Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wellust

Hierna volgt het monster van de wellust want ook dat wordt geboren uit gulzigheid van het vlees. De mensen die met dit gif besmet zijn, scheppen behagen in hun onreine lichaam, waarover ik al eerder gesproken heb. Weliswaar kan men deze mensen gemakkelijk herkennen, maar toch wil ik u het een en ander over hen zeggen, zodat u deze grote zonde beter zult kunnen vermijden. Want het schaadt zowel de ziel als het lichaam en ook de zintuigen. Wellust wordt door God en de mensen gehaat maar niettemin is iedereen, geestelijk en wereldlijk, met deze zonde besmet.

[pagina 101]
[p. 101]

Mijn goede vriend, ik kan met recht over het onheil van dit kwaad spreken. Men leest in het Oude en Nieuwe Testament dat wellust meer dan enige andere zonde de afgrond van de hel heeft gevuld, en zo gaat het vandaag de dag nog. Daarom zegt Paulus: ‘De wellustige mens heeft geen erfenis in het eeuwige leven.’

Afgezien van de eeuwige hellestraf voor deze zonde moet men wellust schuwen vanwege de grote schade en schande die ervan komt. Ik zal daarom het ergste, verdoemenis van de ziel, achterwege laten en u slechts de zesvoudige schade hier op aarde noemen. Ten eerste de grote zorg en vrees die deze mensen meestal hebben. Ten tweede de grote kosten en overdaad. Ten derde grote schaamte en schande. Ten vierde spijt, want iedereen heeft berouw zodra men deze zonde bedreven heeft. Ten vijfde stank en onreinheid die de mens van nature tegenstaan. Ten zesde verzwakking van het lichaam en de zintuigen. Door deze zes plagen wordt de wellustige mens hier op aarde achtervolgd.

Indien men de grote zonde en schande nauwkeurig beschreef, zou het onmenselijk worden de grote zedeloosheid en het onwaardige gedrag van de tegenwoordige geilaards alleen al te overdenken. Zij misdragen zich nog erger dan de beesten; in de boeken leest men dat de duivel zelf hun zonden niet wil aanschouwen. Luister wellusteling, als je een redelijk mens bent, antwoord mij dan: wat is er goed of eervol aan deze zonde dat je er zo door aangetrokken wordt? Alle andere zonden hebben enige bekoring maar dit venijn kent geen enkele eer of deugd. Het is tegennatuurlijk en het maakt de mens verachtelijk in Gods ogen, maar wonderlijk genoeg ook in de ogen van andere wellustelingen. De meeste zondaars kunnen hun kwaad wel in het openbaar tonen maar de geilaard tracht zijn zonde te verbergen. Zo laat hij zelf blijken dat het slecht en schandelijk is wat hij najaagt.

Maar ook al houd je wellust verborgen voor de mensen, je

[pagina 102]
[p. 102]

wordt wel gezien door hen die jij zelf niet waardig bent te zien: door God die je geschapen heeft, door de moeder der zuiverheid, door de engelen, maagden en het hemelse gezelschap en vooral door je beschermengel, die volgens Bernardus overal en altijd bij je is. Voor hun ogen kun je je smeerlapperij niet verbergen, zoals je tot je eigen schade en schande zult merken wanneer zij het je voor Gods aangezicht zullen verwijten. Zij zullen je allemaal versmaden en zich van je afwenden.

Maar luister geilaard, zelfs al geef je toe aan dit venijn en zijn je rede en verstand zo verduisterd dat je God en zijn heiligen niet vreest, dan nog moet je ter wille van je zieleheil deze zonde ontvluchten. Want het staat alle zintuigen tegen. Het is verachtelijk te zien, onbetamelijk te ruiken of te voelen. Wat zou ik zeggen van de smaak als het reeds weerzin wekt erover te schrijven? Ik doe dit slechts om de grote redeloosheid van de wellustelingen te laten zien, ook al weet ik wel dat woord en geschrift niet onrein zijn doch slechts de daden die beschreven worden.

Mijn goede vriend, de mensen die door wellust bezeten zijn, verkeren in grote blinde onwetendheid. U moet deze zondaars zo veel mogelijk ontlopen, want meer dan andere zonden kleeft wellust aan onze aard. Als men eraan toegeeft, groeien begeerte en wil maar de kracht neemt af en dan kan de listige duivel de mens snel naar zijn gevangenis voeren. En daarom schrijft een meester die Beda heet: kort is de vreugde van de wellustige mens maar eeuwig is zijn straf. En onze vader Augustinus schrijft: uit een slechte wil ontstaat wellust; als men de wellust dient, wordt het een gewoonte; als men toegeeft aan de gewoonte, kan men uiteindelijk niet meer zonder. En hij voegt er nog aan toe: de wellusteling is dood terwijl hij leeft.

Wellust is in staat harten van ijzer te overwinnen want haar vuur komt uit de hel. Hiëronymus schrijft het volgende. O wellust, hels vuur, je voedsel is gulzigheid. Je vlam is hoogmoed. Je vonken zijn verachtelijke en ranzige woorden en je

[pagina 103]
[p. 103]

rook is laster en schande. Je as is armoede en je loon is de hel.

De heilige boeken staan vol met woorden die wellust verbieden maar ik kan niet zwijgen over de gevolgen van dit kwaad. Ik zie dat dit gif alle mensen onrustig maakt. Zodra zij met het gif van de wellust besmet zijn, worden zij loops. De een verlaat zijn klooster, de ander verlaat vader en moeder. De volgende verlaat zijn vrouw of haar man. Geen rijkdom, eer, vrees, liefde, pijn of moeite kan hen tegenhouden. Als deze onzalige mensen eens het uur dat volgt op hun zonde wilden overwegen, dan hoefde ik de overige rampspoed niet eens te noemen! Maar helaas, onze zwakke natuur wordt overmand door de bekoringen van het vlees, zodat men rijkdom, eer, lichaam en ziel in de waagschaal wil stellen voor wat loos genot. Och, dit mateloze gif heeft al zovelen het leven benomen en in de afgrond van de hel getrokken! Geen standvastigheid, schoonheid, wijsheid of rijkdom mag baten. Adam, Samson, Lot, David en Salomo, allen zijn door dit kwaad verslagen.

Maar nog dagelijks zien wij de vreselijke gevolgen. Mensen menen dat zij volgens de regels van de kerk in het huwelijk getreden zijn, maar als de broer met zijn zus trouwt, of de neef met zijn nicht, worden zij gevangen in de boeien van de duivel. Wee degenen die dit spel spelen! Wee degenen die heimelijk of openlijk de geboden breken met overspel. Zij verliezen liever hun ziel dan wereldse eer! Deze grote zonde neemt dagelijks toe maar God zal niet veel langer toestaan dat zoveel hoererij en schande het gevolg is.

Hoeveel mensen bezondigen zich tegenwoordig niet aan overspel? Ik heb er bij de tien geboden reeds over geschreven. Man en vrouw behoren twee zielen en één lichaam te zijn, maar de mannen versmaden tegenwoordig hun goede echtgenotes. Zij houden er minnaressen op na en hun echtgenotes worden gedwongen deze slechte vrouwen te dienen. Vanwege deze treurige toestand vervallen de goede vrouwen soms ook in zonde.

[pagina 104]
[p. 104]

Tegenwoordig is overspel zo gangbaar dat men er nog nauwelijks bij stilstaat. In de kringen van de grote heren, die volgens wereldse maatstaven edel zijn, is het schering en inslag zonder dat men er zwaar aan tilt. Maar daarom is de zonde niet minder, integendeel! Want als een zonde minder wereldse schande tot gevolg heeft, zal men zwaarder moeten boeten in de eeuwigheid. De woorden van de heilige profeet zijn maar al te waar: de mensen zijn leugenachtig en vals in hun overwegingen. Want wat groot is, achten zij klein. Ach, de heren, rechters, schepenen en wetsdienaars behoren het goede voorbeeld te geven, maar als eersten breken zij de wet!

Dan zijn er nog de grote zonden die de slechte vrouwen dagelijks bedrijven. De een doodt haar kind als het geboren is; zo blijft verborgen dat zij van het gif der wellust gedronken heeft. De ander laat de vrucht van haar zwangerschap afdrijven of op een andere manier verdwijnen. Met allerhande bedriegerij en kunstgrepen wil zij nog maagd lijken. Andere vrouwen leggen hun kind te vondeling en de getrouwde vrouw baart haar echtgenoot nakomelingen die in overspel verwekt zijn. Zij verdoemt op die manier haar ziel, bedriegt haar man en onterft haar kinderen ten eeuwigen dage. Wee degenen die deze zonde bedrijven, want zij moeten niet alleen hun eigen daden verantwoorden maar ook alle zonden waartoe zij aanleiding hebben gegeven, en daarvoor worden zij voor eeuwig gestraft indien zij hier op aarde geen boete hebben gedaan.

Nu wil ik verder zwijgen over dit gif. Er is geen betere remedie dan zelfkastijding door middel van waken, vasten en arbeid. Zoals al gezegd werd: gulzigheid en genotzucht zijn de wortels van wellust. Omdat deze zonden voornamelijk heersen over het zwakke vlees, moet de geestelijke ridder beschikken over twee sporen om het paard - dat wil zeggen: zijn lichaam - te bedwingen. Aan zijn rechtervoet moet hij de spore van het vasten dragen om daarmee gulzigheid te verdrijven. Gulzigheid plaats ik rechts omdat volgens de wereld gulzigheid en

[pagina 105]
[p. 105]

overdaad eerder tekenen van eer en welvaart dan van schande zijn. Arbeid is de spore die aan de linkervoet bevestigd moet worden, en hiermee verdrijft men wellust. Zoals de dichter zegt: ‘Verdrijf ledigheid en de boeien van de wellust zullen verdwijnen.’ Deze spore moet links bevestigd worden want de zonde van wellust is niet eervol maar slecht en slinks.

Dit zijn de twee sporen waarmee de knechten van God hun paard leiden waar zij willen. En terecht mogen wij over sporen spreken want deze zijn scherp en snijdend. En dit geldt ook voor vasten en arbeid. Maar het is beter om het paard met sporen te bedwingen dan dat paard en ruiter beiden verloren gingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken