Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxvij. Capittel.

Isaac, out ende doncker van gesicht zijnde, wil Esau, als eerstgeboren, segenen, maer wort door 't kloeck beleyt van Rebecca bedrogen, sulcx dat hy Iacob voor Esau segent, vers 1. etc. Esau, komende vande jacht, ende dit vernemende, is daer over seer ontstelt, als oock Isaac selve, die evenwel Esau, op sijn groot jammeren ende bidden, noch eenen tijtlicken segen geeft, 30. Hierom haet Esau sijnen broeder, ende neemt voor, hem te dooden, 41. Rebecca, dat verstaende, raedt Iacob te vertrecken nae haren broeder Laban, ende beschickt by Isaac, dat die 't selve alsoo goet vinde. 42.

1

ENde het geschiedde, als Isaac Ga naar margenoot1 out geworden was, ende Ga naar margenoot2 sijne oogen doncker geworden waren, dat hy niet sien en konde: doe riep hy Esau sijnen Ga naar margenoot3 grootsten sone, ende seyde tot hem; Mijn sone: ende hy seyde tot hem; Ga naar margenoot4 Siet [hier] ben ick.

2

Ende hy seyde; Siet nu, ick ben out geworden: Ga naar margenoot5 ick en weet den dach mijnes doots niet.

3

Nu dan, neemt doch uwe gereetschap, uwen Ga naar margenoot6 pijl-koker, ende uwen boge, ende gaet uyt in 't velt, ende Ga naar margenoot7 jaegt my een wiltbraet.

4

Ende maeckt my Ga naar margenoot8 smaecklicke spijsen, alsoo ickse geern hebbe, ende brengtse my; dat ick ete, op dat Ga naar margenoot9 mijne ziele Ga naar margenoot10 u segene eer ick sterve.

5

Rebecca nu hoorde toe, als Isaac tot sijnen sone Esau sprack: ende Esau ginck in 't velt, om een wiltbraet te jagen, dat hy 't in brachte.

6

Doe sprack Rebecca tot Iacob haren sone, seggende; Siet, ick hebbe uwen vader tot Esau uwen broeder hooren spreken, seggende,

7

Brengt my een wilt-braet, ende maeckt my smaecklicke spijsen toe, dat ick ete; ende ick sal u segenen Ga naar margenoot11 voor het aengesichte des HEEREN, voor mijnen doot.

8

Nu dan, mijn sone, Ga naar margenoot12 hoort mijne stemme in 't gene, dat ick u gebiede.

9

Gaet nu henen tot de kudde, ende

[Folio 14r]
[fol. 14r]

Ga naar margenoot13 haelt my van daer twee Ga naar margenoot14 goede geytenboxkens: ende ick salse uwen Vader maken tot smaecklicke spijsen, gelijck als hy geerne heeft.

10

Ende ghy sultse uwen vader brengen, ende hy sal eten: op dat hy u segene voor sijnen doot.

11

Doe seyde Iacob tot Rebecca sijne moeder; Siet, mijn broeder Esau is een Ga naar margenoot15 hayrich man, ende ick ben een Ga naar margenoot16 glat man.

12

Misschien sal my mijn vader betasten, ende ick sal in sijne oogen zijn Ga naar margenoot17 als een bedrieger: Ga naar margenoot18 so soude ick eenen vloeck over my halen, ende niet eenen segen.

13

Ende sijne moeder seyde tot hem; Ga naar margenoot19 Uwen vloeck zy op my, mijn sone: hoort alleene nae mijne stemme, ende gaet, Ga naar margenoot20 haeltse my.

14

Doe ginck hy, ende hy haeldese, ende brachtse sijner moeder: ende sijne moeder maeckte smaecklicke spijsen, gelijck als sijn vader geerne hadde.

15

Daerna nam Rebecca Esaus hares grootsten soons Ga naar margenoot21 kostelicke kleederen, Ga naar margenoot22 die sy by haer in huys hadde: Ga naar margenoot23 ende sy trockse Iacob haren kleynsten sone aen.

