Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

Beschrijvinge van het gene 12 Overste der Stammen na de oprechtinge, ende heyliginge des Tabernakels geoffert hebben, in 't gemeyne, vers 1, etc. het welcke den Gersoniten, ende den Merariten gegeven wort, 4. watse elck in 't bysonder van silveren, ende gouden vaten ende beesten, ter inwyinge des altaers, geoffert hebben, 10. Somma van het geofferde, 84. De maniere hoe Godt met Mose spreeckt, van het versoen-decksel, 89.

1

ENde het geschiedde Ga naar margenoot1 ten dage als Mose ge-eyndigt hadde Ga naar margenoota den Tabernakel op te richten, ende dat hy dien gesalft, ende dien geheyligt hadde, ende alle sijne gereetschap, mitsgaders den altaer, ende alle sijne gereetschap: ende hyse gesalft, ende de selve geheyligt hadde,

2

Dat de Ga naar margenoot2 Overste Israëls, de hoofden van het huys harer vaderen offerden: (dese waren de overste der stammen, die over de getelde stonden.)

3

Ende sy brachten hare offerhande voor het aengesicht des HEEREN, ses Ga naar margenoot3 overdeckte wagenen, ende twaelf runderen; eenen wagen voor twee Oversten, ende eenen osse voor elck eenen: ende Ga naar margenoot4 brachtense voor den Tabernakel

4

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

5

Neemtse van hen, op datse zijn mogen om te bedienen den dienst vande Tente der t' samenkomste: ende ghy sult de selve den Leviten geven, Ga naar margenoot5 eenen yederen nae sijnen dienst.

6

Also nam Mose die wagenen, ende die runderen: ende gaf de selve den Leviten.

7

Twee wagenen, ende vier runderen gaf hy den sonen Gersons nae haren dienst.

8

Ende Ga naar margenoot6 vier wagenen, ende acht runderen gaf hy den sonen Merari, nae haren dienst, Ga naar margenoot7 onder de hant van Ithamar den sone Aarons des Priesters.

9

Maer den sonen Kohaths en gaf hy niet: want de dienst Ga naar margenoot8 der heyliger dingen was op hen, [die] Ga naar margenoot9 sy op de schouderen droegen.

11[10]

Ende de Overste offerden ter Ga naar margenoot10 inwyinge des altaers, ten dage als de selve gesalft wert: de Overste dan, offerden hare offerhande Ga naar margenoot11 voor den altaer.

11

Ende de HEERE seyde tot Mose: Ga naar margenoot12 Elcke Overste sullen (een yegelijck op sijnen dach) hare offerhande offeren ter inwyinge des altaers.

12

Die nu op den eersten dach sijne offerhande offerde, was Nahesson de sone Amminadab, Ga naar margenoot13 voor de stamme van Iuda.

13

Ende sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den Ga naar margenoot14 sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, Ga naar margenoot15 ten spijs-offer:

14

Eene Ga naar margenoot16 reuckschale van tien Ga naar margenoot17 goudene [sikelen] vol reuckwercks:

15

Een varre, Ga naar margenoot18 een jonck runt, een ram, een lam Ga naar margenoot19 dat een-jarich was, Ga naar margenoot20 ten brand-offer:

16

Eenen geyten-bock, ten Ga naar margenoot21 sond-offer:

17

Ende Ga naar margenoot22 ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Ga naar margenoot23 een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Nahesson de sone Amminadab.

18

Op den tweeden dach offerde Nethaneël de sone Ga naar margenoot24 Zuar, de Overste van Issaschar.

19

Hy offerde sijne offerhande eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer.

20

Eene Ga naar margenoot25 reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

21

Eenen varre, een jonck runt, eenen ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

22

Eenen geyten-bock, ten sond-offer.

23

Ende ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Nethaneël de sone Zuar.

24

Opden derden dach Ga naar margenoot26 [offerde] de Overste der sonen Zebulons, Eliab de sone Helon.

25

Sijn offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen,] een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer.

26

Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

27

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

28

Een geyten-bock ten sond-offer:

29

Ende ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande Eliabs des soons Helon.

30

Op den vierden dach [offerde] de Overste der kinderen Rubens, Ga naar margenoot27 Elizur de sone Sedeur.

31

Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcke gewichte was hondert en dertich [sikelen,] een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer.

32

Eene reuckschale van tien goudene [sikelen,] vol reuckwercks:

33

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

34

Een geyten-bock, ten sond-offer:

35

Ende ten danck-offer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Elizur de sone Sedeur.

36

Op den vijfden dach [offerde] de Overste der kinderen Simeons, Selumiel de sone Ga naar margenoot28 Zuri Saddai.

37

Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen,] een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer:

38

Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

[Folio 66v]
[fol. 66v]

39

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

40

Een geyten-bock, ten sond-offer:

41

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Selumiëls des soons Zuri Saddai.

42

Op den sesten dach [offerde] de Overste der kinderen Gads, Eljasaph de sone Dehuël.

43

Sijne offerhande was een silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], nae den sikel des Heylichdoms: beyde vol meel-bloeme gemengt met olie, ten spijs-offer:

44

Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks;

45

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

46

Een geyten-bock, ten sond-offer:

47

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Eljasaph des soons Dehuël.

48

Op den sevensten dach [offerde] de Overste der kinderen Ephraims; Elisama de sone Ammihud.

49

Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikels], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer:

50

Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

51

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

52

Een geyten-bock, ten sond-offer:

53

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Elisama de sone Ammihud.

54

Op den achtsten dach [offerde] de Overste der kinderen Manasse Ga naar margenoot29 Gamaliël de sone Ga naar margenoot30 Pedazur.

55

Sijne oferhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikels], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer:

56

Eene reuckschale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

57

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

58

Een geyten-bock, ten sond-offer:

59

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande Gamaliëls des soons Pedazur.

60

Op den negensten dach [offerde] de Overste der kinderen Benjamins, Abidan de sone van Gedeoni.

61

Sijne offerhande was een silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer:

62

Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

63

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

64

Een geyten-bock, ten sond-offer:

65

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Abihan, des soons van Gideoni.

66

Op den tienden dach [offerde] de Overste der kinderen Dans, Ahiëzer de sone van Ammi Saddai.

67

Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert en dertich [sikelen], een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer:

68

Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

69

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

70

Een geyten-bock, ten sond-offer:

71

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Ahiëzer, de sone van Ammi Saddai.

72

Ga naar margenoot31 Op den elfden dach [offerde] de Overste der kinderen Asers; Pagiël de sone van Ochran.

73

Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen], een silveren spreng-becken, van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer:

74

Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks:

75

Een varre, een jonck runt, een ram, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

76

Een geyten-bock, ten sond-offer:

77

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Pagiël de sone Ochran.

78

Op den Ga naar margenoot32 twaelfden dach [offerde] de Overste der kinderen van Naphtali: Ahira de sone Enan.

79

Sijne offerhande was eene silvere schotel, welcker gewichte was hondert ende dertich [sikelen], een silveren spreng-becken van tseventich sikelen, nae den sikel des Heylichdoms: sy waren beyde vol meel-bloeme met olie gemengt, ten spijs-offer:

80

Eene reuck-schale van tien goudene [sikelen] vol reuckwercks.

81

Een varre, een jonck runt, een lam, dat een-jarich was, ten brand-offer:

82

Een geyten-bock, ten sond-offer:

83

Ende ten danck-offer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf een-jarige lammeren: dat was de offerhande van Ahira, de sone Enan.

84

Dat is de inwyinge des altaers van den Oversten Israëls, ten dage als de selve gesalft wert: twaelf silvere schotelen, twaelf silveren spreng-beckens, twaelf goudene reuck-schalen.

85

Eene silvere schotel was van hondert en dertich [sikelen], ende een spreng-becken van tseventich: Al het silver vande vaten, was twee duysent, ende vier hondert [sikelen], nae den sikel de Heylichdoms.

86

goudene reuck-schalen vol reuckwercks, elcke reuck-schale was van tien sikelen, nae den sikel des Heylich

[Folio 67r]
[fol. 67r]

doms: al het gout der roock-schalen was hondert, ende twintich [sikelen].

87

de runderen ten brand-offer waren twaelf varren, twaelf rammen, twaelf een-jarige lammeren, met haer spijs-offer, ende twaelf geyten-bocken ten sond-offer.

88

alle de runderen, ten danck-offer, waren vier en twintich varren, de rammen tsestich, de bocken tsestich, de een-jarige lammeren tsestich: dat is de inwyinge des Altaers, na dat de selve gesalft was.

89

als Mose in de Ga naar margenoot33 Tente der t'samen-komste ginck, om Ga naar margenoot34 met hem te spreken, so hoorde hy eene stemme tot hem sprekende van boven het Versoen-decksel, het welcke is op de Arke der getuygenisse, Ga naar margenoot35 van tusschen de twee Cherubim: Ga naar margenoot36 also sprack hy tot hem.

margenoot1
Verstaet den eersten dach van de eerste maent des tweeden jaers, na datse uyt Egypten getogen waren. Siet Exod. 40.17, 18.
margenoota
Exod. 40.18.
margenoot2
Siet bov. 1. op vers 16.
margenoot3
D. die boochachtich, overwelft, ende alsoo toegedeckt waren, tot bewaringe van het gene dat daer in was.
margenoot4
And. offerden de selve.
margenoot5
T.w. elck geslachte der Leviten, dat is, den Gersoniten, Kohathiten, ende Merariten; welcker ampten, ende lasten hier boven beschreven zijn, cap. 3. ende 4.
margenoot6
De reden, waerom hy de Merariten meer wagenen, ende runderen heeft gegeven, dan den Gersoniten, Siet bov. cap. 3. op vers 36.
margenoot7
D. onder het beleyt, ende opsicht van Ithamar. Siet Genes. 41. op vers 35.
margenoot8
Dese werden uytgedruckt bov. cap. 4. versen 4, 5, 6, etc.
margenoot9
Siet bov. cap. 4. op vers 15.
margenoot10
Het Hebr. woort beteeckent eygentlick het werck, waer door yet door sekere ceremonien tot een bysonder gebruyck, den Heere toegeheylicht wort. 2.Chron. 7.9. Ezech. 6.16. ende hier in't volgende.
margenoot11
T.w. den brandoffer-altaer.
margenoot12
Hebr. Een Overste op eenen dach, een Overste op eenen dach sullen hare, etc. Siet van dese maniere van spreken Gen. 7. op vers 2.
margenoot13
D. hy offerde niet particulierlick voor hem selven, maer in den naem, ende van wegen de geheele stamme van Iuda. Ende alsoo ist oock te verstaen van de volgende Oversten, datse voor hare stamme geoffert hebben.
margenoot14
De welcke dede een halve rijcksdaelder, dat is, noch soo vele als de Gemeene, ofte Burgerlicke sikel. siet Gen. 20. op vers 16. en 23. op vers 15.
margenoot15
Van spijsoffer siet Levit. 2. op vers 1.
margenoot16
And. koock-panne, kop, ofte, lepel.
margenoot17
Siet van de weerde eens gouden sikels Genes. 24. op vers 22.
margenoot18
Hebr. de sone eens runts, ende soo in 't volgende.
margenoot19
Hebr. soon sijns jaers, ende soo in 't volgende.
margenoot20
Siet Genes. 8. op vers 20. ende Levit. 6. op vers 9.
margenoot21
Siet Levit. 4. op vers 3.
margenoot22
Siet Levit. 3. op vers 1.
margenoot23
Hebr. Sonen eens jaers, ende soo in 't volgende, dat is, die een jaer out waren.
margenoot24
Hebr. Tsuar.
margenoot25
T.w. goudene. Siet vers 84.
margenoot26
Dit woort is hier in gevoecht uyt het voorgaende 18. vers Alsoo oock in de volgende.
margenoot27
Hebr. Elitsur.
margenoot28
Hebr. Tsurichaddai.
margenoot29
Hebr. Gamliël.
margenoot30
Hebr. Pedatsur.
margenoot31
Hebr. Op den dach der elf dagen, Alsoo ond. vers 78.
margenoot32
Hebr. op den dach der twaelf dagen.
margenoot33
Verstaet, als die gewyet, ende ten dienste des Heeren geheylicht was. Te vooren hadde Godt met Mose op den berch Sinai, ende andersins oock gesproken.
margenoot34
Namelick, met den Heere.
margenoot35
Hierom wort Godt geseyt, op, ofte, tusschen de Cherubim te sitten, ofte te woonen, 1.Sam. 4.4. 2.Reg. 19.15. Psal. 80.2.
margenoot36
T.w. gelijck hy belooft hadde. Exod. 25.22.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken