Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxiiij. Capittel.

Wetten vande olye der lampen des Tabernakels, ende der selver toerichtinge, vers 1, etc. Vande Toon-brooden, 5. ende uyt occasie van eenen die den Naem des Heeren gelastert hadde, 10. Vande straffe der Godts-lasteraren in 't gemeyn, 13. ende der genen die eenen mensche dooden, ofte een beest, ofte haren naesten quetsen, 17. De uytvoeringe der straffe des voorgemelten lasteraers, 23.

1

ENde de HEERE sprack tot Mose, seggende:

2

Gebiedt den kinderen Israëls, datse tot u Ga naar margenoot1 brengen suyvere Ga naar margenoot2 gestootene olijf-olye, voor den luchter; om de Ga naar margenoot3 lampen Ga naar margenoot4 geduerichlick aen te steken.

3

Ga naar margenoot5 Aaron sal die voor het aengesicht des HEEREN geduerichlick toerichten, van den avont tot den morgen buyten den Ga naar margenoot6 voorhanck van het getuygenisse in de Tente der t' samen-komste: het is eene eeuwige in-settinge voor uwe geslachten.

4

Hy sal op den Ga naar margenoot7 louteren kandelaer die lampen voor het aengesicht des HEEREN, geduerichlick toerichten.

5

Ghy sult oock meel-bloeme nemen, ende twaelf koecken daer van backen: van Ga naar margenoot8 twee tienden sal een koecke zijn.

6

Ende ghy sultse in twee rijgen leggen, sesse in eene rijge, op de reyne tafel, voor het aengesicht des HEEREN.

7

Ende op elcke rijge sult ghy suyveren wieroock leggen: 't welck den broode Ga naar margenoot9 ten gedenck-offer sal zijn; het is een vyer-offer den HEERE.

8

Op Ga naar margenoot10 elcken Sabbath-dach geduerichlick salmen dat voor het aengesicht des HEEREN Ga naar margenoot11 toerichten, van wegen de Ga naar margenoot12 kinderen Israëls, ten eeuwigen verbonde.

9

Ende Ga naar margenoota het Ga naar margenoot13 sal Aarons ende sijner sonen zijn, die dat inde heylige plaetse sullen eten: want het is voor hem een heylicheyt der heylicheden, uyt de Ga naar margenoot14 vyerofferen des HEEREN, eene eeuwige insettinge.

10

Ende daer ginck eener Israëlitischer vrouwen soon uyt, die in 't midden der kinderen Israëls Ga naar margenoot15 eens Egyptischen mans soon was: ende de soon deser Israëlitischer, ende een Ga naar margenoot16 Israëlitisch man twisteden in 't leger.

11

Doe Ga naar margenoot17 lasterde der Israëlitischer vrouwen soon uytdruckelick den Ga naar margenoot18 NAEM, ende vloeckte; daerom Ga naar margenoot19 brachten sy hem tot Mose: de naem nu sijner moeder was Schelomith de dochter Dibri van de stamme Dan.

12

Ende sy leyden hem inde gevanckenisse: op dat hen nae Ga naar margenoot20 den mont des HEEREN verklaringe geschieden soude.

13

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

14

Brengt den vloecker uyt tot buyten het Leger, ende alle die't Ga naar margenoot21 gehoort hebben, sullen hare handen op sijn hooft leggen: daerna sal hem de geheele vergaderinge steenigen.

15

Ende tot de kinderen Israëls sult ghy spreken, seggende; een yeder als hy sijnen Godt gevloeckt sal hebben, so sal hy sijne Ga naar margenoot22 sonde dragen.

16

Ende wie den naem des HEEREN Ga naar margenoot23 gelastert sal hebben, Ga naar margenoot24 sal sekerlick gedoodt worden, de gantsche vergaderinge sal hem Ga naar margenoot25 sekerlick steenigen: alsoo sal de vreemdelinck zijn, gelijck de inboorlinck, als hy den NAEM sal gelastert hebben, hy sal gedoodt worden.

17

Ende als yemant eenige Ga naar margenoot26 ziele des menschen Ga naar margenoot27 sal verslagen hebben: hy sal sekerlick gedoodt worden.

18

Maer wie de ziele van een vee sal verslagen hebben, hy sal 't wedergeven Ga naar margenoot28 ziele voor ziele.

19

Als oock yemant aen sijnen naesten een gebreck sal aengebracht hebben; gelijck als hy gedaen heeft, Ga naar margenoot29 soo sal oock aen hem gedaen worden:

20

Ga naar margenoot30 Breucke voor breucke, Ga naar margenootb ooge voor ooge, tant voor tant: gelijck als hy een gebreck eenen mensche sal Ga naar margenoot31 aengebracht hebben, soo sal oock hem aengebracht worden.

21

Wie dan een vee verstaet, die sal 't weder geven: maer wie een mensche verslaet, die sal gedoodet worden.

22

Eenderley recht sult ghy hebben, soo sal de vreemdelinck zijn, als de inboorlinck: want ick ben de HEERE uwe Godt.

