Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxxj. Capittel.

Bezaleël ende Aholiab worden van Godt geroepen tot het maken van het werck des Tabernakels, ende der gereetschap des selven, vers 1, etc. Het heyligen des Sabbaths wort wederom bevolen, 12. Mose ontfangt de twee tafelen der Wet, 18.

1

DAerna sprack de HEERE tot Mose, seggende:

2

Ga naar margenoota Siet, ick hebbe Ga naar margenoot1 met name geroepen Bezaleël den sone Uri, des soons Hur, van den stamme Iuda.

3

Ende ick hebbe hem vervult Ga naar margenoot2 met den geest Godes, met wijsheyt, ende met verstant, ende met wetenschap, namelick in Ga naar margenoot3 alle hant-werck.

4

Om te bedencken Ga naar margenoot4 vernuftigen arbeyt: te wercken in gout, ende in silver, ende in koper.

5

Ende in konstige Ga naar margenoot5 steen-snydinge om Ga naar margenoot6 in te setten, ende in konstige hout-snijdinge, om te wercken in alle hantwerck.

6

Ende ick, siet, ick hebbe Ga naar margenoot7 hem bygevoegt Aholiab den sone Ahisamach vande stamme Dan, ende in het herte eens yegelicken die wijs van herten is, hebbe ick Ga naar margenoot8 wijsheyt gegeven: ende sy sullen maken al wat ick u geboden hebbe.

7

[Namelick] de Tente der t’ samen-komste, ende de Arke der getuychenisse, ende het versoen-decksel dat daer op sal zijn: ende alle de gereetschap der Tente.

8

Ende de Tafel, met hare gereetschap, ende Ga naar margenoot9 den louteren Candelaer, met al sijne gereetschap: ende den Reuck-altaer.

9

Oock des brand-offers Altaer, met al sijne gereetschap: ende ’t wasch-vat met sijnen voet.

10

Ende de Ga naar margenoot10 ampts-kleederen: ende de heylige kleederen Ga naar margenoot11 des Priesters Aarons, ende de kleederen sijner sonen, Ga naar margenoot12 om het Priester-ampt te bedienen.

11

Oock de salf-olye, ende het reuck-werck van welrieckende speceryen voor het heylichdom: nae alles dat ick u geboden hebbe sullen sy ’t maken.

12

Voorder sprack de HEERE tot Mose, seggende,

13

Ghy nu spreeckt tot de kinderen Israëls, seggende, Ghy sult Ga naar margenoot13 even wel Ga naar margenoot14 mijne Sabbathen onderhouden: want dit is een teecken tusschen my ende tusschen ulieden, by uwe geslachten: op dat men

[Folio 42r]
[fol. 42r]

wete, dat ick de HEERE ben die u heylicht.

14

Ga naar margenootb Onder-houdt dan den Sabbath, dewijle hy u lieden Ga naar margenoot15 heylich is: wie hem ontheyligt, sal sekerlick gedoodt worden, want een yeder die op den selven [eenich] werck doet, die Ga naar margenoot16 ziele sal Ga naar margenoot17 uytgeroeyt worden uyt het midden harer volckeren.

15

Ses dagen salmen ’t werck doen, doch aenden sevenden dach is de Sabbath der ruste, een heylicheyt des HEEREN: wie op den Sabbath-dach arbeyt doet, sal sekerlick gedoodt worden.

16

Dat dan de kinderen Israëls den Sabbath houden: den Sabbath onder-houdende in hare geslachten Ga naar margenoot18 tot een eeuwich verbont.

17

Hy sal tusschen my ende tusschen de kinderen Israëls Ga naar margenoot19 een teecken in eeuwicheyt zijn: Ga naar margenootc Dewijle de HEERE in ses dagen, den hemel ende de aerde gemaeckt, ende op den sevenden dach Ga naar margenoot20 gerust ende Ga naar margenoot21 hem verquickt heeft.

18

Ende Ga naar margenoot22 hy gaf aen Mose, als hy met hem op den berch Sinai te spreken geeyndicht hadde, Ga naar margenootd de twee Tafelen Ga naar margenoot23 der getuychenisse, tafelen van steen, beschreven met Ga naar margenoot24 den vinger Godes.

margenoota
Exod. 35.30. 1.Chron. 2.20.
margenoot1
D. voor alle andere tot dit werck verkoren. als ond. cap. 35.30.
margenoot2
D. met de gaven des Geestes Godes, sulcke als stracx verhaelt worden. waer uyt dan genoechsaem blijckt, dat fraye hant-wercken maken, een gave Godts is.
margenoot3
D. allerley, ende alsoo vers 5.
margenoot4
Hebr. bedenckingen.
margenoot5
Verstaet hier, edele gesteenten.
margenoot6
Hebr. te vullen.
margenoot7
Hebr. met, ofte by hem gegeven.
margenoot8
D. kloeckheyt, of vernuft in de konste die sy oeffenen.
margenoot9
D. die uyt louteren goude soude gemaeckt worden. siet Exod. 25.31.
margenoot10
Verstaet hier onder den name van ampts-kleederen, oock de Tapeten, ende behangsels des Tabernakels, daer van cap. 26. ende cap. 36. gesproken wort: Item de decksels, daer mede men de tafel, de Arke, den Altaer, ende andere heylige gereetschap dedeckte, ende in bewont, als men op-brack, ende van d’eene plaetse nae d’andere trock. Siet Num. 4.5, 9, 11, 12.
margenoot11
T.w. des Hoogen-Priesters.
margenoot12
D. die sy aentrocken, als sy het Priester-ampt bedienden.
margenoot13
Als of Godt seyde, Of schoon het werck des Tabernakels op het spoedichste moet volmaeckt worden, so en sult ghy evenwel op den Sabbath daer niet aen arbeyden. Oft, gantschelick, immers.
margenoot14
D. tot mijnen dienst ingestelt.
margenootb
Exod. 20.8. Deuter. 5.12. Ezech. 20.12.
margenoot15
Hebr. Heylicheyt.
margenoot16
D. die persoon.
margenoot17
Siet Genes. 17. vers 14.
margenoot18
Siet Genes. 17. vers 7.
margenoot19
Verg. Gen. 17.11.
margenootc
Genes. 1.31. ende 2. vers 2, 3. Exod. 20.11.
margenoot20
Siet Genes. 2.2.
margenoot21
Godt die een geest is, en wort nimmermeer moede, ’T is dan een maniere van spreken van de menschen genomen, die na langen ende swaren arbeyt haer door de ruste verquicken ende adem halen.
margenoot22
T.w. de HEERE.
margenootd
Exod. 32.16.
margenoot23
D. der wet, in de welcke Godt getuycht, hoe hy van sijn volck wil ge-eert ende gedient zijn.
margenoot24
De vinger des Heeren beteeckent hier de kracht ende ’t werck Godts. Verg. bov. cap. 8.19. Luc. 11.20. vergeleken met Matth. 12.28. ende elders.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken