Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xviij. Capittel.

Godt stelt Aaron ende sijnen sonen haer ampt voor, de Leviten hen by-voegende tot haren dienst, vers 1, etc. Verordent Aarons ende sijner sonen onderhout, 8. oock der Leviten, 21. die van hare tienden aenden Hoogen-Priester tienden moesten geven, 25.

1

SO Ga naar margenoot1 seyde de HEERE tot Aaron; Ghy, ende uwe sonen, ende het huys uwes vaders met u, sult dragen de Ga naar margenoot2 ongerechticheyt des Heylichdoms: ende ghy ende uwe sonen met u, sult dragen Ga naar margenoot3 de ongerechticheyt uwes Priester-ampts.

2

Ende oock sult ghy uwe broederen den stamme Levi, den stam uwes vaders, met u doen naederen, datse u by-gevoegt worden, ende u dienen: maer ghy, ende uwe sonen met u, sult zijn voor de Tente der Ga naar margenoot4 getuychenisse.

3

Ende sy sullen uwe wacht waernemen, ende de wacht der gantscher Tente: doch tot de gereetschap des Heylichdoms, ende tot den altaer, en sullen sy niet naederen, op datse niet en sterven, Ga naar margenoot5 soo sy, als ghylieden.

4

Maer sy sullen u by-gevoegt worden, ende de wacht vande Tente der t' samen-komste waernemen, in allen dienst der Tente: ende Ga naar margenoot6 een vreemde sal tot u niet naederen.

5

Ghy-lieden nu sult waernemen de wacht des Heylichdoms, ende de wacht des altaers: op datter geen Ga naar margenoot7 verbolgentheyt meer en zy over de kinderen Israëls.

6

Want ick, siet, ick hebb' Ga naar margenoota uwe broederen, de Leviten, uyt het midden der kinderen Israëls genomen: Ga naar margenoot8 sy zijn ulieden eene gave, gegeven Ga naar margenoot9 den HEERE, om den dienst van de Tente der t' samen-komste te bedienen.

7

Maer ghy ende uwe sonen met u, sult ulieder Priester-ampt waernemen, in alle saken des altaers, ende in 't gene dat van binnen den Ga naar margenoot10 voorhanck is, dat sult ghy-lieden bedienen: u Priester-ampt geve ick [u] tot eenen dienst Ga naar margenoot11 eens geschencks, ende de Ga naar margenoot12 vreemde, die naedert, sal gedoodt worden.

8

Voorts sprack de HEERE tot Aaron; ende ick, siet, ick hebbe u gegeven de wacht mijner Ga naar margenoot13 hef-offeren, met alle Ga naar margenoot14 Heylige dingen der kinderen Israëls heb ickse u gegeven, Ga naar margenoot15 om der salvinge wille, ende uwen sonen, tot eene Ga naar margenoot16 eeuwige insettinge.

9

Dit sult ghy hebben vande Ga naar margenoot17 Heylicheyt der heylicheden, uyt den Ga naar margenoot18 vyere: alle hare offerhanden, met al haer spijs-offer, ende met al haer sond-offer, ende met al haer schult-offer, dat sy my sullen weder-geven, het sal u ende uwen sonen eene Ga naar margenoot19 Heylicheyt der heylicheden zijn.

[Folio 72v]
[fol. 72v]

10

Aen het Ga naar margenoot20 Alder-heylichste sult ghy dat eten: al wat manlick is sal dat eten, 't sal u een heylicheyt zijn.

11

Oock sal dit uwe zijn; het hef-offer harer gave, met alle beweech-offeren der kinderen Israëls; Ga naar margenootb ick hebse u gegeven, ende uwen sonen, ende uwe dochteren met u, tot eene eeuwige insettinge: al wie in uwen huyse reyn is, sal dat eten.

12

Al Ga naar margenoot21 't beste van de olye, ende al 't beste van most, ende van koorn, hare eerstelingen, die sy den HEERE sullen geven, u hebb' ickse gegeven.

13

De eerste vruchten van alles, dat in haren lande is, die sy den HEERE sullen brengen, sullen uwe zijn: al wie in uwen huyse reyn is, sal dat eten.

14

Ga naar margenootc Al het Ga naar margenoot22 verbannene in Israël sal uwe zijn.

15

Al wat de Ga naar margenootd baer-moeder Ga naar margenoot23 opent, van allen vleesche, dat sy den HEERE sullen brengen, onder de menschen, ende onder de beesten, sal uwe zijn: doch de eerst-geborene der menschen sult ghy Ga naar margenoot24 gantschlick lossen; oock sult ghy lossen de eerst-geborene der onreyne beesten.

16

Die nu onder de selve gelost sullen worden, sult ghy van een maent Ga naar margenoot25 out lossen, nae uwe Ga naar margenoot26 schattinge, voor Ga naar margenoot27 't gelt van sijf sikelen, nae den Ga naar margenoot28 sikel des Heylichdoms: Ga naar margenoote die is twintich Ga naar margenoot29 gera.

17

Maer het eerst-geborene van eene koe, oft het eerst-geborene van een schaep, oft het eerstgeborene van eene geyte, en sult ghy niet lossen; sy zijn Ga naar margenoot30 heylich: haer bloet sult ghy sprengen op den altaer, ende haer vet sult ghy aensteken, tot een vyer-offer des lieflicken reucks den HEERE.

18

Ende haer vleesch sal uwe zijn: gelijck de Ga naar margenoot31 beweech-borst, ende gelijck de rechter Ga naar margenoot32 schouder, sal 't uwe zijn.

19

Alle hef-offeren der heylige dingen, die de kinderen Israëls den HEERE sullen offeren, hebb' ick u gegeven, ende uwen sonen, ende uwe dochteren met u, Ga naar margenoot33 tot eene eeuwige insettinge: 't sal een eeuwich Ga naar margenoot34 sout-verbont zijn, voor het aengesicht des HEEREN, voor u, ende voor uwen zade met u.

20

Oock seyde de HEERE tot Aaron; Ghy en sult in haren lande niet erven, ende ghy en sult geen deel in 't midden van haer-lieden hebben: Ga naar margenootf Ick ben u Ga naar margenoot35 deel ende uwe erffenisse, in 't midden der kinderen Israëls.

21

Ga naar margenoot36 Ende siet, den kinderen van Levi, hebb' ick alle Ga naar margenoot37 tienden in Israël ter erffenisse gegeven: voor haren dienst, dien sy bedienen, den dienst van de Tente der t' samen-komste.

22

Ende de kinderen Israëls en sullen niet meer naederen tot de Tente der t' samen-komste: Ga naar margenoot38 om sonde te dragen, [ende] te Ga naar margenoot39 sterven.

23

Maer de Ga naar margenoot40 Leviten, die sullen bedienen den dienst van de Tente der t' samen-komste, ende die sullen Ga naar margenoot41 hare ongerechticheyt dragen: 't sal eene eeuwige insettinge zijn voor uwe geslachten; ende in 't midden der kinderen Israëls en sullen sy geene erffenisse erven.

24

Want de tienden der kinderen Israëls, die sy den HEERE tot een hef-offer sullen offeren, hebb' ick den Leviten ter erffenisse gegeven: daerom hebb' ick tot hen geseyt; Sy en sullen in 't midden der kinderen Israëls geene erffenisse erven.

25

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

26

Ghy sult oock tot de Leviten spreken, ende tot hen seggen; Wanneer ghy van de kinderen Israëls de tienden sult ontfangen hebben, die ick u voor uwe erffenisse van haer-lieden gegeven hebbe; so sult ghy daer van een hef-offer des HEEREN offeren, de tienden van die tienden.

27

Ende 't sal u gerekent worden tot u hef-offer: Ga naar margenoot42 als coorn vanden dorsch-vloer, ende als de volheyt van de Ga naar margenoot43 pers-kuype.

28

Also sult ghy oock een hef-offer des HEEREN offeren, van alle uwe tienden, die ghy van de kinderen Israëls sult hebben ontfangen: ende ghy sult daer van des HEEREN hef-offer geven aen den Priester Aaron.

29

Van alle uwe Ga naar margenoot44 gaven sult ghy Ga naar margenoot45 allen hef-offer des HEEREN offeren: van al Ga naar margenoot46 't beste van dien, sijner Ga naar margenoot47 heyliginge daer van.

30

Ghy sult dan tot hen seggen: Als ghy des selven beste daer van offert, so sal't den Leviten toegerekent worden, Ga naar margenoot48 als een inkomen des dorsch-vloers, ende als een inkomen der pers-kuype:

31

Ende ghy sult dat eten in alle plaetsen, ghy ende u huys: want het is u lieden een loon voor uwen dienst in de Tente der t'samen-komste.

32

So en sult ghy daer over geene sonde Ga naar margenoot49 dragen, als ghy des selven Ga naar margenoot50 beste daer van offert: ende ghy sult de heylige dingen der kinderen Israëls niet ontheyligen, dat ghy niet en sterft.

margenoot1
Om den volcke de vreese (waer van in't laetste des voorgaenden cap. gesproken is) te benemen, ende middel aen te wijsen, waer door voorgekomen mochte worden, dat sulck onheyl hen na desen niet meer over quame.
margenoot2
D. de straffe van't gene aen het heylichdom, ende de ceremonien van dien, misdaen wort: daerom sult ghy toesien, dat een yder blijve binnen de palen van sijnen dienst: anders sult ghy daer voor instaen. Siet Levit. 5. op vers 1.
margenoot3
De straffe van 't gene aen 't Priester-ampt misdaen wort: wanneer ghy u daer inne niet wel en draecht, ofte toelaet, dat een vreemde in u ampt trede, ende sich daer aen vergrijpe.
margenoot4
Siet bov. cap. 17. op vers 4.
margenoot5
Hebr. oock sy, oock ghylieden. te weten, als ghy dat niet voorkomt, ofte door onachtsaemheyt toelaet, ofte oversiet.
margenoot6
Die niet en is van de stamme Levi, sal u niet mogen dienen.
margenoot7
Verst. des HEEREN: dat is, alsulcke straffe, ofte plage, alsser te vooren van Godt is afgekomen over Korah, ende alle sijne toestanders.
margenoota
Num. 3.45.
margenoot8
Ofte, sy zijn u lieden eene gave, ofte, geschenck, gegevene den HEERE, ofte, des HEEREN: dat is, sy zijn u ten dienste geschoncken, ende alsoo overgegeven, om den HEERE te dienen.
margenoot9
And. voor den Heere.
margenoot10
Waer door het heylige vanden voorhof onderscheyden wort.
margenoot11
D. dat ghy met uwe linie tot het Hoogepriester-ampt voor andere zijt verkoren, ende dat bedienen sult, is eene loutere genaden-gave van my: gelijck ick oock de Leviten het hare geschoncken hebbe: Noch ghy, noch sy hebt het verdient. Alsoo is oock 't geestelicke, dat hier door voorgebeelt ende beduyt was, te weten, onse gemeenschap met onsen Hooge-Priester Iesu Christo, mitsgaders sijne verdiensten, ende salichmakende weldaden, eene loutere genaden-gave des HEEREN. Ies. 9.5. Rom. 3.24. ende 8.32. ende 11.35. Ephes. 2.7, 8, 9, etc. 2.Timoth. 1.9. 1.Pet. 2.9, 10. 1.Iohan. 4.10. Apoc. 1.5, 6.
margenoot12
Die niet en is van Aarons linie, ende sich des Priester-ampts wil aennemen. Siet bov. cap. 16.40. ende 2.Chron. 26.19.
margenoot13
Siet bov. cap. 5. op vers 9.
margenoot14
Hebr. heylicheden. Siet Levit. 5. op vers 15.
margenoot15
D. om dat ghy tot dit heylich ampt gesalft zijt. Siet Levit. 8.11, etc.
margenoot16
Tot de komste des Messiae. Siet Genes. 13. op vers 15. ende 17.7.
margenoot17
Siet Levit. 2. op vers 3.
margenoot18
Dat is, dat geen brant-offer en is, ofte geordineert, om met vyer geheel op den altaer verbrant te worden, maer dat van den vyer-offeren overblijft, etc.
margenoot19
Dat is, ghy ende uwe sonen sult het voor een seer heylich dinck houden. And. eene heylicheyt der heylicheden, 't sal uwe ende uwer sonen zijn. D. om dat het een seer heylich dinck is, sult ghy ende uwe sonen dat hebben.
margenoot20
'T zy binnen in't heylige, ofte buyten neffens den brantoffersaltaer, die selfs eene heylicheyt der heylicheden genaemt wort. Exod. 29.37. Siet wijders Levit. 6.16, 26, ende 7.6. ende 8.31. ende 14.13. Dese plaetse wort het Heylige der Heyligen, ofte het alderheylichste, ofte seer heylige genoemt, in vergelijckinge vanden gantschen voorhof, daer de gemeynte by een quam. Godt heeft gewilt, dat de Priesteren dit alles hier souden eten, om de heylicheyt deser offerhanden te toonen, ende de Priesteren (die het voor Godts aengesichte, als sijne gasten aten) van allen overdaet ende onmaticheyt af te houden. Wat nu in hare private huysen mochte gegeten worden, ende van wien, daer van siet versen 11, 13, 19.
margenootb
Levit. 10.14.
margenoot21
Hebr. al 't vette der olye. ende soo in't volgende, ende ond. versen 29, 30, 32. Siet Genes. 45. op vers 18.
margenootc
Levit. 27.28.
margenoot22
Siet Lev. 27. 28.
margenootd
Exod. 13.2. ende 22.29. Levit. 27.26. Num. 3.13.
margenoot23
Hebr. alle openinge der baermoeder. Siet Exod. 13. versen 2, 12, 13, 15. ende Num. 3. op vers 12.
margenoot24
Hebr. sult ghy lossende lossen. Dat is, gantschelick laten lossen: ende alsoo moetmen in de volgende verssen door lossen verstaen, laten lossen.
margenoot25
Hebr. van een soon eenes maents.
margenoot26
Die ghy nae mijn bevel doen sult: als blijckt in 't volgende.
margenoot27
Ofte, silver van vijf sikelen.
margenoot28
Siet Genes. 20. op vers 16. ende 23. op vers 15.
margenoote
Exod. 30.13. Levit. 27.25. Num. 3.47. Ezech. 45.12.
margenoot29
Siet Levit. 27. op vers 25.
margenoot30
Hebr. heylicheyt. D. een heylich dinck.
margenoot31
Siet Lev. 7.34.
margenoot32
Ofte, achterbout.
margenoot33
Met dese ende de volgende woorden heeft Godt alle murmureringe, tegensprake ende krackeel onder den Israëliten willen voorkomen ende bedwingen.
margenoot34
D. duerich ende bestandich: gelijck de dingen, die gesouten zijn, lange dueren, ende voor vervuylinge ofte verrottinge bewaert zijn. Siet Levit. 2. op vers 13. ende 2.Chron. 13.5.
margenootf
Deuter. 10.9. ende 18.2. Ezech. 44.28.
margenoot35
Verg. Deut. 10. op vers 9.
margenoot36
Ofte, ende aengaende de kinderen van Levi, siet ick hebse, etc.
margenoot37
Siet Levit. 27. op vers 30.
margenoot38
D. om sich schuldich te maken, ende straffe op sich te laden. siet bov. op vers 1. ende ond. vers 32.
margenoot39
Gelijck Korah ende den sijnen gebeurt is. Siet bov. cap. 16.
margenoot40
Hebr. Levi.
margenoot41
D. sy sullen selve de straffe dragen, wanneer sy misdoen in haren dienst. Siet bov. vers 1.
margenoot42
D. 't sal geacht worden, ende soo aengenaem zijn, als of ghy eygen lant haddet, ende van desselven vrucht (gelijck d' andere stammen) uwe tienden opofferdet.
margenoot43
Wijn-persse, ende oly-persse. Siet Ioel 2.24.
margenoot44
D. van alle tienden, die u gegeven worden.
margenoot45
D. allerley.
margenoot46
Hebr. vette: als bov. vers 12. ende in 't volgende vers.
margenoot47
D. door welck deel uwe tienden geheyligt worden, alsoo dat ghyse met vryer conscientie nuttigen moocht. Siet ond. vers 32. And. sijn heylich deel daervan.
margenoot48
Siet bov. op vers 27.
margenoot49
Siet bov. vers 1. ende 22.
margenoot50
Hebr. vette: als bov. vers 12. Siet aldaer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken