Poëziekrant. Jaargang 16(1992)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Gastdichter Alain Delmotte Pro mundo I. Grondbezit gedicht. En verder geen gezeur, geen van die dwaze franjes gespeeld of verziekt leed. Gewoon steevast, stevig in het zadel. Grimmig aan geducht leven. 2. Orde op zaken: de aarde. Hoor graag klare taal verschuldigd zijn. Gelijkgelijnd aan die bomen daar, die geheel integer en van bijna hevigheid te gebeuren staan. 3. Geen leven of het heeft een werkelijkheid om het lijf. Gaat navenant aan het werk: prachtig hardend en deemstering uit de weg. Gaandeweg I. Aan de haal en ornwille van gaat het gras gaver zonder waan, grond toevertrouwd en in weelde voor-voorbeeldig tekeer. 2. Voorgevoel in de rivieren. Stromen naar grootschaligheid. Gaandeweg breedstotend aanhorig. Uit eigenbelang verder. 3. Naar vermogen zo. Zo helder. Heel en al: ten overvolle open-lucht. Strooiweide I. Ontheven. Verdwenen uit het geheel: wolken zich schikkend, in der minne gericht naar het weer, het woord. 2. Verloren. Open ontkomen, boven de grond uitgestrooid. Wolkig opwaaiend: van wind, de waarheid nog even te kennen geven. Om van dan af aan, niets meer. Niets meer te hoeven missen van de lucht. 3. Nee. Niet ontbonden of onder. Maar wat met ingehouden adem. Ja. Dat grijs op het gras: verschrikt. Heel uitgelaten. Voortdurend buiten. Vorige Volgende