Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 136v]
[fol. 136v]

Het xxiiij. Capittel.

Saul gehoort hebbende dat David by Engedi was, vervolgt hem aldaer, vers 1, etc. komt in eene speloncke daer David met sijn volck in was, die de slippe van Sauls mantel af-snijdt, maer de hant aen hem niet en wil slaen, 4. bewijst daer mede sijne onschult tegen Saul, dien hy na gaet, ende aenspreeckt, 9. Saul wort daer over beroert, bekent sijn schult, ende neemt eenen eedt van David, 17.

1

ENde David tooch Ga naar margenoot1 van daer op, ende hy bleef in de vestingen van Ga naar margenoot2 En-gedi.

2

Ende ’tgeschiedde nae dat Saul wedergekeert was Ga naar margenoot3 van achter de Philistijnen: so gafmen hem te kennen, seggende: Siet David is inde woestijne van Engedi.

3

Doe nam Saul drie duysent uytgelesene mannen uyt gantsch Israël: ende hy tooch henen, om David ende sijne mannen te soecken Ga naar margenoot4 boven op de rotzsteenen der steen-bocken.

4

Ende hy quam tot de Ga naar margenoot5 schaeps-koijen aen den wech, daer een speloncke was: ende Saul ginck daer in, Ga naar margenoot6 om sijne voeten te decken: David nu, ende sijne mannen saten aen de zijden der speloncke.

5

Doe seyden de mannen Davids tot hem: Siet den dach Ga naar margenoot7 [in] welcken de HEERE tot u seyt, Siet ick geve uwen vyant in uwe hant, ende ghy sult hem doen gelijck als het goet sal zijn in uwe oogen: ende David stont op, ende sneedt Ga naar margenoot8 stillekens een slippe van Sauls mantel.

6

Doch het geschiedde daer na, dat Davids Ga naar margenoot9 herte hem sloech: om dat hy de slippe Sauls afgesneden hadde.

7

Ende hy seyde tot sijne mannen, Dat late de HEERE verre van my zijn, Ga naar margenoot10 dat ick die sake doen soude aen mijnen heere Ga naar margenoot11 den gesalfden des HEEREN, dat ick mijne hant tegen hem Ga naar margenoot12 uytsteken soude: want hy is de gesalfde des HEEREN.

8

Ende David Ga naar margenoot13 scheydde sijne mannen met woorden, ende en liet haer niet toe datse opstonden tegen Saul: ende Saul maeckte sich op uyt de speloncke, ende ginck Ga naar margenoot14 op den wech.

9

Daerna maeckte sich David oock op, ende ginck uyt de speloncke, ende hy riep Saul achter na, seggende, Mijn heere Coninck: Doe sach Saul achter sich om, ende David Ga naar margenoot15 booch sich met het aengesichte ter aerde, ende neychde sich.

10

Ende David seyde tot Saul, Waerom hoort ghy de woorden der menschen, seggende: Siet David soeckt u Ga naar margenoot16 quaet.

11

Siet te desen dage hebben uwe oogen gesien, dat Ga naar margenoot17 de HEERE u heden in mijne hant gegeven heeft in dese speloncke, ende Ga naar margenoot18 men seyde Ga naar margenoot19 dat ick u dooden soude, doch Ga naar margenoot20 [mijne hant] verschoonde u: want ick seyde, Ick en sal mijne hant niet uytsteken tegen mijnen heere, want hy is de gesalfde des HEEREN.

12

Ga naar margenoot21 Siet doch mijn vader, ja siet de slippe uwes mantels in mijne hant, want als ick de slippe uwes mantels afgesneden hebbe, so en hebbe ick u niet gedoodt, bekent ende siet, Ga naar margenoot22 datter in mijne hant geen quaet noch overtredinge en is, ende ick tegen u niet gesondicht en hebbe: nochtans Ga naar margenoot23 ghy jaecht mijne ziele, dat ghyse wech nemet.

13

De HEERE sal richten tusschen my ende tusschen u, ende de HEERE sal my wreken aen u: maer mijne hant en sal niet tegen u zijn.

14

Ga naar margenoot24 Gelijck als het spreeck-woort der Ouden seyt, Ga naar margenoot25 Van de godtloose komt godtloosheyt voort: maer mijne hant en sal niet tegen u zijn.

15

Nae wien is de Coninck van Israël uytgegaen? wien jaecht ghy na? Ga naar margenoot26 na eenen dooden hont? na een eenige vloo?

16

Doch de HEERE sal zijn tot richter, ende richten tusschen my ende tusschen u, ende sien daer in, ende twisten mijnen twist, ende richten my van uwe hant.

17

Ende ’t geschiedde doe David ge-eyndicht hadde alle dese woorden tot Saul te spreken, so seyde Saul: Is dit uwe stemme, mijn sone David? doe hief Saul sijne stemme op, ende weende.

18

Ende hy seyde tot David: Ghy zijt rechtveerdiger dan ick: want ghy hebt my goet vergolden, ende ick hebbe u quaet vergolden.

19

Ende ghy hebt my heden aengewesen: dat ghy my goet gedaen hebt: want de HEERE hadde my in uwe hant besloten, ende ghy en hebt my niet gedoodt.

20

So wanneer yemant sijnen vyant gevonden heeft, Ga naar margenoot27 sal hy hem op eenen goeden wech laten gaen? de HEERE nu vergelde u het goede, voor desen Ga naar margenoot28 dach dien ghy my heden gemaeckt hebt.

21

Ende nu, siet, ick weet dat ghy Ga naar margenoot29 voor seker Coninck worden sult, ende dat het Coninckrijcke Israëls in uwe hant Ga naar margenoot30 bestaen sal.

22

So sweert my dan nu by den HEERE, Ga naar margenoot31 So ghy mijn zaet na my sult uytroeyen; ende mijnen name sult uytdelgen van mijnes vaders huys!

23

Doe swoer David aen Saul: ende Saul ginck in sijn huys, maer Ga naar margenoot32 David ende sijne mannen gingen op inde vestinge.

margenoot1
T.w. uyt de woestijne Maon, daer Saul hem meynde te vangen, gelijck cap. 23.25. geseyt is.
margenoot2
And. genoemt Hazazon-Thamar, Gen. 14.7. ende 2.Chron. 20.3. Het is eene stadt gelegen in de stamme Iuda, aen de soute, ofte doode Zee, nae ’t Zuyden, tusschen hooge bergen ende rotz-steenen, in het midden van de welcke veel schoone ende genoechelicke valleyen ende velden zijn, beplant met veelderleye schoone boomen, als palmen ende diergelijcke: Oock wast aldaer veel balsems, etc.
margenoot3
D. van het vervolgen der Philistijnen, die hem in’t lant waren gevallen terwijle hy David vervolchde, bov. c. 23.27.
margenoot4
D. in de hooge ende steyle rotzsen, op welcke de steen-bocken klimmen ende springen.
margenoot5
And. te Gidroth Zon.
margenoot6
D. om sijn gevoech te doen, siet van dese maniere van spreken, Iudic. 3.24.
margenoot7
D. de Heere geeft u rechtevoort sulcke bequame gelegentheyt om uwen vyant te dooden, als of hy tot u sprake, Siet, ick geve uwen vyant in uwe hant. And. daer van de Heere u geseyt heeft.
margenoot8
Of, heusschelick, behendelick.
margenoot9
Vreesende of hy Godt mochte vertoornt hebben om dat hy den Coninck dese smaetheyt aengedaen hadde. Vergel. 2.Sam. 24.10.
margenoot10
T.weten, ’t gene dat ghy-lieden my raedt.
margenoot11
D. die uyt het bevel des Heeren Coninck over Israel gesalft is.
margenoot12
Ofte, uytstrecken, leggen, slaen aen hem. Siet Gen. 37. op vers 22.
margenoot13
Hebr. cloof, of, verdeylde sijne mannen. D. David heeft het t’samen-rotten sijner krijchs-lieden gescheurt of verdeylt, ende te niete gemaeckt, die veerdich waren om Saul om te brengen: ofte, Doe sijne mannen van beyde zyden der speloncke voort comende Saul wouden aenvallen, so heeft hyse aen beyde zyden van malkanderen gehouden.
margenoot14
Ofte, sijnes weechs.
margenoot15
Tot een teecken van onderdanicheyt.
margenoot16
D. uwen onderganck ende verderf.
margenoot17
Siet bov. vers 5.
margenoot18
D. sommige der gener die by my waren rieden my, dat etc.
margenoot19
Hebr. Om u te dooden.
margenoot20
Hebr. sy verschoonde u, T.w. mijn hant, ofte, mijn ziele, of mijn ooge, of, mijn sweert.
margenoot21
Met dese lieflicke aensprake soeckt hy Saul te bewegen, dat hy afstant soude doen van sijn quaet voornemen.
margenoot22
D. dat ick tegen uwen persoon niet quaets hebbe bedacht, of, voor-genomen met mijne hant te doen.
margenoot23
T.w. gelijck de jagers het wilt na-speuren, het selve na-jagende door bosschen ende op ’t velt, op bergen, ende in dal. Siet bov. vers 3. ende cap. 26.20.
margenoot24
Hebr. na de spreucke des Ouden. D. der Ouden. T.w. die lange voor desen tijt geleeft hebben.
margenoot25
Als of hy seyde, Ghy en hoeft u voor my niet te vreesen, ick en sal mijne handen aen u niet leggen: Godtloose menschen begaen sulcke Godtloose daden: Godtsalige mannen en wreken haer selven niet, maer sy geven Gode de wrake op: also sal ick oock doen, ick en sal mijne handen met het bloet des Conincx niet besoetelen.
margenoot26
David wil seggen, ten is de pijne niet weert, nochte niet eere genoech, dat een Coninck van Israel, sulcken moeyte soude doen, om met soo veel volcx my na te jagen, die ick doch niet byten noch schaden en kan, niet meer krachts noch machts hebbende, als een dooden hont, ofte vloo. siet dergelijcke maniere van spreken ond. cap. 26.20.
margenoot27
D. Sal hy hem gaen laten, sonder hem eenige schade aen te doen?
margenoot28
In welcken ghy my het leven behouden hebt. Verg. de maniere van spreken met Psal. 118.24.
margenoot29
Hebr. Coninck wordende sult Coninck worden.
margenoot30
D. stedich ende vaste blyven sal.
margenoot31
Dit is een maniere van eedt-sweeren, siet Genes. 14.22, 23.
margenoot32
Want hy en dorst Saul noch niet vertrouwen, dewijle hy sijne ongestadicheyt genoechsaem bevonden hadde in de versoeninge die hy voor desen met hem gemaeckt hadde, cap. 19. Het heeft oock gebleken, dat Saul hier na tot sijne voorige vervolginge weder gekeert is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken