Septentrion. Jaargang 20(1991)– [tijdschrift] Septentrion– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Ed Leeftang Kortenhoef De avond komt over de kleine binnenplas. Ik peddel niet meer, licht zuchtend loopt de kano vast in plompeblaren. Nog een kleine opmerking van de wind achter mij in het riet. De watermunt geurt me met kracht achterna van het licht aanvaren. Een fuut komt haastig nog door de ban, met watervrees zwemmend, alsof het zo weer spertijd is, weer jeugd en oorlog worden kan. Een bel ontploft zacht aan het oppervlak; heeft ook het ongeborene al ontzetting? Wat heb je toch met de stilte, steeds minder beangste, verouderde man? Je leven heb je onder de leden en je wil toch niemand meer laten delen in die besmetting? Uit ‘De hazen en andere gedichte?’ (1979). Kortenhoef Le soir descend sur le petit étang. Je ne pagaie plus, avec un léger souffle le canoë s'accroche aux nénuphars. Le vent chuchote encore une remarque derrière moi dans les roseaux. La menthe rouge, au passage effleurée, me suit de sa puissante odeur. Une grèbe se hâte de rompre le ban, nageant avec défiance, comme si le couvre-feu, et l'enfance et la guerre pouvaient revenir à l'instant. Une bulle éclate doucement à la surface; est-ce l'effroi de ce qui n'est pas né? Que te fait donc le silence, homme vieilli, dont l'angoisse reflue? Le mal de vivre couve sous les membres et tu ne voudrais plus que personne, je pense, en fût contaminé? Traduit du néerlaidais par Philippe Noble. Vorige Volgende