16

Ende de vellen van de geyten-boxkens trock sy over sijne handen, ende over de gladdicheyt van sijnen hals.

17

Ende sy gaf de smaecklicke spijsen, ende het broot, de welcke sy toegemaeckt hadde, inde hant Iacobs hares soons.

18

Ende hy quam tot sijnen vader, ende seyde; Mijn vader: ende hy seyde; Siet [hier] ben ick; Wie zijt ghy, mijn sone?

19

Ende Iacob seyde tot sijnen vader: Ga naar margenoot24 Ick ben Esau uw' eerst-geborene; ick hebbe gedaen, gelijck als ghy tot my gesproken hadt: staet doch op, sit, ende eet van mijn wiltbraet; op dat uwe ziele Ga naar margenoot25 my segene.

20

Doe seyde Isaac tot sijnen sone; Hoe is dit, Ga naar margenoot26 [dat] ghy 't soo haest gevonden hebt, mijn sone? ende hy seyde; Om dat de HEERE uwe Godt [dat] heeft doen ontmoeten voor mijn aengesichte.

21

Ende Isaac seyde tot Iacob; Naedert doch, dat ick u betaste, mijn sone: of ghy mijn soon Esau selve zijt, ofte niet?

22

Doe quam Iacob by, tot sijnen vader Isaac, die hem betastede: ende hy seyde; Ga naar margenoot27 De stemme is Iacobs stemme, maer de handen zijn Ga naar margenoot28 Esaus handen.

23

Doch hy en Ga naar margenoot29 kende hem niet; om dat sijne handen hayrich waren, gelijck sijnes broeders Esaus handen: ende hy segende hem.

24

Ende hy seyde; Zijt ghy mijn sone Esau selve? ende hy seyde; Ick ben 't.

25

Doe seyde hy: Stelt'et nae by my, dat ick van het Ga naar margenoot30 wiltbraet mijnes soons ete, op dat mijne ziele u segene: ende hy stelde't nae by hem, ende hy at: hy bracht hem oock wijn, ende hy dronck.

26

Ende sijn vader Isaac seyde tot hem; Kom doch by, ende Ga naar margenoot31 kust my, mijn sone.

27

Ende hy quam by, ende hy kuste hem: doe roock hy Ga naar margenoot32 den reuck sijner kleederen, ende segende hem: ende hy seyde; Siet, Ga naar margenoot33 de reuck mijnes soons is Ga naar margenoot34 als de reuck des velts, 't welck de HEERE gesegent heeft.

28

Ga naar margenoota So Ga naar margenoot35 geve u dan Godt van den Ga naar margenoot36 dauw des hemels, ende de Ga naar margenoot37 vetticheden der aerde; ende menichte van tarwe, ende most.

29

Ga naar margenoot38 Volcken sullen u dienen, ende natien sullen haer voor u neder buygen: Ga naar margenoot39 weest heere over uwe broederen, ende uwes moeders sonen sullen hen voor u neder buygen: Ga naar margenootb vervloeckt moet hy zijn, so wie u vervloeckt; Ga naar margenoot40 ende so wie u segent, zy gesegent.

30

Ende het geschiedde, als Isaac voleyndt hadde Iacob te segenen, so geschiedde het, doe Iacob maer Ga naar margenoot41 even van sijns vaders Isaacs aengesichte uytgegaen was, dat Esau sijn broeder van sijne jacht quam.

31

Hy nu oock maeckte smaecklicke spysen toe, ende brachtse tot sijnen vader: ende hy seyde tot sijnen vader; Mijn vader stae op, ende ete van het wiltbraet sijnes soons, op dat uwe ziele my segene.

32

Ende Isaac sijn vader seyde tot hem; Wie zijt ghy? ende hy seyde; Ick ben uw' sone, uwe eerstgeboren, Esau.

33

Doe Ga naar margenoot42 verschrack Isaac met seer groote verschrickinge gantsch seer, ende seyde; Wie is hy dan die het wiltbraet gejaecht ende tot my gebracht heeft? ende ick hebbe van alles gegeten, eer ghy quaemt, ende hebbe hem gesegent: oock sal hy gesegent wesen.

34

Als Ga naar margenootc Esau de woorden sijns vaders hoorde, so schreeuwde hy met eenen grooten ende bitteren schreeuw gantsch seer: ende hy seyde tot sijnen vader; Segent my, Ga naar margenoot43 oock my, mijn vader.

35

Ende hy seyde; Uwe broeder is gekomen Ga naar margenoot44 met bedroch; ende heeft Ga naar margenoot45 uwen segen wech genomen.

36

Doe seyde hy; Ga naar margenoot46 Ist niet om dat men sijnen name noemt Iacob, dat hy my nu twee reysen heeft bedrogen? Ga naar margenootd Ga naar margenoot47 mijne Eerstgeboorte heeft hy genomen, ende siet, nu heeft hy Ga naar margenoot48 mijnen segen genomen: voorder seyde hy; Hebt ghy dan geenen segen voor my uyt behouden?

37

Doe antwoordde Isaac, ende seyde tot Esau; Siet, ick hebbe hem eenen heere over u geset, ende alle sijne Ga naar margenoot49 broeders hebbe ick hem tot knechten gegeven: ende ick hebbe hem met koorn ende most Ga naar margenoot50 ondersteunt: wat sal ick u dan nu doen, mijn sone?

38

Ende Esau seyde tot sijnen vader; Hebt ghy [maer] Ga naar margenoot51 desen eenen segen, mijn vader? segent my, oock my, mijn vader: ende Ga naar margenoote Esau hief sijne stemme op, ende weende.

39

Doe antwoordde sijn vader Isaac ende seyde tot hem; Siet, de vetticheden der aerde sullen uwe wooningen zijn, ende van den dauw des hemels van boven af [sult ghy gesegent zijn].

40

Ende Ga naar margenoot52 op u sweert sult ghy leven, ende Ga naar margenoot53 sult uwen broeder dienen: doch

[Folio 14v]
[fol. 14v]

het sal geschieden, als ghy heerschen sult, dan sult ghy sijn Ga naar margenoot54 jock van uwen halse Ga naar margenoot55 afrucken.

41

Ende Esau Ga naar margenoot56 hatede Iacob om dien segen, daer mede sijn vader hem gesegent hadde: ende Esau Ga naar margenoot57 seyde in sijn herte; De dagen der rouwe mijnes vaders naederen; ende ick sal mijnen broeder Iacob dooden.

42

Doe Rebecca dese woorden Esaus, hares grootsten soons, gebootschapt werden; so sondt sy henen ende ontboodt Iacob haren kleynsten sone, ende seyde tot hem; Ga naar margenoot58 Siet, uwe broeder Esau troost sich over u, dat hy u dooden sal.

43

Nu dan, mijn sone, hoort nae mijne stemme, ende maeckt u op, Ga naar margenoot59 vliedt ghy nae Ga naar margenoot60 Haran, tot Laban mijnen broeder.

44

Ende blijft by hem Ga naar margenoot61 eenige dagen, tot dat de Ga naar margenoot62 hittige gramschap uwes broeders keere:

45

Tot dat de toorn uwes broeders van u af keere, ende hy vergeten hebbe 't gene ghy hem gedaen hebt; dan sal ick senden, ende u van daer nemen: Waerom soude ick oock uwer Ga naar margenoot63 beyder berooft worden op eenen dach?

46

Ga naar margenootf Ende Rebecca seyde tot Isaac; Ick hebbe verdriet aen mijn leven Ga naar margenoot64 van wegen de dochteren Hets: indien Iacob eene vrouwe neemt van de dochteren Hets, gelijck dese zijn, van de dochteren deses lants, waer toe sal my het leven zijn?

margenoot1
Eenige rekenen dat hy hondert seven en dertich jaren out geweest zy.
margenoot2
Niet sonder de wonderbare voorsichticheyt Godes, die door dese blintheyt niet alleene sijnen knecht Isaac geoeffent, maer oock het recht der eerstgeboorte aen Iacob gebracht heeft.
margenoot3
D. den eerst-geborenen.
margenoot4
Siet bov. 22. op't vers 1.
margenoot5
D. soo weynich tijts van leven is my overich, dat ick niet en weet hoe haest my de doot sal overvallen, alle ure ende wyle die verwachtende.
margenoot6
Hebr. Hang-koker, ofte allerley hangsel.
margenoot7
Hebr. jaegt my een jacht: D. vangt met jagen eenich wilt, dat my ter spijse zy. Alsoo ond. vers 5.
margenoot8
Ofte, wat smaeckelicks.
margenoot9
D. ick, met een oprecht voornemen des gemoets.
margenoot10
Verstaet dit niet van eene gemeyne segeninge, die de ouderen allen haren kinderen in alle gelegentheyt geven kunnen, maer van eene bysondere, seer uytnemende ende statelicke Prophetische segeninge, by forme van testamente ingestelt, om sijnen sone vande geestelicke ende lichamelicke beloften, hem ende sijnen vader gedaen, erfgenamen te verklaren. alsoo ond. 28.1.
margenoot11
D. welcke segeninge in Godes Naeme, ende als in sijne tegenwoordicheyt uytgesproken, ende door sijn beleyt bekrachtigt sal worden.
margenoot12
Hoewel Rebecca in dit werck middelen gebruyckt, die niet en kunnen geheel ontschuldigt worden, nochtans de sake selve, dat sy het recht der eerst-geboorte aen Iacob poogde te brengen, quam met den wille ende de verklaringe Godes over een. Siet boven 25.23.
margenoot13
Hebr. neemt. maer het Hebreeus woort vervaet hier oock in sich het woort brengen. ende die twee t'samen zijn soo veel als halen. Siet bov. 12. op 't 15. vers.
margenoot14
D. vette, wel aengekomen, ende toegenomen. Verg. ond. 41.5.
margenoot15
D. rouw van huyt.
margenoot16
Dat is; sacht van huyt.
margenoot17
Hebr. verleyder. Het woort als, wort somtijts gebruyckt niet voor 't gene dat schijnt, maer dat in der daet is. Siet Nehem. 7.2. Iohan. 1.14. ende 2.Corinth. 3.18.
margenoot18
Verg. Deut. 27.18.
margenoot19
Rebecca spreeckt soo vrymoedelic, niet uyt lichtveerdicheyt, maer (soo 't schijnt) uyt een seker vertrouwen van eene goede uytkomste, wel versinnende niet alleene uyt de klare aensprake Godes, maer oock uyt het onheylich leven van Esau, dat het recht der eerst-geboorte niet hem, maer sijnen broeder Iacob toe quam.
margenoot20
Hebr. Neemt my, dat is, neemt ende brengt my, te weten, twee kleyne boxkens gelijc ick bevolen hebbe. Siet bov. vers 9.
margenoot21
Hebr. begeerlicke kleederen, ofte, kleederen der begeerlickheyt, dat is, daermen lust ende begeerte toe heeft; dat zijn schoone ende kostelicke kleederen.
margenoot22
D. die sy bewaerde in welrieckende koffers, als blijckt vers 27.
margenoot23
Dese ende de volgende daet, vers 16. die Rebecca gebruyct om tot haer voornemen te geraken, is wel eene soorte van bedroch, doch te min berispelick, om dat haer eynde was haren man uyt sijnen dwalinge ten rechte wege te helpen, den wille Godes te volbrengen, ende haren sone Iacob te stellen inde besittinge van 't gene hem door Godes ordinantie toe quam.
margenoot24
't Is wel pryselick in Iacob, dat hy het recht der eerstgeboorte in groote weerde hout, ende met eernst begeert: maer misprijselick is de wech dien hy ingaet, hem met onwaerheyt behelpende. het eerste was in hem van Godt, door het geloove aen sijne beloften: het andere van hem selven, door de swackheyt der verdorvene nature.
margenoot25
Siet bov. vers 4.
margenoot26
Hebr. (Dat) ghy soo gehaest hebt te vinden. Dese woorden konnen oock vertaelt worden aldus: wat is dit [dat] ghy so haest gevonden hebt? ofte, hoe hebt ghy dat soo haest gevonden?
margenoot27
D. sy luydt even als of het Iacobs stemme ware.
margenoot28
Soo rouw, als of het Esaus handen waren, gelijck dese verklaringe gedaen wort vers 23. hier uyt blijckt, dat Isaac begon te twijfelen of dese sake richtich toe ginck: niet te min is Godes beleyt voort gegaen.
margenoot29
Merckelick door een wonderbaer beleyt der voorsichticheyt Godes, die boven de blintheyt der oogen hem laet overkomen eene domheyt des verstants, waer door hy voortvaert tot de segeninge, hoe wel hy Iacobs stemme kende, ende daerom noch twijfelde, gelijck het blijckt uyt het volgende vers.
margenoot30
T.w. dat ghy voor my gevangen ende toebereydt hebt.
margenoot31
De kus is by de oude in sulcke statelicke segeningen gebruyckelick geweest, tot vereeringe, ende bewijs van goetwillicheyt. Siet ond. 48.10.
margenoot32
Uyt den welcken hy hem selven noch meer versekerde, dat Iacob was sijn sone Esau; als of hy seyde: sijne kleederen en riecken niet nae den stal der beesten maer nae het lieflicke velt.
margenoot33
D. de reuck der kleederen mijnes soons.
margenoot34
Dewelcke meest veroorsaeckt wort door de gematicheyt des luchts, de goetheyt des lants, ende den costelicken overvloet van allerley gewas. De sin is: gelijck de goede reuck eener landouwe een teecken is van hare schoone gelegentheyt, kostelicke vruchten, ende grooten overvloet; alsoo is de reucke vande cleeren mijnes soons my een teecken van sijne, ende der sijnen toecomende gelucsalicheyt, die by eene uytnemende landouwe sal te vergelijcken zijn.
margenoota
Hebr. 11.20.
margenoot35
Dit is niet alleen een wensch, maer ooc eene prophetie, die nae de letter niet soo seer in Iacob, als in sijne nakomelingen vervult soude worden. Niet te min zijn de geestelicke weldaden daer door afgebeeldet, hem met alle ware geloovige gemeyn geweest.
margenoot36
Begrijpt onder den name, dauw, die in het lant van Canaan om de schaersheyt des regens seer nootwendich was, allerley segen, die door middel van de lucht ende den Hemel over het aerdrijck komt. Verg. Deut. 33.13, 14.
margenoot37
D. veel goet ende kostelick gewas, uyt eene goede ende kostelick gewas, uyt eene goede ende vruchtbare landouwe. Verg. Deuter. 8.8. ende 32.13, 14. ende 33.24.
margenoot38
Dese wensch ofte segen is voornamelick vervult ten tijde Davids, Salomons, ende der Koningen Iuda, tot Ioram toe. Siet bov. 25. op het vers 23.
margenoot39
Gelijck het recht der Eerst-geboorte mede brengt. Siet bov. cap. 25. op het vers 31.
margenootb
Genes. 12.13.
margenoot40
Siet bov. cap. 12. op het vers 3.
margenoot41
Hebr. uytgaende was uytgegaen.
margenoot42
Het Hebreeusch woort beteeckent seer groote vreese ende schrick, vereenigt met zitteren ende beven: als ond. 42.28. Exod. 19.16, 18. Desen schrick liet Godt over hem vallen, eensdeels om hem te wederhouden van toornicheyt tegen Iacob, anderdeels, om hem te doen bedencken, dat de uytkomste der gegevener segeninge was van sijn besluyt ende eeuwich voornemen. siet bov. 25.23.
margenootc
Hebr. 12.17.
margenoot43
And. ick ben oock mijns Vaders. ofte: ick ben oock [u sone] mijn Vader: alsoo vers 38.
margenoot44
De daet van Iacob noemt Isaac wel bedroch, gelijckse inder waerheyt was, maer nu verstont hy redelick, dat hy daer van oorsake was, door sijne voorgaende onverstandicheyt: gelijck dit blijckt, om dat hy volherdt by 't gene, dat hy bedrogen zijnde gedaen hadde. Siet bov. vers 23.
margenoot45
Dat is, die u van nature toe quam, ende dien ick u meynde te geven.
margenoot46
Waerom hy Iacob genoemt zy, is te sien bov. 25.26. Te weten; om dat hy sijnen broeder Esau by de versenen hielt inde geboorte: maer Esau duyt desen name, als of hy hem den voet geset ofte gelicht, dat is, verschalckt ende bedrogen hadde, welcke beteeckenisse het Hebreeusch woort oock lijden kan. Siet Ier. 17.9.
margenootd
Boven 25.33.
margenoot47
Dit is valsch: want hy haddese hem goets moets verkocht. Siet boven 25.32, 33.
margenoot48
De segen behooorde tot het recht der eerstgeboorte. Dewijle hy nu dit verkocht hadde, so en quam de segen hem niet toe.
margenoot49
D. Esaus geslachte, ende nakomelingen.
margenoot50
D. voorsien, gestoffeert, versorgt, op dat hy daer van niet alleen den gemeynen nootdruft en hebbe, maer oock dat hem diene tot bysondere versterckinge.
margenoot51
Verstaet door desen eenen segen, den voornaemsten waer door Iacob was verklaert een erfgenaem van het goddelicke verbont ende van het lant Canaan.
margenoote
Hebr. 12.17.
margenoot52
D. door gewelt van wapenen sult ghy moeten u volck, lant, ende middelen voorstaen, ende volgens dien een ongerust leven leyden, in het midden veler oorlogen.
margenoot53
Siet bov. capit. 25. op 't vers 23.
margenoot54
Siet 2.Sam. 8 vers 14.
margenoot55
Siet de vervullinge hier van 2.Reg. 8.20, 22.
margenoot56
Dese haet is ge-erft op de kinderen ende nakomelingen. Siet Ezech.35.5. Amos 1.11. Obad. vers 10.
margenoot57
T.w. by hem selven. hoewel hy 't niet alleen gedacht heeft, maer oock met woorden ofte gebeerden geopenbaert, also dat het tot de ooren sijner moeder gekomen is, gelijck het blijckt vers 42.
margenoot58
Rebecca openbaert haren sone wat sy verstaen hadde, aengaende het voornemen van Esau, om hem tot de reyse aen te porren.
margenoot59
Hebr. vliedt u, ofte, voor u. Siet bov. 12. op 't vers 1.
margenoot60
Siet boven. 11. op 't vers 31.
margenoot61
D. eenigen tijt. hebr. eene dagen. Alsoo oock ond. c. 29.20.
margenoot62
Het Hebreeusch woort beteeckent eenen heeten ende brandenen toorn, gelijck dese toorn Esaus was.
margenoot63
D. van u, indien u Esau quame te vermoorden, ende van Esau, indien hy om sijne moort van de Overicheyt gestraft wierde, ofte door eenich rechtveerdich oordeel Godes omquame, ofte, als Cain, van Godes aengesichte verdreven wierde.
margenootf
Bov. 26.35.
margenoot64
Hebr. van, ofte, voor het aengesichte der dochteren Hets, verstaet Esaus wijven. Siet boven 26.34.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken