de Escuela Normal waar ze voor onderwijzeres wilde gaan studeren, weigerde haar toe te laten. Dat was een enorme geestelijke klap. Gelukkig vond ze steun bij haar zuster, die voor haar een stageplaats op een dorpsschool vond.
De zelfmoord van haar eerste geliefde vormde voor Mistral de inspiratie tot een groot aantal liefdesgedichten, die in 1922 in de bundel Desolación werden opgenomen. De Sonnetten van de dood vormden het eigenlijke begin van haar literaire roem.
Gabriela's geheime liefde voor de dichter Manuel Magallanes Moure was uitzichtloos. De hartstochtelijke gevoelens van de begaafde onderwijzeres vonden echter een andere bedding in haar briljante pedagogische loopbaan, haar liefde voor de jeugd, haar deernis om de arme onderontwikkelde Indianen. De academische autoriteiten die haar eerst hadden verguisd, waren nu vol bewondering. Overal in Zuid-Amerika vond ze een warm onthaal, zowel om haar grote verdienste voor het onderwijs als om haar poëzie.
Na het verschijnen van Desolación wisselde Mistral haar pedagogische en diplomatieke taken af met het werken aan haar niet zeer omvangrijke literaire oeuvre (zowel proza als poëzie).
Op 10 januari 1957 stierf ze. Ze liet al haar bezittingen na aan de arme kinderen van Montegrande.