Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Na de zondeval

Mijn goede vriend, uit de list en afgunst die de ridder, onze eerste vader, overvallen hebben, is grote rampspoed voortgekomen. Hiervoor is reeds gezegd hoe toen de helpers van de prins zijn opgestaan. De vier belangrijkste vijanden, die wij allen moeten bestrijden, zijn de prins, de koningin eigen wil, het vlees en de wereld, en voorts de zeven monsters van de zonde. Helaas, al wat de ridder gegeven was om de bruid te beschermen, heeft zich tegen hem gekeerd. Maar men behoeft hem niet te beklagen, want het is duidelijk zijn eigen schuld.

Maar opdat u het nog beter zult begrijpen en nog meer op uw hoede zult zijn, zal ik u nu tonen welke ellendige gevolgen de ridder en zijn nageslacht van de zondeval hebben ondervonden. In het boek van Mozes staat geschreven: zodra Adam van de appel gegeten had en zijn ongehoorzaamheid had laten blij-

[pagina 22]
[p. 22]

ken, werd hij vervloekt en uit het paradijs verstoten door God onze Heer. God strafte Adam: hij moest voortaan leven in armoede en onzaligheid en in het zweet zijns aanschijns moest hij zijn dagelijks brood verdienen. Zijn metgezel zou in droefheid haar vrucht baren en de aarde zou distels en doornen voortbrengen. De ridder moest wegvluchten van de plaats van overvloed naar een dal van onzaligheid om te boeten voor zijn misdaad. Maar helaas, nog meer rampspoed is deze ongelukkige ridder ten deel gevallen vanwege zijn ongehoorzaamheid, want alles wat met hem behoorde te zijn, heeft zich tegen hem gekeerd.

Och goede vriend, laat in volle ernst tot u doordringen wat ik schrijf, want dit betreft alle mensen die van de ridder afstammen. De vloek waar ik zojuist over sprak, is overal merkbaar. Onze moeders moeten het helaas dagelijks ondervinden. En als onze vaders trachten te ontsnappen aan de vloek dat zij hun brood moeten verdienen in het zweet van hun aanschijn, worden zij er anderszins van doordrongen door middel van ziekte of andere tegenslagen. Hiervan hebben zij dikwijls meer verdriet, pijn en moeite dan de goede werkman van zijn arbeid ondervindt, hoewel deze elke dag weer moet ploeteren voor zijn brood.

Maar nog grotere rampspoed is het verlies waarmee de rechtvaardige koning de ridder en zijn gevolg gestraft heeft. Als u het onthouden hebt, zult u zich herinneren met hoeveel zorg omringd de ridder in het paradijs kwam en waarom de wijze en rechtvaardige koning dit verordend had. Maar door onachtzaamheid van de ridder werd de bruid aan de koningszoon onttrokken. De rangorde in het gevolg van de ridder is in het ongerede geraakt en allen hebben zich tegen hem gekeerd.

De koningin is weerspannig geworden: nu moet de ridder haar volgen in plaats van dat zij hem gehoorzaamt. Och goede vriend, bezie uzelf: is het niet waar dat uw wil slechts geneigd is

[pagina 23]
[p. 23]

tot allerlei schone zaken, ofschoon u dat verdriet doet of ten minste verdriet zou moeten doen als u een dienaar van de koning bent? Helaas, zij die trachten de koning te dienen, worden het dagelijks gewaar: de dienstmaagd is dame geworden en de bruid is haar onderdanig door toedoen van de koningin, die meer geneigd is tot de dienstmaagd dan tot de bruid. Dit klaagt de heilige Bernardus: ‘Wat is onredelijker dan dat de dienstmaagd regeert en de dame moet dienen!’ Helaas, zelfs voor een onaanzienlijk man is het een schande als men zijn bruid verstoot en veracht. Denkt u niet, mijn goede vriend, dat het een veel grotere schande is als men de verkoren bruid van de almachtige koningszoon zo laag acht? Ik zeg u: voorwaar, wie deze bruid verstoot, zal dit gewaar worden in grote, eeuwige ellende.

De meester is ook verstoten want de ridder heeft de dienstmaagd lief, en de raad van de meester is tegen de geneigdheid van de dienstmaagd. Rede kiest de zijde van de bruid - dat wil zeggen: van de ziel. Het boek is gesloten. Vanwege zijn ongeregelde liefde voor de dienstmaagd veronachtzaamde de ridder Gods goedheid; hij had slechts oog voor de lusten en geneigdheid van de dienstmaagd. Het gezichtsvermogen van de bruid is door het gif van de slang verduisterd. De ridder vond de zinnelijkheid van de dienstmaagd en het lichamelijk genot veel belangrijker dan het inwendig licht van het verstand. De secretaris keerde zich ook direct tegen de ridder en maakte diens grote wandaad aanhangig bij de koning.

O goede vriend, dit is met onze vader Adam gebeurd maar het gebeurt nu dagelijks, telkens als zijn kinderen een doodzonde begaan. God moge zich ontfermen! Dat de mensen van deze wereld nu zo onmenselijk, redeloos en zondig leven, komt door hun liefde voor hun lichamelijke natuur. Zij vergeten de arme ziel, leven volgens hun lusten en hebben slechts oog voor deze onzalige wereld die ons, arme zondaars, als een plaats voor boetedoening gegeven is en niet om weelde te zoeken.

[pagina 24]
[p. 24]

Ach helaas, dat ik, armzalige, dit moet zeggen! Maar ik heb er alle reden toe: al is de ziel edel van nature, zij kent weinig vreugde zolang zij hier in ballingschap verkeert. Niet op aarde maar in de zalige hemel is haar bestemming; daar heb ik eerder over geschreven. Zij verlangt naar de hemel maar het ellendige en verachtelijke vlees wil het aardse genot niet achterlaten. Paulus zegt: ‘Het vlees keert zich tegen de geest en de geest tegen het vlees.’ Maar wat deze mensen helaas niet inzien, is dat het vlees de geest niet belonen kan maar omgekeerd wel. Want omwille van de geest werd het vlees geschapen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken