Joke van Leeuwen
J'entrai là-bas dans un magasin pour
acheter une chose qui existait.
Ils ne pouvaient pas me comprendre,
j'indiquai donc la couleur, me tus si vide,
me penchai si ronde, frémis si légère,
mimai hauteur, longueur, largeur.
Ils disaient: wiwi wiwiwi
et couvrirent tout leur comptoir
de bien des choses dont je ne voulais pas.
Il me fallait rentrer chez moi. Il me fallait
des mots en plus. Mais comment savoir
si ce que je disais avec mes mots
et eux avec les leurs, portait
le même nom dans leur langue?
Traduit du néerlandais par Marnix Vincent.
Ik ging daar naar een winkel om
iets wat bestond te kopen.
Ze konden mij daar niet verstaan,
dus wees ik kleur aan, zweeg hoe hol,
boog ik hoe rond, trilde hoe licht,
bewoog ik hoogte, lengte, breedte.
Ze zeiden: wiewie wiewiewie
en legden heel hun toonbank vol
met veel wat ik niet wilde.
Ik moest naar huis terug. Ik moest
er woorden bij. Maar hoe te weten
of wat ik in mijn woorden zei
en zij in hun taal anders ook
in hun taal net zo heette.
Uit ‘Kind in Brussel’, in Vier manieren om op iemand te wachten (2001).