| |
| |
| |
Vertaald
Andre du Bouchet
De bestendige poort
De verkorting
uit het veld geslagen op het spoor.
in zijn voorveld aan een reling.
wereld die zich zijdelings - geheel en al wereld -
het brandpunt - de leegte - en
ook de leegte verplaatst zich.
zelfverlies lest de dorst.
in de dichtheid van de muur zal je
het niet bij elkaar horende water vinden.
ogen. tenslotte zijn er die ogen die, zelf, op hun beurt
heeft beschreven wie ik ben.
voor mij, iets verder zoals
spoor volgt, heeft ze niet gesneden.
in het zog van het opnieuw ontsloten woord,
bewegingsloos stond, heb ik genomen - dwarsscheeps,
iets dat op hemel lijkt, op hoogte van de hemel.
wat je bent op het moment dat je ziet
| |
| |
| |
herkenbaar omwille van de dorst
| |
De gedaanteverwisseling van de ijsbergen
ik heb kunnen overschrijden, overschrijd ik niet.
aan het gebergte, en volledig, het hoofd
het is aan de achterkant van het hoofd
dat de dag zich onthuld heeft.
de hoogte, je zal haar vinden
in je adem als die je onttrokken wordt.
als het ware aan het ontoegankelijke
| |
| |
vandaag - voor de dorst - tot aan de stoffige tong
van de ijsbergen aan de sokkel zonder onderstel.
zijzelf hier, en voorliggend op
wat je hier had kunnen zeggen
- de gedaanteverwisseling van de ijsberg,
en levend, het opgevangen water vervoegt.
alweer de drempel - alsof
men aan een drempel kwam, terwijl hier en daar
het zuur blauw verschenen was.
een steen, van zodra men er doorheen gaat,
in het water vandaag van de ijsberg.
onder deze stap wordt de grond - met de stap
vlinder op de platte steen,
ik nog maar eens niet gezien heb waarheen,
ligt de richting in de beweging
er is - voor de koelte aanstonds, een weg, dwars
zoals het blauw - zonder uit te lopen, me omhult,
met de gedaantewisseling van de ijsbergen.
nog stram - het kleed van de ijsberg, en zonder
vandaag, als hij in ademnood verkeert,
die onwetend zijn, een ogenblik bewegingsloos.
| |
| |
ter plaatse gegroeid is, neemt hier niet in hoogte toe,
en tot aan het vlakke dat haar doorkruist, een hoogte
toegetrokken, zoals - de weg, en voor je, ontsloten,
aan lippen, wanneer de mond naar binnen gekeerd is,
murmelt de wind op zijn beurt
ik sta - voor het gebergte, zoals
van de kracht die me onttrokken wordt.
- en herkenbaar omwille van onze dorst, de wand,
doorkliefd heeft, van de schittering.
op terugweg - van zodra hij doorspleten heeft,
wat verderop een klap. en nogmaals een klap.
aan onpeilbare ogen het onbepaalde op hoogte
zoals jijzelf op je terugweg op het scherp
van de schittering moeilijk hebt
de weg die even helder is als het water dat weg is
het was alweer noodzakelijk
voor de koelte - dat ik, een ogenblik, in de lucht
op de welvingen van de lucht
zal de dag drukken zonder licht af te geven.
(Uit: Axiales, Mercure de France, 1992, vertaald door Elke de Rijcke)
|
|