23

Ende Mose seyde tot de kinderen Israëls, datse den vloecker tot buyten het leger uytbrengen, ende hem met steenen steenigen souden: ende de kinderen Israëls deden, gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

margenoot1
Hebr. nemen. Dat is, nemen ende brengen. Siet Genes. 12. op het vers 15.
margenoot2
Siet hier van oock het gebodt Exod. 27.20.
margenoot3
Dewelcke waren in getale seven, Exo. 25.37.
margenoot4
T.w. op elcken avontstont.
margenoot5
Of sijne sonen door zijn gebodt, gelijck te sien is, Exod. 27.21.
margenoot6
Die het Heylige van het Heylige der Heyligen onderscheyt. Siet bov. 4. op vers 6. Dese luchter nu of kandelaer stont in 't Heylige aen de Zuytzijde: gelijck de vergulde tafel aen de Noortzijde, Exod. 26.35.
margenoot7
D. die van louter, ende fijn gout gemaeckt was, Exod. 25.31. gelijck hy oock hier na vers 6. de reyne tafel noemt, daer de toonbrooden opgeleyt worden, om dat die met suyver, fijn, ende geloutert gout overtrocken was. van de welcke men oock lesen kan Exod. 25.24.
margenoot8
D. van twee Gomer, dewelcke was het tiende deel van een Epha. Siet Exo. 16. vers 36.
margenoot9
Siet bov. 2. op vers 2.
margenoot10
Hebr. in den dach des Sabbaths, in den dach des Sabbaths. siet van dese maniere van spreken Genes. 7. op het vers 2.
margenoot11
Het welcke de Priesters alleen doen moesten.
margenoot12
Die de meel-bloeme geoffert hadden, daer van de Priesters de brooden, ofte koecken maken moesten.
margenoota
Exod. 29.32. Bov. 8.31. 1.Sam. 21.6. Matth. 12.4.
margenoot13
Verstaet ten eynde van de weke, alsmen op den Sabbath daer aen volgende die toonbrooden van de tafel nam, om versche in dier plaetse te leggen.
margenoot14
Dit wort onder de vyer-offerhanden oock getelt, om dat de wieroock, die daer op lach, dan aengesteken, ende den Heere verbrant wiert.
margenoot15
Het is waerschijnlick, dat dese Egyptenaer het Israëlitische geloove aengenomen hadde, gelijck vele meynen; ofte anders moeste hy, als een vreemdelinck, onder de Israëliten gewoont hebben.
margenoot16
Ten aensien van beyde sijne ouderen.
margenoot17
Het Hebr. woort dat hier uytdruckelick lasteren verduytscht is, beteyckent eygentlick doorsteken, doorbooren, doorwonden. waer mede de afgrijselickheyt deser daet te kennen gegeven wort, om dat hy Godt met sijne snoode tonge als doorsteken hadde.
margenoot18
Verstaet den Naem des Heeren, of, IEHOVAH. gelijck sulcx verklaert wort vers 16. ende Deuter. 28.58. Siet van desen Naem, Genes. 2. op vers 4.
margenoot19
Verstaet dat de Rechters hem tot Mose gebracht hebben, om hem raet te vragen, hoe sy desen grouwelicken lasteraer straffen souden.
margenoot20
Dat is, het bevel des Heeren. Siet Genes. 41. op vers 40. ende Exod. 17.1.
margenoot21
Namelick, hoe hy gevloeckt, ende den name Godts gelastert heeft. Ende dese, als getuygen, moesten hare hant op sijn hooft leggen, om daer mede te getuygen, dat sy hem met waerheyt dese sonde der Godts-lasteringe optegen, ende dat hy also daer aen schuldich zijnde, dese straffe verdient hadde.
margenoot22
D. de straffe sijner sonde: gelijck hy dat verklaert in het navolgende vers Siet bov. 5. op het vers 1.
margenoot23
Hebr. doorsteken hebben. gelijck bov. Vers 11. siet aldaer.
margenoot24
Hebr. stervende gedoot worden. Dat is, men sal niet nalaten hem te dooden, sonder eenige verschooninge te gebruycken. Alsoo in 't volgende.
margenoot25
Hebr. steenigende steenigen.
margenoot26
D. eenen mensche. Siet Genes. 12. op vers 5. ende Exod. 21.12.
margenoot27
D. wie een mensche met wonden ende slaen, het leven beneemt. Verg. Genes. 37. vers 21.
margenoot28
T.w. een levendich vee, voor 't gene hy doot geslagen sal hebben.
margenoot29
T.w. nae wettelicke order, verklaert in de volgende aenteeckeninge.
margenoot30
Dit was de Wet der vergeldinge, welke niet door particuliere personen, maer door de Overheyt, met kennisse van saken, moeste uytgevoert worden. De Phariseen hebbense misduydt, ende qualick uytgeleyt; waerover sy van onsen Salichmaker Matth. 5.38, 39. bestraft worden.
margenootb
Exod. 21.24. Deuter. 19.21. Matth. 5.38.
margenoot31
Hebr. gegeven.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken