Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xj. Capittel.

Nahas belegert Iabes in Gilead, vers 1, etc. Hy en wil de belegerde niet aen nemen dan onder harde conditien, 2. De belegerde versoecken seven dagen om haer hier over te beraden, 3. welcke sy verkregen hebbende, so versoecken sy hulpe van hare broederen, 4. Saul die onredelicke conditien hoorende, wert seer toornich, 5. Hy bereydt hem om Iabes te ontsetten, 6. met een leger van 330000. man, 8. Hy laet die van Iabes weten, dat hyse ontsetten soude, 9. Die hare belegeraers bedriegen, 10. Hoe Saul Iabes ontsett hebbe, 11. Het volck wil die dooden, die geweygert hadden Saul ten Coninck aen te nemen, 12. Maer Saul en wil sulcks niet toe-laten, 13. Hy wort in het Coninckrijcke bevestigt te Gilgal, 14.

1

DOe tooch Nahas de Ammoniter op, ende belegerde Ga naar margenoot1 Iabes in Gilead: Ende alle de mannen van Iabes seyden tot Nahas, Maeckt een verbont met ons, so sullen wy u dienen.

2

Doch Nahas de Ammoniter seyde tot hen, Ga naar margenoot2 Mits desen sal ick [een verbont] met ulieden maken, dat ick u allen de rechter ooge uytsteke: ende dat ick dese Ga naar margenoot3 schande op gantsch Israël legge.

3

Doe seyden tot hem Ga naar margenoot4 de Outste van Iabes, Ga naar margenoot5 Laet seven dagen van ons af, dat wy boden senden in alle de lantpalen van Israël: isser dan niemant die ons verlost, so Ga naar margenoot6 sullen wy tot u uytgaen.

4

Als de boden te Ga naar margenoot7 Gibea Sauls quamen, so spraken sy dese woorden voor de ooren des volcks: doe hief al dat volck sijn stemme op, ende weende.

5

Ende siet, Ga naar margenoot8 Saul quam achter de runderen uyt het velt, ende Saul seyde, Wat is den volcke, dat sy weenen? doe vertelden sy hem de woorden der mannen van Iabes.

6

Ga naar margenoot9 Doe wert de Geest Godes veerdich over Saul, als hy dese woorden hoorde: ende Ga naar margenoot10 sijn toorn ontstack seer.

7

Ende hy nam een paer runderen, ende hieuwse in stucken, ende hy Ga naar margenoot11 sondtse in alle lant-palen Israëls door de hant der Ga naar margenoot12 boden, seggende, Die niet selfs uyt en treckt achter Saul, ende achter Ga naar margenoot13 Samuel, alsoo salmen sijne runderen doen: doe viel Ga naar margenoot14 de vreese des HEEREN op het volck, ende sy Ga naar margenoota gingen uyt als een eenich man.

8

Ende hy Ga naar margenoot15 teldese Ga naar margenoot16 te Bezek: ende der kinderen Israëls waren drye hondert duysent, ende der mannen Iuda dertich duysent.

9

Doe seyden Ga naar margenoot17 sy tot de boden, die gekomen waren, Aldus sult ghylieden den mannen te Iabes in Gilead seggen, Morgen sal u verlossinge geschieden, als de Sonne heet worden sal: Als de boden quamen, ende verkondichden [dat] den mannen te Iabes, so werden sy verblijdt.

[Folio 129v]
[fol. 129v]

10

Ende de mannen van Iabes Ga naar margenoot18 seyden, Ga naar margenoot19 Morgen sullen wy tot ulieden uytgaen: ende ghy sult ons doen nae alles dat goet is in uwe oogen.

11

’T geschiedde nu Ga naar margenoot20 ’s anderen daegs, dat Saul ’t volck stelde in drye Ga naar margenoot21 hoopen, ende sy quamen in het midden Ga naar margenoot22 des legers in Ga naar margenoot23 de morgen-wake, ende sy sloegen Ammon, tot dat de dach heet wert: ende ’t geschiedde dat de overige alsoo verstroeyt werden, datter onder haer geen twee t’samen en bleven.

12

Doe seyde ’t volck tot Samuel, Ga naar margenootb Wie is hy die seyde, Soude Saul over ons regeren? geeft hier die mannen, dat wyse dooden.

13

Maer Saul seyde, Ga naar margenoot24 Daer en sal te desen dage geen man gedoodt worden: want de HEERE heeft heden een verlossinge in Israël gedaen.

14

Voorder Ga naar margenoot25 seyde Samuel tot het volck, komt, ende laet ons nae Gilgal gaen, ende Ga naar margenoot26 het Coninckrijcke aldaer vernieuwen.

15

Doe ginck al het volck nae Gilgal, ende maeckte Saul aldaer Coninck Ga naar margenoot27 voor het aengesichte des HEEREN te Gilgal, ende sy offerden aldaer danck-offeren voor het aengesichte des HEEREN: ende Saul verheuchde sich aldaer gantsch seer, met alle de mannen van Israël.

margenoot1
Siet Iud. 21.8.
margenoot2
Hebr. daer in.
margenoot3
And. smaet.
margenoot4
D. de regeerders der stadt Iabes.
margenoot5
D. laett ons seven dagen met vrede.
margenoot6
T.w. om ons over te geven in uwe handen.
margenoot7
Dese stadt hiet eerst Gibea Benjamins, om datse in het erfdeel der stamme Benjamins gelegen was: Sy is Gibea Sauls alsdan eerst genoemt geworden, na dat Saul, (die daer geboren was) Coninck over Israel geworden is.
margenoot8
Want als hy van Samuel, in’t heymelicke tot een Coninck gesalft, ende van het meeste deel des volcx aengenomen was, so en heeft hy dat ampt noch niet opentlick begonnen te bedienen, ende daerom en voerde hy noch geenen Conincklicken staet, maer hy leefde als een particulier ende gemeen man, tot dat hy opentlick van al het volck ingehuldt was.
margenoot9
D. van stonden aen heeft Godt door de kracht sijnes Geests Saul gegeven de gaven, sterckte, ende kloeckmoedicheyt, om hem tegen de Ammoniten te stellen.
margenoot10
T.w. tegen Nahas, om dat hy sulcke schandelicke conditien des verdrachs den inwoonderen van Iabes hadde voorgeschreven.
margenoot11
T.w. de stucken der ossen, op dat de Israeliten die siende, gedencken souden, wat schade haer soude over komen, so sy weygerden Saul in desen tocht te volgen.
margenoot12
Het zy der boden der Israeliten, ofte andere, die hy daer toe verkoren hadde.
margenoot13
Samuel wort hier bygevoecht, om dat hy als Richter ende Prophete mede is getogen, om dit ontset te doen, als blijckt vers 12. Insonderheyt dewijle Saul in’t Rijcke noch niet opentlick bevesticht en was.
margenoot14
D. een vreese, die de Heere haer aenjaechde.
margenoota
Iud. 20.1.
margenoot15
Ofte, monsterdese.
margenoot16
D. In de lantpale ontrent de Stadt Bezek, van de welcke gesproken wort Iud. 1.5.
margenoot17
T.w. Samuel ende Saul.
margenoot18
T.w. tot de Ammoniten, die haer belegerden.
margenoot19
Welverstaende, soder geen ontset en komt. Siet vers 3. Sy verswijgen het ontset, dat hen toe-geseyt was, op dat de vyant op sijn hoede niet zijn en soude, maer onversiens verrascht ende over-vallen mochte worden.
margenoot20
’T schijnt dat dit geschiet is des anderen daechs na dat de boden van Iabes vertrocken waren nae de Stadt, ende ’t was den achtsten dach nae de belofte van de Stadt over te geven, sose in seven dagen niet ontsett en wierden.
margenoot21
Hebr. hoofden. Alsoo oock Iud. 16.20.
margenoot22
T.w. der Ammoniten.
margenoot23
T.w. alsmen pleegt van de wacht af te trecken.
margenootb
1. Sam. 10.27.
margenoot24
Siet dergelijcke exempel, 2.Sam. 19.22.
margenoot25
T.w. in het leger by Iabes, na dien sy de Ammoniten geslagen, ende alsoo Iabes ontsett hadden.
margenoot26
D. Saul aldaer in het Coninckrijcke bevestigen. Daer warender eenige die Saul niet en hadden willen aennemen tot haren Coninck, cap. 10.27. Samuel en twijfelde niet of de quaetwillige souden hem nu wel aennemen, dewijle sy sijne dapperheyt in den strijt gesien hadden, ende d’andere haer hadden willen dooden, maer Saul sulcks verhindert hadde.
margenoot27
Siet bov. cap. 10.17. ende ond. cap. 14.18.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken