Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ridderboek (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ridderboek
Afbeelding van RidderboekToon afbeelding van titelpagina van Ridderboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (34.33 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Geert Warnar



Genre

proza

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ridderboek

(1991)–Henricus Pomerius, Anoniem Ridderboec–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De knechten van de hebzucht

Nu ben ik toegekomen aan de hebzucht van de machtigen en rijken. In de eerste plaats kunt u zien, mijn goede vriend, dat hebzucht de machtigen veel onheil berokkent. Hebzucht maakt een mens onhandelbaar; hij wil alles mooi en goed hebben, maar zelf is hij geen van beide. Augustinus zegt vol min-

[pagina 112]
[p. 112]

achting: ‘Als je mantel niet goed is, wil je een nieuwe hebben. Zijn je kousen niet goed, dan wil je goede kousen hebben. Ik bid je: heb je leven meer lief dan je kousen. Als je je schaamt slechte kousen te dragen, schaam je dan meer als je een slecht leven leidt.’ Helaas, hier maalt men tegenwoordig niet om! Op de duizend die zich schamen voor hun kousen is er nauwelijks een beschaamd voor zijn zondig leven. Als men zich toch eens naar de kerk haastte om de zonden af te wassen, zoals men zich naar zijn kamer spoedt wanneer men vuile kousen heeft! Helaas, dat dit niet gebeurt, is een teken van grote redeloosheid.

Maar er komt nog zoveel ter sprake dat ik het kort moet houden. Want het gif van de hebzucht vult de mensen met slechtheid. Zij willen grote heren zijn: rijk, wijs, edel en machtig. Maar zij zijn knechten: arm, blind, ziek, dwaas, onedel, hardvochtig en onrechtvaardig. Het zou hun moeten bedroeven dat dit hun gezegd wordt, want zij hebben alle verstand verloren.

Ik zal u, mijn goede vriend, met de Heilige Schrift, met argumenten en bewijzen alle voornoemde punten te kennen geven. In de eerste plaats zei ik dat de hebzuchtige gierigaard een onvrije knecht is, want hij dient een genadeloze dame, die nauwelijks toestaat dat haar knechten zich ooit verzadigen. Hoe schamel is deze dienst die uiteindelijk slechts een doodskleed oplevert. Och, wat een onedele dame is hebzucht! En hoe arm zijn haar knechten! David voorzag hun armoede toen hij in een Psalm zei: ‘Vrees niet als een mens rijk is geworden en hij zijn goed vermenigvuldigd heeft, want als hij sterft zal hij niets kunnen meenemen.’

Nu zult u vragen: wat gebeurt er dan met zijn bezittingen? Helaas, dat zal hem zelf onbekend blijven. Menigeen meent dat hij zijn bezit nalaat aan zijn vrienden, maar tot zijn spijt ontfermen vijanden zich over zijn eigendommen. Daarom zegt dezelfde David over de rijke man: ‘Hij verzamelt zijn schatten maar hij weet niet aan wie hij ze zal nalaten.’

[pagina 113]
[p. 113]

Maar iemand zou als verontschuldiging kunnen aanvoeren: ‘Ik zou met minder wel tevreden zijn maar ik moet voor mijn kinderen zorgen.’ Deze zorg komt voort uit grote blindheid. Men geeft de kinderen rijkdommen die de ziel slechts tot last zijn; en hoe meer men geeft, des te moeilijker is het dichter bij God te komen. Weinig bekommert men zich om het zieleheil van de kinderen dat met goede werken te verkrijgen is. Het is grote blindheid! Iemand die niet door een gat kan kruipen vanwege de last die hij op zijn rug draagt, zal een deel moeten achterlaten in plaats van nog meer op zijn schouders te nemen. Zo moeten velen buiten de hemelpoort blijven, zoals Christus zelf zegt in het evangelie: ‘Een kameel gaat gemakkelijker door het oog van de naald dan dat de rijke vrek en de hebzuchtige in de hemel komen.’

Zo bewijst u uw kind nogal een goede dienst als u zijn last verzwaart en hem de toegang tot de hemel belemmert. Maar het is niet verwonderlijk dat u hem met dit kwaad opzadelt, als u ook nauwelijks aandacht heeft voor uw eigen zieleheil. Wee deze blinde vriendschap! U vervloekt uw ziel omwille van nakomelingen die liever zagen dat uw ziel verloren ging dan dat u hen onterfde!

Och, dit bejammeren de vader en de zoon over wie men een opmerkelijk exempel leest. Er was eens een onzalige rijkaard die woeker bedreef om zijn zoon rijk te maken en hem grote bezittingen na te kunnen laten. Maar toen vader en zoon uiteindelijk samen voor God verschenen, riep de vader: ‘Wee de dag dat je ooit geboren werd!’ En het kind beklaagde zich over zijn vader die hem zo veel rijkdommen had nagelaten dat hem de weg naar zijn zieleheil versperd werd. Vol onderlinge haat beschuldigden zij elkaar maar het mocht niet baten. Beiden werden naar de eeuwige hel gezonden waar hun haat alle dagen toeneemt en eeuwig zal blijven toenemen.

Zie toch, mijn goede vriend, van ongeregelde ouderliefde die het kind van stoffelijke rijkdommen wil voorzien, komt niets

[pagina 114]
[p. 114]

dan rampspoed, die men beter van tevoren kan vermijden dan deze ten langen leste te moeten ondervinden. Want dan is er geen verlossing meer mogelijk.

Het is duidelijk dat de hebzuchtige blind en dwaas moet zijn om niet alleen zichzelf maar ook zijn kinderen, vrienden en familie in gevaar te brengen met aardse rijkdom. Zij moeten het na dit leven duur bekopen, maar ook op aarde. Augustinus schrijft dat men rijkdom met veel pijn en moeite verkrijgt, met grote vrees bezit en met groot verdriet moet achterlaten. Daarom zegt een meester die Seneca heet: ‘Zonder de woorden mijn en dijn zouden alle mensen vreedzaam zijn.’ Maar helaas, dat schadelijke woordje mijn. Mijn wil alle dingen in bezit hebben en brengt de mensen zo buiten zinnen, dat zij geen recht of eer meer kennen. Dit kan ik u het beste laten zien aan degenen die nu de touwtjes in handen hebben en daarmee doen wat zij willen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken