Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het x. Capittel.

Uytbreydinge des menschelicken geslachts door de drie sonen van Noach, welcker nakomelingen met hare woonplaetsen verhaelt worden. Van Iapheth, vers 2. Van Cham, 6. Onder dese zijn Nimrod, ende Assur, 8, 11. van Sem, 21.

1

DIt Ga naar margenoot1 nu zijn de Ga naar margenoot2 geboorten van Ga naar margenoota Noachs sonen, Sem, Cham, ende Iapheth: ende hen werden sonen geboren na den Vloet.

2

De Ga naar margenoot3 Ga naar margenootb sonen Iaphets zijn, Ga naar margenoot4 Gomer, ende Ga naar margenoot5 Magog, ende Ga naar margenoot6 Madai, ende Ga naar margenoot7 Iavan, ende Ga naar margenoot8 Tubal, ende Ga naar margenoot9 Mesech, ende Ga naar margenoot10 Tiras.

3

Ende de sonen Gomers zijn: Ga naar margenoot11 Askenaz, ende Ga naar margenoot12 Riphath, ende Ga naar margenoot13 Togarma.

4

Ende de sonen Iavans zijn, Ga naar margenoot14 Elisa, ende Ga naar margenoot15 Tarsis; Ga naar margenoot16 Chittim ende Ga naar margenoot17 Dodanim.

5

Van dese zijn verdeylt de Ga naar margenoot18 Eylanden der volcken in hare Lantschappen, Ga naar margenoot19 elck nae sijne sprake: nae hare huysgesinnen, onder hare volcken.

6

Ende Ga naar margenootc Ga naar margenoot20 Chams sonen zijn; Ga naar margenoot21 Cus ende Ga naar margenoot22 Mitsraim, ende Ga naar margenoot23 Put, ende Ga naar margenoot24 Canaan.

7

Ende de sonen van Cus zijn; Ga naar margenoot25 Seba, ende Ga naar margenoot26 Havila, ende Ga naar margenoot27 Sabta, ende Ga naar margenoot28 Raëma, ende Ga naar margenoot29 Sabtecha: ende de sonen van Raëma zijn, Ga naar margenoot30 Scheba, ende Ga naar margenoot31 Dedan.

8

Ende Ga naar margenootd Cus gewan Nimrod: dese begon Ga naar margenoot32 geweldich te zijn op aerden.

9

Hy was een geweldich Ga naar margenoot33 jager Ga naar margenoot34 voor het aengesicht des HEEREN: daerom wort geseyt; Gelijck Nimrod een geweldich jager voor het aengesicht des HEEREN.

10

Ende het Ga naar margenoot35 beginsel sijnes rijcks was Babel, ende Erech, ende Accad, ende Calne inden lande Ga naar margenoot36 Sinear.

[Folio 5v]
[fol. 5v]

11

Ga naar margenoot37 Uyt dit selve lant is Assur uytgegaen, ende heeft gebouwt Ga naar margenoot38 Nineve, ende Ga naar margenoot39 Rehoboth, Ir, ende Calah,

12

Ende Resen, tusschen Nineve, ende tusschen Calah: dat is Ga naar margenoot40 die groote stadt.

13

Ende Mitsraim gewan Ga naar margenoot41 Ludim, ende Ga naar margenoot42 Anamim, ende Ga naar margenoot43 Lehabim, ende Ga naar margenoot44 Naphtuhim.

14

Ende Ga naar margenoot45 Pathrusim, ende Ga naar margenoot46 Casluhim, Ga naar margenoot47 van waer de Ga naar margenoot48 Philistijnen Ga naar margenoot49 uytgekomen zijn, ende Ga naar margenoot50 Caphtorim.

15

Ende Canaan gewan Ga naar margenoot51 Zidon, sijnen eerstgeborenen, ende Ga naar margenoot52 Heth.

16

Ga naar margenoot53 Ende den Ga naar margenoot54 Iebusi, ende den Ga naar margenoot55 Emori, ende den Ga naar margenoot56 Girgasi:

17

Ende den Ga naar margenoot57 Hivvi, ende den Arki, ende den Ga naar margenoot58 Sini.

18

Ende den Ga naar margenoot59 Arvadi, ende den Ga naar margenoot60 Zemari, ende den Ga naar margenoot61 Hamathi: ende daer na zijn de huysgesinnen der Ga naar margenoot62 Canaaniten verspreydet.

19

Ende de Ga naar margenoot63 lantpale der Canaaniten was van Zidon, daer ghy gaet nae Gerar tot Ga naar margenoot64 Gaza toe: daer ghy gaet nae Ga naar margenoot65 Sodom ende Ga naar margenoot66 Gomorra, ende Ga naar margenoot67 Adama, ende Ga naar margenoot68 Zeboim tot Ga naar margenoot69 Lasa toe.

20

Dit zijn Chams sonen, nae hare huysgesinnen, nae hare spraken: in hare lantschappen, in hare volckeren.

21

Voorts Ga naar margenoot70 zijn Sem [ Ga naar margenoot71 sonen] geboren, de selve is oock Ga naar margenoot72 de vader Ga naar margenoot73 aller sonen van Heber, broeder van Ga naar margenoot74 Iapheth Ga naar margenoot75 de grootste.

22

Ga naar margenoote Ga naar margenoot76 Sems zonen waren Ga naar margenoot77 Elam, ende Ga naar margenoot78 Assur, ende Ga naar margenootf Ga naar margenoot79 Arphacsad, ende Ga naar margenoot80 Lud, ende Ga naar margenoot81 Aram.

23

Ende Arams sonen waren, Ga naar margenoot82 Uz, ende Ga naar margenoot83 Hul, ende Ga naar margenoot84 Gether, ende Ga naar margenoot85 Mas.

24

Ende Ga naar margenootg Ga naar margenoot86 Arphacsad gewan Selah: ende Selah gewan Heber.

25

Ende Heber werden twee sonen geboren: des eenen naem was Peleg; Ga naar margenoot87 want in sijne dagen is de aerde verdeylt, ende sijnes broeders naem was Ioktan.

26

Ende Ga naar margenoot88 Ioktan gewan Almodad, ende Seleph, ende Hazarmavet, ende Iarah;

27

Ende Hadoram, ende Uzal, ende Dikla;

28

Ende Obal, ende Abimaël, ende Ga naar margenoot89 Scheba;

29

Ende Ga naar margenoot90 Ophir, ende Ga naar margenoot91 Havila, ende Iobab: dese alle waren Ioktans sonen.

30

Ende hare wooninge was van Mescha af, daer ghy gaet nae Sephar, 't geberchte van Ga naar margenoot91[92] 't Oosten.

31

Dit zijn Sems sonen, nae hare huysgesinnen, nae hare spraken; in hare lantschappen, nae hare volckeren.

32

Dit zijn de huysgesinnen der sonen van Noach, nae hare Ga naar margenoot92[93] geboorten, in hare volckeren: ende van dese zijn de volckeren op d'aerde verdeelt na den Vloet.

margenoot1
Het eynde deses verhaels is, voornemelick om aen te wysen, uyt wat vaderen de Messias nae den vleesche gesproten, ende onder wat volck middeler tijt de gemeynte Godes geweest is: Daer na om bekent te maken de oorsprongen der volckeren, ende der bedeelingen der landen, die sy bewoont hebben: 't welck alles ooc seer dienstich is tot verklaringe van vele schriftuer-plaetsen; als in het vervolg sal blijcken.
margenoot2
Ofte geslachten.
margenoota
1.Chron. 1.4.
margenoot3
Dese hebben hen vande plaetsen harer wooningen meest Noord ende Westwaert uytgespreydt: want eerst nedergeslagen zijnde in kleyn Asien, hebben allenckskens de Noordsche landen ende Europam meest vervult.
margenootb
1.Chron. 1.5.
margenoot4
Deses nakomelingen hebben het noordquartier van kleyn Asien bewoont; gelijck sy oock daerom by de Noordsche volckeren worden gestelt, Eze. 38:6. ende also sy oock Westwaert hen uytgebreydt hebben, so houtmen datse de voortteelders mede zijn der volckeren in welcker landen de Gallogriecken naderhant gewoont hebben.
margenoot5
Den oorspronck der Scythen. siet van dese Ezec. 38.2. ende 39.6.
margenoot6
Van welcken zijn de Meden. siet 2.Reg. 17.6. Ies. 13.17. Ier. 25.25. Dan. capp. 5. 6. 8.
margenoot7
De vader der Griecken. siet van dese Ies. 66.19. Dan. 8.21. Ioel 3.6. Ezec. 27.13, 19.
margenoot8
Men houdt van desen de Iberen, ende uyt dese de Spaignaerden, voortgekomen te zijn. Siet Ezech. 27.13. ende 38.2, 3. ende 32.26.
margenoot9
Hebr. Meschech, welcke van dese afcomstich zijn, is onseker. Sommige meenen die van Cappadocien; andere, die van Mysien; eenige de Moschen; ofte Moscoviten. siet Ezec. 38.2, 3.
margenoot10
Van desen is inde H. Schrift niet meer vermelt: Doch het meerder gevoelen is, dat de Thracen naburen der Macedoniers, van hem zijn voortgecomen.
margenoot11
De Vader der inwoonderen van Pontus ende Bithynia, Lantschappen gelegen in kleyn Asien. Sommige houden dat van desen de Duytschen afkomstich zijn. Siet Ier. 51.27.
margenoot12
And. Diphath. 1.Chron. 1.6. hy was de voortteelder der Paphlagoniers, een volck van kleyn Asien, te vooren genaemt Riphatteen, ofte Ripheen.
margenoot13
Dese wort meest gehouden voor den oorspronck des volcx in kleyn Armenien: ofte (nae 't gevoelen van andere) der Hoochduytschen. siet Ezech. 27.14. ende 38.6.
margenoot14
Van welcken zijn de Eolen, een volck in Grieckenlant. Verg. Ezech. 27.7.
margenoot15
Van desen wort genoemt de hooftstadt van Cilicien, Pauli Vader-lant. Act. 22.3. sulcks dat dese Tarsis geweest is de oorspronck der Ciliciers. Siet Ezech. 27.12. Ion. 1.3.
margenoot16
De vader der inwoonderen van Macedonien, ofte, van Italien, ofte van Cyprus, ofte van een deel des lants Cilicien; also het gevoelen hier van niet eenderley en is. Siet Num. 24.24. Ies. 23.1. Ier. 2.10.
margenoot17
And. Rodanim, 1.Chron. 1.7. Men meynt dat van desen afcomstich zijn de Rhodiers, ende de Dorensen.
margenoot18
Verstaet de landen aen de Zee westwaert van Syrien tusschen de Midlantsche ende Oceaensche Zee gelegen: namelick niet alleen die eygentlick Eylanden genoemt worden, maer ooc de vaste landen, dewelcke alsoo gelegen zijnde, schynen eylanden te zijn.
margenoot19
De verdeylinge der spraken en was wel te dier tijt noch niet geschiet (siet ond. cap. 11.) maer Moses spreeckt nae den tijt, indeu welcken hy dit schreef. Siet diergelijck exempel Gen. 12.8. ende 13.3. etc.
margenootc
1.Chr. 1. vers 8.
margenoot20
Deses nakomelingen hebben hen van Babel meest suydwaerts verdeylt in een deel van Asien, ende in Afrijcken: ende voor eenen tijt in Palestina. Siet van dese, 1.Chro. 4.40. Psa. 105.27.
margenoot21
Van desen zijn de Arabiers, ende de Mooren. Siet bov. de aent. cap. 2. op 't vers 13. Item, 2.Reg. 19.9. Iob 28.19. Iere. 13.23. ende 46.9.
margenoot22
De Vader der Egyptenaren. De naem is over al inde H. Schrift. Ende 't is oock de naem van het Lantschap Egypten selve, ende der inwoonderen.
margenoot23
Men meynt dat hy een deel van Lybien (al waer de riviere Put is) bewoont heeft. Siet Ierem. 46.9. Ezech. 27.10. ende 38.5.
margenoot24
De voortteelder der Canaaniten inde Schrifture genoech bekent. Siet bov. 9.25. ende ond. vers 18.
margenoot25
Van desen komen de Sabeen, in woest Arabien. Siet Psal. 72.10. ende Ies. 43.3.
margenoot26
De vader der inwoonderen van een lant soo genaemt, bov. cap. 2.11.
margenoot27
Het gevoelen der geleerden is, dat deses afkomste bewoont heeft het onderdeel van rijck Arabien.
margenoot28
Mede een voorvader der inwoonderen van het voorgemelte Arabien. Siet Ezech. 27.22.
margenoot29
Desen houtmen oock een voortplanter der selver natie geweest te zijn.
margenoot30
Suydwaert woonende in Moorenlant: van waermen meynt dat de Coninginne van Saba gekomen is. Siet 1.Reg. 10.1, 4. Ezech. 27.22. Matth. 12.42. Actor. 8.27. Andere voegen hem in rijck Arabien.
margenoot31
Een inwoonder mede van rijck Arabien, ofte nae anderer gevoelen, van Moorenlant. Siet Ezech. 27.15. ende 38.13.
margenootd
1.Chron. 1.10.
margenoot32
Siet bov. cap. 6.4.
margenoot33
Hebr. geweldich in jacht. namelick, niet alleen der beesten, maer oock der menschen, met de welcke hy handelde gelijck de jagers met het wilt, dat sy dooden, ofte bedwingen nae haren lust. siet dese maniere van spreken Ier. 16.16. Thren. 3.52.
margenoot34
D. opentlick ende stoutelick, sonder vreese voor Godt, ende schaemte voor de menschen. Verg. cap. 6.11.
margenoot35
Nimrod wort gehouden voor de Stichter van de eerste Monarchie, ende hy heeft eerst dese vier steden gebouwt: gelijck Kain de eerste stadt bouwde, voor den Sundvloet.
margenoot36
Hebr. Schinhar. het lant van Mesopotamia ende Chaldaea, alsoo genaemt van een geberchte daer aen gelegen. Siet van dit Sinear oock ond. cap. 11.2. ende 14.1. ende Ios. 7.21.
margenoot37
And. uyt dit lant is hy: N. Nimrod uytgegaen na Assyrien.
margenoot38
De Hooft-stadt van Assyrien. Ion. 1.2.
margenoot39
And. Rechoboth de stadt; ofte, de straten der stadt, te weten, van Nineve.
margenoot40
T.w. Nineve. siet Ion. 3.3. ende 4.11.
margenoot41
De voortteelder des volcx van Lydien in Mauritanien. Siet van dese Iesa. 66.19.
margenoot42
Men houdt hem voor den oorspronck der Cyreneen.
margenoot43
De Vader der Lybiers in Africa.
margenoot44
Van den welcken men acht te zijn de Mooren, ofte die van Numidien.
margenoot45
Die ontrent de Stadt Pathros in Egypten gewoont hebben. Van de welcke siet Ies. 11.11.
margenoot46
De in-woonderen van Cassiotis.
margenoot47
Als ooc van Caphthorim. siet Deuter. cap. 2.23. Ier. 47.4. Amos 9.7. 't schijnt dat eenige nakomelingen van dese twee gebroeders uyt hare woonplaetse t' samen zijn opgetogen, ende het lant Palestina hebben ingenomen: waer van sy Philistynen genaemt zijn.
margenoot48
De inwoonderen van Palestina.
margenoot49
And. Afgekomen.
margenoot50
Afkomstich van Caphtor; vande welcke siet Deut. 2.23.
margenoot51
Hebr. Tsidon, Bouwer der stadt Tsidon, ofte Zidon in Phaenicien; van de welcke siet Ios. 11.8. ende 19.28. ende Iud. 1.3. etc.
margenoot52
De Vader der Hethiten, van dewelcke siet Ios. 1.4. ende 9.1. etc.
margenoot53
Dit zijn niet alleen eygene namen van persoonen, maer oock van gantsche volkeren, die uyt de selve gesproten zijn: ende worden daerom anders over-geset, den Iebusiter, den Amoriter, etc.
margenoot54
Van deses nacomelingen siet Ios. 15.8. ende 18.28. ende Iud. 1.21.
margenoot55
Van de Emoriten siet Deut. 2.24.
margenoot56
Siet Matth. 8.28.
margenoot57
Siet Iud. 3.3.
margenoot58
Deser wort gedacht Ies. 49.12.
margenoot59
Siet Ezech. 27.8, 11.
margenoot60
Siet Ios. 18.22. ende 2.Chron. 13.4.
margenoot61
Siet Amos 6.2, 14. Zach. 9.2. van eenige deser t' samen, siet Genes. 15.19, 20, 21.
margenoot62
Verstaet hier de Canaaniten in 't gemeyne voor alle de na-komelingen, ofte volckeren van Canaan.
margenoot63
De palen des lants Canaan worden hier afgeteeckent, de welcke waren in de lengte op de West-zyde Zidon Noortwaert, ende Gaza Zuydwaert; op de Oost-zyde, Laza Noordwaert, ende Sodoma Zuydwaert: zijnde also de breette op het Noorteynde Zidon, ende Laza; op het Zuydeynde Gaza ende Sodoma.
margenoot64
Hebr. Azza.
margenoot65
Hebr. Sedom. Siet van dese stadt, ende de drie volgende, ond. 13.10. ende 14.2.
margenoot66
Hebr. Amora.
margenoot67
Hebr. Adma.
margenoot68
Hebr. Tseboim.
margenoot69
Hebr. Laschah.
margenoot70
Hebr. is geboren. alsoo vers 25.
margenoot71
Dese hebben meest hare woonplaetsen gekoren Oostwaert in groot Asien, daer in Syrien, Assyrien, Mesopotamia, Chaldaea, etc. gelegen zijn.
margenoot72
D. niet alleen de oorspronck nae den vleesche, ten aensiene van de eerstgeboorte; maer oock een voorganger nae den geest, ten aensiene van de wedergeboorte.
margenoot73
Dat is, der Hebreen, (die daerom oock Heber genaemt worden, Num. 24.24.) by de welcke de Kercke Godts met de waren Leere ende den waren Godts-dienst lange tijt gebleven is. And. Kinderen der overvaert vande riviere Euphrates, die Abraham overgevaren is. Ios. 24.3. Siet voorder van Sem bov. cap. 6.10.
margenoot74
Dese wort bysonderlijck genoemt, om dat hy mede deel hadde in de segeninge over Sem van Godt uytgesproken, van dewelcke Cham uytgesloten was, bov. 9.25, 26, 27.
margenoot75
D. de outste.
margenoote
1.Chro. 1.17.
margenoot76
Vande woonplaetse sijner nakomelingen siet op't voorg. vers.
margenoot77
Van hem zijn de Elamieten, D. de Persianen. Siet van dese onder 14.1, 9. Iesa.21.2. Iere 49.34. etc. Dan. 8.2. Actor. 2.9.
margenoot78
De Vader der Assyriers, een volck genoech bekent in de H. Schrift. Vergel. bov. vers 11.
margenootf
Onder 11.10.
margenoot79
Van desen meyntmen dat de Chaldeen voortkomen, genoemt Casdim.
margenoot80
Van welcken zijn die van Lydia in kleyn Asien.
margenoot81
Den oorspronck der Syriers. Siet van eenen anderen Aram, onder 22.21. van welcke beyde men meynt, dat het lant van Syrien, ende de Syriers haren name hebben.
margenoot82
Hebr. Uts. men houdt dat dese de voortteelder zy van de inwoonderen des lants Trachonitis; nae anderer gevoelen, van eenige die ontrent Iudamaea woonden. Siet van Uts Iob 1.1. Thren. 4. vers 21.
margenoot83
Dese meyntmen het Lant der Palmyrenen bewoont te hebben, ofte Armenien.
margenoot84
Van desen waren de Bactrianen, ofte die Apamenem bewoonden.
margenoot85
And. Mesech, 1.Chron. 1.17. die bewoont heeft (soomen meynt) het opper-deel van Syrien; tusschen Cilicien, ende Mesopotamien aen een deel des berchs Amans, genoemt Masius, andere stellense in Mysia.
margenootg
1.Chron. 1.18.
margenoot86
Verg. ond. 11.13, 15.
margenoot87
D. ontrent den tijt sijner geboorte zijn de inwoonders der aerde van elkanderen verscheyden door verdeylinge der spraken: 't welck in't volgende Cap. verhaelt wort.
margenoot88
Van deses nakomelingen en kanmen niet veel bescheyts in de Heylige Schrift, ofte by andere schryveren vinden.
margenoot89
Dese is te onderscheyden van eenen anderen Scheba, de sone van Cus des soons Chams. siet bov. vers 7.
margenoot90
Siet 1.Reg. 9.28. ende 22.49. Psal. 45.10. Ies. 13.12.
margenoot91
Dese is te onderscheyden van eenen Havila afkomstich van Cus, de sone Chams. van den welcken siet bov. vers 7. Van desen houden sommige dat het lant der Ismaeliten ende Amalekiten aldus genoemt is. Gen. 25.18. 1.Sam. 15.7.
margenoot91[92]
D. van Chaldaea. Siet Num. 23.7.
margenoot92[93]
Siet bov. 5.1.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken