Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Geloofsartikelen en catechese

Omdat het voorgaande deel uitmaakt van de materie der deugden die de gehoorzame en getrouwe mensen aangaat, wil ik u nu in het kort een uitleg geven van de middelen waarmee wij God moeten dienen zoals onze moeder, de heilige kerk, ons leert. In de eerste plaats moeten wij geloven in de twaalf artikelen van ons heilig geloof, die verzameld zijn in het credo. Ten eerste moet een mens geloven in God de vader, de almachtige schepper van de hemel en de aarde en alle levende wezens. Ten tweede moet hij geloven in Christus, Zijn enige zoon, die een eeuwig god is met de vader, en uit Hem geboren voor de wereld. Het derde is dat dezelfde zoon van God, Jezus Christus die in Zijn godheid gelijk is aan de vader, mens geworden is op aarde en Zijn menselijke natuur kreeg van Maria, die maagd bleef na de geboorte van de Heer. Het vierde is dat onze Heer Jezus Christus onder Pontius Pilatus als mens is gekruisigd, gestorven en begraven. Het vijfde is dat Hij de hel heeft opengebroken en Zijn vrienden heeft verlost en na drie dagen verrezen is uit de dood. Het zesde is dat Hij, god en mens, vervolgens ten hemel is opgestegen, waar Hij zit aan de rechterhand van Zijn vader. Het zevende is dat Hij op de jongste dag een rechtvaardig rechter zal zijn over de levenden en doden. Het achtste is dat de Heilige Geest de derde persoon is, een god als de vader en de zoon in eeuwigheid. Het negende punt is dat de

[pagina 70]
[p. 70]

mens geloven moet in onze moeder, de heilige kerk - dat wil zeggen: de gemeenschap van gelovige christenen. Het tiende is dat de mens moet geloven in kwijtschelding van alle zonden in de christelijke doop. Het elfde is de opstanding van alle gestorvenen. Het twaalfde en laatste geloofsartikel is het eeuwige leven.

Hierna volgen de tien geboden maar die heb ik reeds behandeld. Dit is noodzakelijke kennis voor alle gelovigen om behouden te blijven.

Dan volgen de twaalf evangelische raden die de koning Christus zijn discipelen geleerd heeft. Zij die een volmaakt leven willen leiden, moeten zich hieraan houden en vooral aan de eerste drie: gehoorzaamheid met verzaking van de eigen wil, zuiverheid en vrijwillige armoede. Maar deze drie zijn niet noodzakelijk voor het zieleheil, want zonder kan men ook behouden blijven.

Voorts zijn er zeven principale deugden. De eerste drie heten goddelijk; dat zijn geloof, hoop en liefde. De andere vier zijn menselijk: voorzichtigheid, gematigdheid, kracht en rechtvaardigheid. Deze deugden zijn als regels, zonder welke niemand rechtvaardig kan handelen.

Er zijn ook zeven sacramenten van de heilige kerk. Het eerste is de doop. Het tweede is het vormsel. Het derde is het heilig sacrament van de eucharistie. Het vierde penitentie. Het vijfde is het heilig oliesel. Het zesde is het wettig huwelijk. Het zevende is de wijding tot geestelijke. Naarmate een mens meer van deze sacramenten heeft ontvangen, is hij dichter bij God, maar tegelijkertijd zal zijn zonde groter zijn indien hij verkeerd handelt. Want met de sacramenten van Gods voorzienigheid wordt de mens gesterkt tegen de zonden en is hij standvastiger in het geloof. Neem dit als regel, goede vriend: naarmate een mens meer gunsten van God ontvangt, neemt zijn verdienste toe als hij aan die gunsten gehoor geeft. Maar indien hij zonden begaat zonder acht te slaan op de gunsten van God zal hij des te

[pagina 71]
[p. 71]

meer moeten verantwoorden op de jongste dag.

Laat het daarom niet zo ver komen als de zogenaamd fatsoenlijke priester aan wie ik enige tijd geleden uit naastenliefde een boek uitgeleend had. Deze begreep dat hij zijn leven moest aanpassen aan dat wat hij van Gods goedheid hooide, en dat hij zich voor God zou moeten verantwoorden indien hij dit naliet. Daarop zei hij: ‘Dan spijt het mij dat ik het vernomen heb.’ En vervolgens gaf hij mij het boek terug. Hij zei: ‘Wat zou het mij baten er veel in te lezen, als ik er niet naar leef? Ik zou mij slechts meer ellende op de hals halen.’

Och, wat onzalig antwoord! Hij vreesde reeds de pijn en ellende die Christus met Zijn heilig bloed heeft weggenomen voor degenen die gehoor geven aan de deugd. Maar helaas, dat wilde hij niet, zoals bleek uit zijn woorden: ‘Het spijt mij, dat ik het gehoord heb.’

Och uitverkoren vriend, wat een onredelijk antwoord was dit! Ik zette hem uiteen wat noodzakelijk was voor zijn zieleheil. Ik wees hem op zijn dwalingen. Ik wilde hem naar de juiste weg leiden. Ik gaf hem een wegwijzer zodat hij niet zou verdwalen, en in zijn grote blinde onwetendheid zei hij: ‘Het spijt mij, dat u mij de weg gewezen hebt.’ Hij gaf mij het boek terug! Deed hij dit niet omdat hij nog wilde dwalen, omdat hij de weg van zonden nog niet achter zich wilde laten?

Helaas, als het met een priester zo gesteld is, hoe moet het dan gaan met de gewone mensen in de wereld? Daarom bid ik u om Christus' wil, dat u zich niet laat bedriegen door zulke redeloze duivelse blindheid. Zelfs indien u nog niet uw leven wilt veranderen, moet u daar verdriet van hebben en God bidden dat Hij uw wil ten goede keert tot uw eer en zaligheid. Twijfel er niet aan dat God uw gebed zal verhoren als u Hem oprecht uw nood klaagt. En wat u eerst zwaar viel, zal Hij licht maken. Maar laat het niet zo ver komen dat u door de bedrieglijkheid van de duivel geen goed wilt doen, noch gehoor wilt geven aan de deugd. Voorwaar, dan zal God u laten dolen tot in

[pagina 72]
[p. 72]

de afgrond van de eeuwige verdoemenis. En redeneer niet als de voornoemde priester, maar denk: het schaadt mij niet dat ik van de deugd weet.

Vervolgens zijn er zeven gaven van de Heilige Geest. De eerste is vrees. De tweede is goedertierenheid. De derde kennis. De vierde kracht. De vijfde beheersing. De zesde verstand. De zevende wijsheid.

Deze zeven gaven zijn de mens gegeven om alle deugden te volbrengen zonder belaagd te worden door de listen van de duivel. Want vrees verdrijft hoogmoed. Goedertierenheid verdrijft afgunst. Kennis verdrijft gramschap, die een mens redeloos maakt alsof hij zonder kennis of verstandelijke vermogens was. Kracht verdrijft luiheid. Beheersing verdrijft hebzucht of gierigheid want de raad van de Heilige Geest is vrijwillige armoede. Verstand is tegen wellust, want wellust maakt de mens gelijk aan beesten die geen verstand hebben. Wijsheid verdrijft gulzigheid want wie de zoetheid van de Heilige Geest proeft, heeft geen smaak meer in lichamelijke genoegens.

Hierop volgen de zeven werken van barmhartigheid. En deze zijn tweeledig: wereldlijk en geestelijk. Voor de beoefening van deze deugden zal de rechtvaardige mens zijn beloning ontvangen op de jongste dag, als het oordeel geveld zal worden en Christus tegen zijn verkorenen zal zeggen: ‘Komt, gezegenden van mijn vader.’ En daarom goede vriend, luister goed en probeer uit alle macht deze werken te volbrengen, opdat u uiteindelijk te midden van de zaligen aan de rechterhand van de rechter zult staan. Want dan zal vergankelijk bezit u niet langer helpen, behalve de aalmoezen die u om Christus' wil uitgedeeld hebt aan de noodlijdende armen.

De werken van barmhartigheid zult u gaarne beoefenen om twee redenen. Ten eerste deelt u niet van uw eigen bezit maar van wat God u gegeven heeft. Alles wat u hebt, is van God. Naakt bent u hier gekomen; naakt zult u van hier scheiden. Misschien zal men u een doodskleed geven, maar dat neemt u

[pagina 73]
[p. 73]

slechts mee tot het graf. Dan zult u het aan de aarde moeten afstaan want het behoort tot de aarde. De tweede reden is: het aards bezit dat u ter ere van God aan anderen schenkt, geeft u aan de koning Christus zelf, die het u gegeven heeft en die zelf uw eeuwige beloning zal zijn. Hiervan zegt Hij in het evangelie: ‘Telkens als u dit in mijn naam aan de minste gegeven heeft, hebt u het mij gegeven.’

Omdat deze werken van barmhartigheid zo verdienstelijk zijn en God behagen, zijn ze tweeledig, zodat mensen die de wereldlijke werken niet kunnen volbrengen vanwege armoede en dergelijke zich niet hoeven te verontschuldigen. Zij kunnen het goedmaken met de geestelijke werken.

Dit zijn dan de zeven wereldlijke werken van barmhartigheid. Het eerste is de zieken verzorgen. Het tweede: de dorstigen laven. Het derde: de hongerigen voeden. Het vierde: de gevangenen verlossen met woorden of daden. Het vijfde: de naakten kleden. Het zesde: de pelgrims onderdak bieden. Het zevende: de doden begraven of daarbij helpen met raad en daad.

De zeven geestelijke werken van barmhartigheid zijn de volgende. Het eerste is raad geven aan degene die het behoeft. Het tweede is iemand berispen uit broederlijke liefde. Het derde is de bedroefden troosten. Het vierde is een ander zijn misdaad vergeven. Het vijfde is lijdzaam verdragen van schande en tegenslag veroorzaakt door medechristenen. Het zesde is bidden voor medechristenen. Het zevende is de eenvoudigen onderwijzen.

En dit moet men doen in naam van God en om Zijn liefde. Want anders zal Hij het niet erkennen en zijn de werken van barmhartigheid niet verdienstelijk. En de zeven geestelijke werken zijn edeler en verdienstelijker dan de eerste zeven, zoals de ziel hoger is dan het lichaam. Och, mijn goede vriend, kunnen wij deze kostbare schat niet goedkoop en gemakkelijk verkrijgen?

[pagina 74]
[p. 74]

Voortdurend hoop ik uiteindelijk tot de zaligen gerekend te worden, ook al vrees ik anders wanneer ik zie dat ik zo weinig gedaan heb terwijl er met kleine moeite zo veel geoogst kon worden. Ik zal mij met recht moeten schamen als ik mijn beloning zal ontvangen die gering zal zijn vanwege mijn grote gemakzucht waardoor ik nu te kort schiet in het oogsten - dat wil zeggen: in deze tijd op aarde waarin wij onze beloning kunnen verdienen. Als wij tot nu toe geslapen hebben, als wij gemakzuchtig zijn geweest, als wij veel hebben verzuimd in de afgelopen tijd, laten wij dan nu wakker worden, laten wij arbeiden zolang als de oogst duurt en het koren op het veld staat. Laten wij doen als degenen die op vastenavond plegen te zeggen: ‘Op deze avond willen wij ons verzadigen met vlees, want als de vastenperiode aanbreekt, mogen wij geen vlees meer eten.’ Laten wij een voorbeeld nemen aan de mier, die in de zomer - als het mooi weer is - haar maatregelen treft voor de winter, opdat zij dan niet van honger zal omkomen. Och, laten wij ook vooruitzien en vergankelijk bezit inwisselen voor eeuwig goed!

Hierna volgen de acht zaligsprekingen die de mens helpen in deugden te volharden en die te vervolmaken. De koning geeft ieder zijn eigen beloning, zoals hij in het evangelie zegt: ‘Zalig zijn de armen van geest.’ Dat wil zeggen: de nederigen, die zichzelf beschouwen als arm en ellendig, niet van buiten maar in de grond van het hart. Want het koninkrijk der hemelen behoort hun toe. Deze armoede ligt niet in het versmaden van bezit, doch in het opgeven van een hoog gemoed. Want velen die geen stuiver bezitten, dragen meer hoogmoed in het hart dan mensen die over grote rijkdom beschikken. En daarom zegt onze Heer ‘arm van geest’.

Zo leest men het verhaal van een kluizenaar die lang in de woestijn had geleefd. Behalve een kat bezat hij niets. Aan dit dier was hij zeer gehecht, meer dan paus Gregorius aan al zijn onmetelijke rijkdom hechtte. Omdat deze kluizenaar lang in de woestijn had geleefd, wilde hij van onze Heer weten wat zijn

[pagina 75]
[p. 75]

hemelse beloning zou zijn. Een engel openbaarde de kluizenaar dat hem hetzelfde ten deel zou vallen als paus Gregorius. De kluizenaar meende dat dit onrechtvaardig was want hij had lang in armoede geleefd en Gregorius in grote weelde. Maar toen de engel hem zijn liefde voor de kat verweet, begreep hij de reden en loofde en dankte God.

Dit schrijf ik om te laten zien dat rijkdom of een eervolle staat op zichzelf niet zondig zijn. Doch wie zijn bezit op onbehoorlijke wijze liefheeft en behagen schept in rijkdom maar de armen niet schenkt wat zij node missen, handelt in tegenspraak met de armoede van de geest. De heilige Gregorius was rijk maar hechtte niet aan zijn bezit. Ter ere van God deelde hij met gulle hand aan de armen. Zo leest men dat een arme hem eens om een aalmoes vroeg. Toen hij een van zijn raadslieden beval voor de arme te zorgen, antwoordde deze dat er niets voorhanden was dan een zilveren schaal waarvan eens Gregorius' moeder hem en zijn broers te eten had gegeven. Terstond beval Gregorius dat men om Gods wil deze schaal aan de arme moest geven, opdat deze niet te kort zou komen. De arme die de schaal ontving, was God zelf die Gregorius nu hiervoor beloont.

Ach, hoe goed zou het zijn indien men bij zoveel rijkdom arm van geest kon blijven. Maar helaas, men vindt maar weinig mensen als Gregorius, en daarom is het doorgaans beter en heilzamer geen bezit te hebben dan in weelde te leven.

Hierna volgt in het evangelie: zalig zijn de zachtmoedigen en goedertierenen want zij zullen de aarde bezitten. Dat wil zeggen dat zij met lichaam en ziel zullen deelhebben aan de eeuwige vreugde. Daarna volgt: zalig zijn zij die hier droevig en weemoedig zijn om hun zonden want zij zullen worden getroost in de eeuwigheid. Zalig zijn zij die hier op aarde honger en dorst zullen lijden - dat wil zeggen: begeerte hebben naar rechtvaardigheid. Uiteindelijk zullen zij die verkrijgen en verzadigd worden. Zalig zijn de barmhartigen want barmhartig-

[pagina 76]
[p. 76]

heid zal hun bewezen worden. Zalig zijn zij die een zuiver hart hebben want zij zullen God zien. Zalig zijn de vreedzame mensen want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig zijn zij die hier op aarde tegenslag hebben te verduren want samen met de armen van geest zullen zij als eersten hun beloning ontvangen: het eeuwige leven.

Dit schrijf ik u over de deugden in het algemeen, opdat u in uw hart en verstand kunt vinden wat u hebt en waaraan het u ontbreekt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken