Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxij. Capittel.

Godt versoeckt Abraham, hem bevelende sijnen sone Isaac te offeren, vers 1. Abraham is gehoorsaem, ende ten uytersten gereet om Isaac te slachten, 3. maer wort van Godt uyt den Hemel belett, hoochlick geroemt, ende vereert met vernieuwinge der beloften, ende Godes eedt, 11. Abraham ontfangt goede tijdinge van sijns broeders Nahors welvaert, ende nacomelingen, 20.

1

ENde Ga naar margenoot1 het geschiedde na dese dingen dat Godt Abraham Ga naar margenoot2 versocht; ende Hy seyde tot hem, Abraham, ende hy seyde; Ga naar margenoot3 Siet [hier] ben ick.

2

Ende Hy seyde; Ga naar margenoot4 Neemt nu uwen sone, Ga naar margenoota uwen eenigen, dien ghy lief hebt, Isaac, ende gaet henen nae Ga naar margenoot5 het lant Morija; ende Ga naar margenoot6 offert hem aldaer tot een Ga naar margenoot7 brandoffer, op een van de bergen, dien ick u seggen sal.

3

Doe Ga naar margenoot8 stont Abraham 's morgens vroech op, ende sadelde sijnen esel, ende nam twee van sijne jongers met hem, ende Isaac sijnen sone: ende hy cloof Ga naar margenoot9 hout tot het brandoffer, ende maeckte sich op, ende ginck nae de plaetse die hem Godt geseyt hadde.

4

Ga naar margenoot10 Aenden derden dach doe hief Abraham sijne oogen op, ende sach die plaetse van verre.

5

Ende Abraham seyde tot sijne jongers; Blijvet ghy hier met den esel, ende ick, ende de Ga naar margenoot11 jongen sullen henen gaen tot daer; als wy Ga naar margenoot12 aengebeden sullen hebben Ga naar margenoot13 dan sullen wy tot u wederkeeren.

6

Ga naar margenoot14 Ende Abraham nam het hout des brandoffers, ende leyde 't op Isaac sijnen sone; ende hy nam het vyer ende het mes in sijne hant, ende sy beyde gingen te samen.

7

Doe sprack Isaac tot Abraham sij-

[Folio 11r]
[fol. 11r]

nen Vader, ende seyde; Ga naar margenoot15 Mijn Vader: ende hy seyde, Siet [hier] ben ick, mijn soon: ende hy seyde, Siet het vyer, ende het hout, maer waer is het lam tot het brandoffer?

8

Ende Abraham seyde; Godt sal hem selven een lam ten brandoffer Ga naar margenoot16 versien, mijn soon: so gingen sy beyde te samen.

9

Ende sy quamen ter plaetse, die hem Godt geseyt hadde, ende Abraham bouwde aldaer eenen altaer; ende hy schickte het hout, ende Ga naar margenoot17 bondt sijnen sone Isaac, ende Ga naar margenootb leyde hem op den altaer boven op het hout.

10

Ende Abraham streckte sijne hant uyt, ende nam het mes, om sijnen sone Ga naar margenoot18 te slachten.

11

Maer de Ga naar margenoot19 Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel, ende seyde; Ga naar margenoot20 Abraham, Abraham: ende hy seyde; Siet [hier] ben ick.

12

Doe seyde hy: Ga naar margenoot21 en streckt uwe hant niet uyt aen den jongen, ende en doet hem niet: want Ga naar margenoot22 nu wete ick, dat ghy Godtvreesende zijt, ende uwen sone, uwen eenigen, Ga naar margenoot23 van my niet en hebt onthouden.

13

Doe hief Abraham sijne oogen op, ende sach om; ende siet, Ga naar margenoot24 achter was een ram Ga naar margenoot25 inde verwerde struycken vast met sijne hoornen: ende Abraham ginck, ende nam dien ram, ende offerde hem ten brandoffer in sijnes soons stede.

14

Ende Ga naar margenoot26 Abraham noemde den naem van die plaetse, De Ga naar margenoot27 HEERE sal't versien: daerom heden ten dage geseyt wort, Ga naar margenoot28 Op den berch des HEEREN sal 't versien worden.

15

Doe riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel:

16

Ende seyde; Ga naar margenootc Ick sweere Ga naar margenoot29 Ga naar margenootd by my selven, spreeckt de HEERE: Ga naar margenoot30 Daerom dat ghy dese sake gedaen hebt, ende uwen sone, uwen Eenigen, niet onthouden en hebt:

17

Ga naar margenoot31 Voorseker sal ick u grootelicx segenen, ende u zaet seer vermenichvuldigen, als de sterren des hemels, ende als het zant, dat Ga naar margenoot32 aen den oever der zee is: Ga naar margenoote ende u zaet sal Ga naar margenoot33 de poorte sijner vyanden erffelick besitten.

18

Ende Ga naar margenootf Ga naar margenoot34 in uwen zade Ga naar margenoot35 sullen gesegent worden Ga naar margenoot36 alle volcken der aerde: Ga naar margenoot37 nae dien ghy mijne stemme gehoorsaem geweest zijt.

19

Doe keerde Abraham weder tot sijne jongers, ende sy maeckten haer op, ende sy gingen te samen nae Ga naar margenoot38 Berseba: ende Abraham woonde te Berseba.

20

Ende het geschiedde na dese dingen, datmen Abraham bootschapte, seggende: Siet Ga naar margenoot39 Milca die heeft oock Nahor uwen broeder sonen gebaert,

21

Ga naar margenoot40 Uz sijnen eerstgeborenen, ende Ga naar margenoot41 Buz sijnen broeder, ende Kemuel den vader van Ga naar margenoot42 Aram.

22

Ende Chesed, ende Hazo, ende Pildas, ende Iidlaph, ende Bethuel.

23

Ende Bethuel gewan Ga naar margenoot43 Rebecca: Dese achte baerde Milca den Nahor, den broeder Abrahams.

24

Ende sijn Ga naar margenoot44 by-wijf, wiens name was Reüma, die selve baerde oock Tebah, ende Gaham, ende Tahas, ende Ga naar margenoot45 Maacha.

margenoot1
Na dat Abraham soo vele beloften ontfangen hadde, ja selfs van de geboorte des Messiae, welcker geene en conden vervult worden, so Isaac sonder zaet ware gestorven: so heeft de Heere Abraham aldus willen beproeven, als of hy hadde willen alle de voorgemelte beloften vernietigen.
margenoot2
Godt versoeckt de sijne als hy een preuve neemt van hare swacheyt ofte deugt, om door der selver openbaringe haer te vernederen, ofte te verheerlicken. Siet Deut. 8.2. ende 13.3. Iud. 2.22. 2.Chro. 32.31. Psal. 139.23, 24. Wat Abraham aengaet, Godt kende hem volcomelick; maer wilde sijn sterck geloove, ende ongeveynsde gehoorsaemheyt op eene bysondere wijse, tot sijner eere, mitsgaders Abrahams ende sijner gantscher kercken besten openbaren. siet ond. versen 16, 17.
margenoot3
Hebr. Siet ick, te weten, ben hier. Eene maniere van spreken eygen den genen die geroepen zijnde, bereyt zijn om aen te hooren, dat hen voorgehouden wort. Siet onder vers 7. ende 11. Item, onder 27.1. ende 1.Sam. 3.4, 6. etc.
margenoot4
Elck woort mochte des vaders herte doorsnijden. Dit, ende 't gene ond. versen 6, 9, 10. verhaelt wort, can ons eenichsins afbeelden het genaden-werck Godes, die sijnen eygenen welbeminden Sone niet gespaert, maer voor ons allen overgegeven heeft, om onse sonden te dragen op het hout. Rom. 8.32. 1.Pet. 2.24.
margenoota
Hebr. 11.17.
margenoot5
Alsoo, nae 't gemeyn gevoelen, genoemt van d' uytcomste deser versoeckinge. Siet onder vers 14. met de aenteeck. Dit is het lant daer in Ierusalem gelegen, ende de Tempel op den berch Morija gebouwt is. 1.Chro. 22.1. 2.Chron. 3.1. ter zijden den berch Zion, ontrent drie dachreysen, van Berseba. Siet onder vers 4.
margenoot6
D. doodt hem eerst met u eygen hant, ende verbrant daer na het doode lichaem tot assche toe: gelijckmen doet met de beesten die ten brandoffer geeygent zijn, Levi. 6.9, 10. etc. Dit bevel was door geen natuerlick vernuft, maer alleenelick door 't geloove, met Godts belofte, ende Abrahams vaderlicke plicht ende genegentheyt tot sijnen eenigen sone over een te brengen: maer van Godts verborgenen raet ende voornemen in dit bevel; siet op het eerste vers, ende onder vers 12.
margenoot7
Siet de aenteeckeninge boven 8. op het vers 20.
margenoot8
Abraham is terstont veerdich, overwinnende vleesch ende bloet, ende vastelick geloovende, dat Godt, niet tegenstaende dit alles, sijne beloften soude volbrengen, als machtich zijnde, om hem Isaac uyt den dooden weder te geven, 't welck oock nae gelijckenisse geschiet is, als d'Apostel betuygt, Hebr. 11.19.
margenoot9
Hebr. houten des brantoffers.
margenoot10
Dese verheyt van plaetse, ende reyse van ontrent drie dagen, diende tot klaerder openbaringe van Abrahams sonderlinge bestandicheyt.
margenoot11
Dit woort wort niet alleene den kleynen kinderen toegepast, maer oock den volwassenen, als Abrahams gewapende knechten, bov. 14. vers 14. Item den jonckman Sichem, die Dina verkrachtede, ond. 34.19. Ioseph, als hy Pharaos droomen uytleyde, ond. 41.12. Iosua, als hy Mose diende, Exod. 33.11. Absolom, als hy sijnen vader oorloge aendede, 2.Sam. 18.29. ende hier Isaac, ende Abrahams knechten. Verg. het volgende vers.
margenoot12
Siet ond. c. 24.26.
margenoot13
Hoewel het voornemen Abrahams was sijnen sone te offeren, ende hem de uytkomste deses wercks specialick onbekent was, nochtans geloofde hy dat Godt sijnen sone hem wedergeven konde. ende alsoo heeft hy onwetens dat toekomstich was, voorseyt.
margenoot14
Hoewel het onseker is hoe out dat Isaac te deser tijt was (eenige meynen van 25. jaren; andere min, andere meer) nochtans is hier uyt af te nemen, dat hy tamelijck out was, om dat hy het hout daer den Esel mede was geladen geweest, heeft konnen dragen op 't geberchte. Siet boven op vers 5.
margenoot15
De lieflicke woorden van Isaac souden Abraham nae den vleesche wel veel hebben konnen hinderen: maer door des Heeren Geest verwecken sy in hem meerder vertrouwen van eende goede uytkomste, gelijck zijn antwoorde betuycht.
margenoot16
Hebr. Sien. Vergel. ond. vers 14.
margenoot17
Gelijck de beesten ter offerhande aen hare vier voeten gebonden worden: alsoo heeft Abraham sijnen sone Isaac aen handen, ende voeten gebonden (soo eenige meynen) om dat het Hebreeusch woort van de offerhanden gebruyckt zijnde sulcx dickwijls beteeckent. Merckt hier de besondere lijdsaemheyt ende gehoorsaemheyt Isaacx, die sonder twijfel van sijnen vader daer toe te vooren was overredet.
margenootb
Iaco. 2.21.
margenoot18
And. de kele af te snijden.
margenoot19
Verstaet den sone Godts, blijckende uyt het eynde des 12. vers ende het gantschevervolch deser Historie. Vergelijckt cap. 18.1, 17, 22. ende cap. 19.18, 19, 21, 24.
margenoot20
De naem wort verdobbelt, om dat de sake haeste vereyschte dewijle Abraham besich was, om het mes aen de kele te brengen, ende de snede te geven.
margenoot21
Door dit bevel openbaert nu Godt sijnen verborgenen raet ende voornemen in dese versoeckinge: het welcke hy in het voorgaende bevel vers 2. niet gedaen en hadde.
margenoot22
Menschelicker wijse van Godt gesproken, als vers 1. want Abrahams godvruchticheyt was Gode te vooren genoech bekent, maer hy wort geseyt nu daer van kennisse te hebben, om dat hyse door dese versoeckinge aen sijn gantsche kercke ten vollen bekent hadde gemaect. Soo wort het Hebreeusch woort genomen Psal. 139.23. Beproeft my, ende kent mijne gedachten. want te vooren hadde hy geseyt vers 2. Ghy verstaet mijne gedachten van verre.
margenoot23
Hier uyt blijckt, dat het Godt selve is, die hier spreeckt.
margenoot24
Het schijnt dat de Engel Abraham van achter geroepen heeft; soo dat hy omsiende met eenen de ram gesien heeft: verstaende terstont door Godes ingeven, dat hy dien in sijnes soons plaetse soude slachten.
margenoot25
T.w. van een hage ofte doornbosch.
margenoot26
Vergelijckende sijn vertrouwen vers 8. met dese uytkomste.
margenoot27
Verstaet dat de berch Moria den name heeft vande antwoorde die Abraham sijnen sone gaf, vers 8. gelijck oock het woort Moria schier het selve beteeckent. dat is, het gesichte Godts.
margenoot28
Een spreeckwoort gebruyckt van de gene, die in den uytersten noot zijnde, ende geen menschelicke uytkomste siende, hen op de trouwe voorsichticheyt Godes verlieten.
margenootc
Luc. 1.73.
margenoot29
Want hy geenen meerderen en hadde, om by te sweeren. Hebr. 6.13. Siet oock Ier. 22.5. Elders sweert Godt by sijnen grooten name, Ierem. 44.26. Oock by sijne ziele, Ierem. 51.14. Ende by sijne heylicheyt, Amos 4.2. Dat is, by hem selven. In 't volgende: spreeckt. Hebr. Neüm, siet van dit woordeken Ierem. 23.31.
margenootd
Hebr. 6.13.
margenoot30
Verstaet hier door, geene verdienende oorsake der volgende belofte, die oock te vooren Abraham gedaen was, maer de vrucht ofte het eynde der gehoorsaemheyt Abrahams, die Godt uyt genade met de vernieuwinge sijner belofte, ende met desen sijnen eedt heeft vereeren, ende beloonen willen, tot meerder versterckinge van het geloove Abrahams, ende sijner gantscher kercke. Siet hier van Hebr. 13.14, 17, 18.
margenoot31
Hebr. segenende segenen, ende vermenichvuldigende sal ick vermenichvuldigen.
margenoot32
Hebr. aen de lippe der Zee, alsoo ond. 41.3. Ios. 11.4. 1.Sam. 13.5.
margenoote
Ond. 24.60.
margenoot33
D. gebiet, gewelt, steden ende landen, want by de oude is in de poorten het gerichte geweest, Deut. 21.19. ende 22.15. Amos 5.12, 15. Zach. 8.16. Item, der steden sterckte. Siet Iudic. 5.8. Psal. 147.13. Ies. 22.7. Ezech. 21.22. hierom zijn oock poorten der stede selve, Deut. 12.15. ende 18.6. ja de steden van een geheel lant, Ier. 14.2. Dit is ten aensiene van het lichamelicke vervult in Iosua, David, etc. maer voornemelick ende geestelick in den Messia, Psal. 2.8, 9. ende 110.1, 2, 3. Coloss. 2.15. die sijne kercke ende dienstknechten sijner overwinninge deelachtich maeckt, 1.Corinth. 15.57. ende 2.Corinth. 2.14. ende 10.5, 6.
margenootf
Bov. 12.3. ende 18.18. ende 26.4. Actor. 3.25. Gal. 3.8.
margenoot34
D. in Christo, die uyt uwen zade nae den vleesche voortkomen sal. Siet bov. cap. 12.3.
margenoot35
Siet Actor. 23.5. Galat. 3.8, 16.
margenoot36
Niet alleene die uyt uwen vleesche sullen voortkomen, maer oock alle andere volcken die in u zaet aen den Messiam gelooven sullen. Siet Galat. 3.29.
margenoot37
Siet op vers 16.
margenoot38
Siet bov. cap. 21. op vers 31.
margenoot39
Die met Abraham uyt Ur der Chaldeen niet en was vertrocken nae 't lant Canaan, maer hadde sich met der woone begeven in Mesopotamien. siet bov. 11.29, 31. ende 24.10.
margenoot40
Dese Uz de soon Nahors is van twee andere des selven naems te onderscheyden: d'eene is geweest de soon van Aram Sems soon. bov. 10.23. d'andere de soon Dischans, des soons Seïrs des Horiters, ond. 36.28.
margenoot41
Van desen meynen sommige dat Elihu de Buziter afcomstich zy, van welken siet Iob 32.2.
margenoot42
Siet van eenen anderen Aram, bov. 10.22. Men meynt dat van beyden, ofte een der selven, het lantschap Syrien Aram geheeten wort.
margenoot43
Hebr. Ribka, die naderhant aen Isaac getrout is. ond. c. 24.
margenoot44
Verstaet een soodanich wijf, dat wel tot voortteelinge van kinderen getrouwt wiert, nae het misbruyck van dien tijde, maer evenwel wiert genomen sonder bruytschat, ende houwelicx contract, staende onder de wettelicke ende principale huysvrouwe; gelijck hare kinderen oock geene erfgenamen en waren, maer werden met giften, ofte legaten uytgeset, bov, 21.14. ende 25.6. het Hebreeusch woort beteeckent een gedeelt, ofte half-wijf.
margenoot45
Dit schijnt hier eens mans naem te zijn, als oock 2.Sam. 10.6. de naem van sekeren Coninck. Aldus was oock genaemt de moeder des Conincks Asa, 1.Reg. 15.13.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken