Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

Op den raet van Naomi, vers 1, etc. gaet Ruth nae den dorschvloer van Boaz, ende leyt haer neder aen sijne voeten, 6. die, ontwakende, haer vriendelick bejegent, ende het recht van lossinge bekent, 8. maer alsoder een ander was, nader dan hy, wil hy eerst met dien spreken, 12. sendt Ruth des morgens vroech nae huys met eene goede gifte, 14.

1

ENde Naomi, hare schoonmoeder, seyde tot haer: Mijne dochter, en soud’ ick u geene Ga naar margenoot1 ruste soecken, dat het u wel gae?

2

Nu dan, en is niet Boaz, met wiens maechden ghy Ga naar margenoot2 geweest zijt, [van] onse Ga naar margenoot3 bloet-vrientschap? Siet, hy sal desen nacht Ga naar margenoot4 gerste op den dorsch-vloer wannen.

3

So baedt u, ende Ga naar margenoot5 salft u, ende doet uwe Ga naar margenoot6 kleederen Ga naar margenoot7 aen, ende gaet af nae den dorsch-vloer: [maer] en maeckt u den man niet bekent, tot dat hy ge-eyndigt sal hebben te eten ende te drincken.

4

Ende het sal geschieden, als hy Ga naar margenoot8 nederleyt, dat ghy de plaetse sult mercken, daer hy sal nedergelegen zijn; Ga naar margenoot9 gaet dan in, ende Ga naar margenoot10 slaet sijn voetdecksel op, ende legt u: so sal hy u te kennen geven wat ghy doen sult.

5

Ende Ga naar margenoot11 sy seyde tot haer: Al wat ghy [tot my] segt, sal ick doen.

6

Also ginck sy af nae den dorsch-vloer, ende dede nae alles, dat hare schoonmoeder haer geboden hadde.

7

Als nu Boaz gegeten ende gedroncken hadde, ende sijn herte Ga naar margenoot12 vrolick was, so quam hy om neder te liggen aen het uyterste eens [koorn-] hoops: daerna quam sy stillekens in, ende sloech sijn voetdecksel op, ende leyde haer.

8

Ende het geschiedde ter middernacht, dat die man verschrickte, ende Ga naar margenoot13 om sich greep: ende siet, eene vrouwe lach aen sijn voetdecksel.

9

Ende hy seyde; Wie zijt ghy? ende sy seyde; Ick ben Ruth, uwe dienstmaecht: Ga naar margenoot14 breydt dan uwen vleugel uyt over uwe dienstmaecht; want ghy zijt de Ga naar margenoot15 losser.

10

Ende hy seyde; Gesegent zijt ghy den HEERE, mijne dochter; ghy Ga naar margenoot16 hebt dese uwe laetste weldadicheyt beter gemaeckt als d’eerste; dewijle ghy geene jonge-gesellen zijt nagegaen, ’t zy arm, ofte rijck.

11

Ende nu, mijne dochter, en vreest niet; al wat ghy geseyt hebt, sal ick u doen: want de gantsche Ga naar margenoot17 stadt mijns volcx weet, dat ghy een Ga naar margenoot18 deuchdelick wijf zijt.

12

Nu dan, wel is waer, dat ick een losser ben: maer daer is noch een losser, naeder dan ick.

13

Blijft dese nacht over; voorts in den morgen sal ’t geschieden, indien hy u lost, goet, laet hem lossen; maer indien ’t hem niet lustet u te lossen, so sal ick u lossen, [so waerachtich als] de HEERE leeft: legt u neder tot den morgen toe.

14

Also lach sy neder aen sijn voetdecksel tot den morgen toe, ende stont op eer dat Ga naar margenoot19 een den anderen kennen konde: want hy seyde; Ga naar margenoot20 Het worde niet bekent, dat eene vrouwe op den dorsch-vloer gekomen zy.

15

Voorts seyde hy; Langt den Ga naar margenoot21 sluyer die op u is, ende houdt dien, ende sy hieldt hem: ende hy mat ses [maten] gersten, ende leydese op haer; daerna ginck hy in de stadt.

16

Sy nu quam tot hare schoonmoeder, dewelcke seyde; Ga naar margenoot22 Wie zijt ghy, mijne dochter? ende sy verhaelde haer alles, wat die man haer gedaen hadde.

17

Oock seyde sy; Dese ses [maten] gersten heeft hy my gegeven: want hy seyde [tot my]; En komt niet ledich tot uwe schoonmoeder.

18

Doe seyde sy; Sitt [stille] mijne dochter, tot dat ghy wetet, hoe de sake sal vallen: want die man en sal niet rusten, ten zy dat hy heden dese sake voleyndt hebbe.

margenoot1
D. een goet houwelijck voor u soecken te bemiddelen? Sy wil seggen, dat sulcks gantschelick hare schuldige plicht zy. Siet alsulck vragen bov. cap. 2. op vers 9. alsoo in’t volgende vers.
margenoot2
Om aren op te lesen: bov. cap. 2.8, 22, 23.
margenoot3
Hebr. eyg. is niet Boaz onse kennisse? Siet bov. cap. 2. op vers 1. ende vers 20. aldaer.
margenoot4
Hebr. den dorsch-vloer der gerste, D. de gerste, die op den dorsch-vloer is.
margenoot5
Met welrieckende olye, gelijck in de Oostlanden gebruycklick was. Siet 2.Sam. 12.20. ende 14.2. 2.Chron. 28.15. Psal. 104.15. Matth. 6.17.
margenoot6
De beste die ghy hebt.
margenoot7
Hebr. aen u, over u.
margenoot8
Om te slapen.
margenoot9
Dese raedt schijnt nae ’t uytterlick aensien niet eerlick te zijn, maer Naomi, wetende de godtvruchticheyt ende eerbaerheyt van Boaz ende Ruth, als oock lettende op Boaz ouderdom, en heeft niet getwijfelt, ofte Boaz soude eerlick ende wijslick in dese sake handelen: gelijck hy oock gedaen heeft: so dat Naomi in haer vertrouwen niet en is bedrogen. D’ergernisse aengaende, die heeft Naomi door de omstandicheyt van tijt ende plaetse voorsichtelick weten t’ontgaen, als oock Boaz selve.Siet vers 14.
margenoot10
Ofte, ontdeckt sijne voeten. Het Hebr. woort vindtmen oock onder versen 7, 8, 14. item Dan. 10.6.
margenoot11
Ruth antwoordde.
margenoot12
Hebr. goet. Als Iudic. 16.25. Siet aldaer.
margenoot13
Ofte, sich heen ende weder, ofte, herwaerts ende derwaerts keerde.
margenoot14
D. neemt my onder uwe bescherminge, als een man sijne vrouwe doet. Vergel. bov. c. 2. op vers 12. Ofte, uwen Soom, boort, T.w. uwes kleets.
margenoot15
Siet cap. 2. op vers 20.
margenoot16
De sin is, dat ghy nu doet, is noch beter als het voorgaende, dat ghy gedaen hebt aen uwen verstorvenen man, ende uwe schoon-moeder Naomi. Siet bov. c. 1.8. ende cap. 2.11.
margenoot17
Hebr. poorte. Siet Genes. 22. op vers 17.
margenoot18
Ofte, kloeck.
margenoot19
Hebr. de man sijnen naesten.
margenoot20
Gelijck Boaz een goede conscientie voor Godt hadde, alsoo wilde hy oock eenen goeden name by de menschen behouden.
margenoot21
Ofte, schorte-kleet, voor-schoot, schortel-doeck, waer mede de vrouwen haer voor-lijf bedecken.
margenoot22
Het was noch soo doncker, dat d’een den anderen niet wel en konde kennen, als vers 14. geseyt is: hoewel Naomi uyt het dragen heeft mogen afnemen, dat sy noch jonck was, sulcx datse haer nae de wijse der ouden, dochter, genoemt heeft.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken