Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

Godt beveelt de Israëliten goudene ende silveren vaten van hare naeburen te eyschen, vers 1 etc. Mose dreygt Pharao met de doot van alle eerst-geborene, 4. Ende voorseyt dat het by de Israëliten alles stille ende in vrede soude zijn, 7. Pharaos herte blijft verhardt, 9.

1

WAnt de HEERE Ga naar margenoot1 hadde tot Mose gesproken, Ick sal Ga naar margenoot2 noch een plage over Pharao, ende over Egypten brengen, daerna sal hy u-lieden van hier trecken laten: als hy [u] geheelick sal trecken laten, so sal hy u Ga naar margenoot3 haestelick van hier uyt-drijven.

2

Spreeckt nu voor de ooren des Ga naar margenoot4 volcks: Ga naar margenoota dat Ga naar margenoot5 yeder man van Ga naar margenoot6 sijnen naesten, ende yeder vrouwe van hare naeste, silveren vaten, ende goudene vaten Ga naar margenoot7 eysche.

3

Ende de HEERE Ga naar margenootb gaf den volcke Ga naar margenoot8 genade, in de oogen der Egyptenaren: Ga naar margenoot9 oock was de man Mose Ga naar margenoot10 seer groot in Egypten-lant voor de oogen van Pharaos knechten, ende voor de oogen Ga naar margenoot11 des volcks.

4

Voorder Ga naar margenoot12 seyde Mose, Soo Ga naar margenoot13 heeft de HEERE geseyt: Omtrent middernacht Ga naar margenootc sal ick uytgaen door het midden van Egypten,

5

Ende Ga naar margenootd alle Ga naar margenoot14 eerstgeborene in Egypten-lant sullen sterven, van Pharaos eerstgeborenen af, Ga naar margenoot15 die op sijnen throon sitten soude, tot den eerstgeborenen der dienstmaecht, die Ga naar margenoot16 achter den meulen is: ende alle eerstgeborene des vees.

6

Ende daer sal Ga naar margenoot17 een groot geschrey zijn in den gantschen Egypten-lande, des gelijcke noyt geweest en is, ende des gelijcke niet meer wesen en sal.

7

Maer by alle kinderen Israëls en Ga naar margenoot18 sal niet eenen hont sijn tonge verroeren, van Ga naar margenoot19 de menschen af, tot de beesten toe, op dat ghylieden wetet, dat de HEERE tusschen de Egyptenaren, ende tusschen de Israëliten eene afsonderinge maeckt.

8

Ga naar margenoote Dan sullen alle dese uwe knechten Ga naar margenoot20 tot my afkomen, ende haer voor my neygen, seggende, Treckt uyt, ghy, en al het volck dat uwe Ga naar margenoot21 voetstappen volgt, ende daer na sal Ga naar margenoot22 ick uytgaen: ende hy ginck uyt van Pharao Ga naar margenoot23 in hitte des toorns.

9

De HEERE dan Ga naar margenoot24 hadde tot Mose gesproken, Pharao en sal nae u lieden niet hooren, op dat Ga naar margenoot25 mijne wonderen in Egyptenlande vermenichvuldicht worden.

10

Ende Mose ende Aaron hebben alle dese wonderen gedaen voor Pharaos aengesichte: Ga naar margenootf doch de HEERE verhardde Pharaos herte, dat hy de kinderen Israëls uyt sijnen lande Ga naar margenoot26 niet trecken en liet.

margenoot1
Eer Pharao met dreygementen Mose van hem gedreven hadde, Exod. 10.28. Dit is de oorsake, waerom Mose soo vrymoedelick Pharao hadde aengesproken, cap. 10.29.
margenoot2
Siet van dese plage ond. vers 4, 5.
margenoot3
Hebr. uytstootende uytstooten. siet de vervullinge Exod. 12. vers 31, 32, 33.
margenoot4
T.w. der Israëliten.
margenoota
Exod. 3.22. ende 12.35.
margenoot5
Siet Exod. 3. vers 22.
margenoot6
T.w. van sijne Egyptische naesten.
margenoot7
D. leene.
margenootb
Exod. 12.36.
margenoot8
D. gunste. Siet van dese maniere van spreken, Gen. 39.21.
margenoot9
Dit was de oorsake waerom Pharao Mose niet en dorst aentasten, vreesende eenen op-loop onder het volck.
margenoot10
D. in seer grooten aensien.
margenoot11
Verstaet, des Egyptischen volcks.
margenoot12
T.w. tot Pharao, eer hy van hem scheydde, vers 8. want dit ist vervolch van Mose woorden cap. 10.29.
margenoot13
T.w. doe hy my laest tot u gesonden heeft.
margenootc
Exod. 12.29.
margenootd
Exod. 12.12.
margenoot14
Dat Godt hier dreycht, dat heeft hy door sijnen Engel uytgericht, Exod. 12.23.
margenoot15
D. die na hem regeren soude, als 1.Reg. 2.24. ende 2.Chron. 28.5.
margenoot16
Daerom staet hier (achter den meulen) om dat die gene die met de hant-meulens maelden, de malende steenen voor het gantsche lichaem met hare handen voortstieten, siet Exo. 12.29. Iud. 16.21. Ies. 47.1, 2.
margenoot17
Soo der ouderen, welcker kinderen sullen gedoot worden, als oock der kinderen, die sulcx sullen hooren ende sien, vreesende dat het haer oock gelden mochte, gelijck het in sulcke schrickelicke plagen pleecht te geschieden.
margenoot18
D. het sal onder haer so stille zijn, dat selfs de honden (die door een kleyn geruchte wacker worden) niet eens bassen en sullen, siet dergelijcke maniere van spreken Ios. 10.21.
margenoot19
D. noch tegen de menschen, noch tegen de beesten.
margenoote
Exod. 12.30.
margenoot20
T.w. van u tot my gesonden zijnde.
margenoot21
Hebr. dat aen uwe voeten is. D. die u volgen, of, die van u geleydet worden, ende onder u gebiet staen. Siet gelijcke maniere van spreken Iud. 8.5. 1.Reg. 20.10. 2.Reg. 3.9.
margenoot22
Verstaet hier by, ende al het volck van Israël, oock alles wat wy hebben, ende al wat wy willen mede nemen.
margenoot23
Mose yvert voor de eere Godes: Andersins is hy geweest een seer sachtsinnich man, Num. 12.3.
margenoot24
T.w. Exod. 3.9. ende 10.1. ende elders.
margenoot25
D. mijne wonderbaerlicke plagen.
margenootf
Exod. 9.16. Rom. 9.17.
margenoot26
Dan door dwanck. Siet Exod. 3.19. ende 6.1.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken