Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De lichamelijke natuur

Nu wil ik u verder laten zien hoe het de ridder en zijn familie na dit onheil is vergaan. In het dal van ellende - dat wil zeggen: deze wereld - moest hij zware arbeid verrichten. De koning liet de ridder hard werken, omdat hij de dienstmaagd die de bruid verdrukte, wilde verootmoedigen. Maar het mocht niet baten, want de kinderen van de ridder gingen dezelfde weg als hun vader, zodat de vertoornde koning uiteindelijk het hele nageslacht van de ridder vernietigde op één tak na. Uit deze tak liet hij een nieuw geslacht van ridders ontspruiten. Met deze ridder belastte hij de dienstmaagd, de lichamelijke natuur, nog zwaarder. Want voorheen leefden de mensen wel achthonderd of negenhonderd jaar lang, toen echter niet meer dan tweehonderd jaar. En dit was ten tijde van Abraham.

Bovendien verordende de koning de besnijdenis van het vlees, maar ook dat baatte niet. Omdat de dienstmaagd met hulp en instemming van de koningin de bruid onderdrukte, strafte hij haar daarom met nog meer droefenis. De koning maakte de dienstmaagd uitgeteerd, ziek en melaats en zond haar vele gebreken. Hij bekortte de jaren van haar leven, zoals David zegt in de Psalmen: ‘De dagen van de mens bedragen

[pagina 25]
[p. 25]

tachtig jaar en verder is het arbeid en droefenis.’

Goede vriend, nog altijd verslechtert de lichamelijke natuur van de mens van dag tot dag. In Davids dagen bereikten de mensen nog een leeftijd van tachtig jaar maar tegenwoordig mag men er wel twintig aftrekken. En dan sterven nog velen voor hun zestigste. Besef dit goed, want het gaat u in het bijzonder aan. Ik weet wel: sommigen zijn zo verknocht aan de wereld dat zij niet graag over ouderdom en gebreken horen spreken maar ik hoop dat u niet zo bent. En al was dat wel het geval, dan verlies ik liever uw vriendschap omdat ik u de waarheid zeg dan dat ik in uw gunst sta met onwaarheden, want ik zoek niet anders dan uw zieleheil.

Uit het voorgaande blijkt wel dat het volstrekt tegen de wil van de wijze koning ingaat als mensen hun lichaam mooi maken en versieren, zich verlustigen in smakelijke spijzen en alleen maar genot zoeken. Dit gaat allemaal ten koste van hun zieleheil, want telkens als zij zich overgeven aan lichamelijk genot roepen zij meer onheil af over hun ziel. Zij voeren de ziel verder van de liefde van haar bruidegom, maar de smaad en schande die zijn bruid hier in deze tijd moet ondergaan, zal hij hun wel vergelden. Want al duurt het lang voordat men zijn schuld moet inlossen, zij wordt niet kwijtgescholden.

De dienstmaagd is een van onze schadelijkste vijanden omdat zij deel uitmaakt van onze eigen natuur. Om u nog meer afkerig te maken van de dienstmaagd zal ik u beschrijven hoe weerzinwekkend de koning haar in onze dagen heeft gemaakt. Als u haar aard van het begin tot het einde goed beschouwt, zult u niets anders aantreffen dan wat u doet walgen. Want Bernardus schrijft: het lichaam van de mens, dat ontstaan is uit het slijk der aarde, is niets dan vuile stinkende materie, die begint als een walgelijk zaad, zo smerig dat de mens er van nature van walgt, zelfs als hij er alleen maar over spreekt. Vervolgens wordt het zaad gevoed in het stinkend vat van het lichaam en zodra het kind gebaard is, heeft het verdriet en

[pagina 26]
[p. 26]

tranen. Daarna wordt het lichaam van binnen en van buiten gekweld door de wormen. Alles wat met het lichaam in aanraking komt, gaat stinken. Uit alle openingen van het lichaam stroomt enorme inwendige viezigheid naar buiten. Zie maar eens wat er uit oren, mond, neus en de andere lichaamsdelen te voorschijn komt. Deze droefenis en grote ellende groeien een leven lang van dag tot dag, tot het vuile stinkende lijk definitief overgeleverd wordt aan de wormen in de aarde.

Och goede vriend, al is het onprettig over de lichamelijke natuur te horen, het is verachtelijk er desondanks behagen in te scheppen. Het lichaam waar de dwaze ridders van deze wereld zich zo druk om maken, is niet meer dan een reliekschrijn. Maar helaas, men heeft nauwelijks belangstelling voor het heiligdom zelf - dat wil zeggen: voor de ziel waaraan deze schrijn nochtans zijn bestaan en schoonheid te danken heeft. Dat blijkt wel als het heiligdom uit de schrijn weg is, want dan weet men niet hoe snel men het lijk moet kwijtraken, ja nog sneller dan de resten van een dood beest.

En naarmate men het lichaam overvloediger van voedsel voorziet, gaat het vlees meer stinken. Een meester schrijft: enige tijd geleden leefde in Lombardije een landsvrouw die zo zeer gesteld was op haar lichaam - deze onreine dienstmaagd - dat zij weigerde enig voedsel aan te raken met haar handen, want zij wilde haar vingers niet besmetten. Deze dame gebruikte gouden vorkjes bij de maaltijd. Wat men haar opdiende, tilde zij hiermee naar de mond. Zij versierde alles aan haar lichaam met goud, maar toen zij het leven liet, begon haar lichaam zo verschrikkelijk te stinken dat men in het klooster waar zij begraven werd drie dagen lang de smerige lucht nauwelijks kon verdragen.

Waarom zou ik u hier veel over schrijven? Een ieder kan deze vuiligheid bij zichzelf vinden. Maar om u niet geheel en al somber te stemmen, wil ik hiertegenover stellen de edelheid van de bruid, onze andere natuur. De zoon van de eeuwige God

[pagina 27]
[p. 27]

heeft haar uitzonderlijke waardigheid bewezen, meer dan de engelen. Boven alle engelen heeft Christus de bruid samen met de dienstmaagd verheven, verenigd in de persoon van de gezegende en zalige moeder en maagd Maria. Over haar schoonheid verwonderden zich de engelen, toen haar gezegende zoon haar van de aarde ophief naar de hemel en haar tot de rechterhand van zijn vader voerde in het eeuwige rijk waarover ik eerder al geschreven heb. Daarbij zeiden de engelen: ‘Wie is deze die opklimt boven ons vol vreugde als een opkomende dageraad?’ Och lieve engelen, dit is Gods bruid, de menselijke natuur, ziel en lichaam samen, welk lichaam van hetzelfde slijk was als het onze. Och ridder die de koning trouw is en de eer van de bruid beschermt, laat de wereld dolen, maar richt hierop uw inwendige ogen, uw troost en hoop. Houd de dienstmaagd tijdig in bedwang. Dan handelt u wijs.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken