Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 148r]
[fol. 148r]

Het xvj. Capittel.

Ziba verkrijcht van David, door presenten ende valsch aengeven, al sijns Heeren Mephiboseths goet, vers 1, etc. Simei hoont ende vloeckt David, 5. Abisai wil’t wreken, maer David neemt het seer geduldichlick op, 9. Absalom komt met Achitophel te Ierusalem, 15. Husai voegt sich kloeckelick by Absalom 16. Absalom beslaept sijns vaders by-wijven in’t openbaer, nae den raet van Achitophel, 20. die te dier tijt hooch geacht was, 23.

1

ALs nu David een weynich van de Ga naar margenoot1 hoochte was voortgegaen, siet, doe ontmoette hem Ziba, Mephiboseths Ga naar margenoot2 jonge, met een paer Ga naar margenoot3 gesadelde ezelen, ende daer op twee hondert brooden, met hondert stucken rosijnen, ende eenen leder-sack wijns.

2

Ende de Coninck seyde tot Ziba; Ga naar margenoot4 Wat sult ghy daer mede? ende Ziba seyde; De ezels zijn voor den Ga naar margenoot5 huyse des Conincks, om op te rijden, ende het broot, ende de somer-vruchten om te eten voor de jongens, ende de wijn, op dat de moede in de Ga naar margenoot6 woestijne drincken.

3

Doe seyde de Coninc; Waer is dan de Ga naar margenoot7 sone uwes Ga naar margenoot8 heeren? Ga naar margenoota ende Ziba seyde tot den Coninck; Siet, hy blijft te Ierusalem, want hy Ga naar margenoot9 seyde; Heden sal my ’t huys Israëls mijns vaders Conincrijcke wedergeven.

4

So seyde de Coninck tot Ziba; Siet, Ga naar margenoot10 het sal uwe zijn, alles wat Mephiboseth Ga naar margenoot11 heeft: ende Ziba seyde; Ick Ga naar margenoot12 buyge my neder, laet my genade vinden in uwe oogen, mijn heere Coninck.

5

Als nu de Coninck David tot aen Ga naar margenoot13 Bahurim quam; Siet doe quam van daer een man uyt, van den geslachte des huyses Sauls, wiens naem was Ga naar margenootb Ga naar margenoot14 Simei, de sone van Gera; hy Ga naar margenoot15 ginck steets voort, ende vloeckte.

6

Ende hy wierp David met steenen, mitsgaders alle knechten des Conincx Davids: Ga naar margenoot16 hoewel al’t volck, ende alle de Helden aen sijne rechter, ende aen sijne slinckerhant waren.

7

Aldus nu seyde Simei Ga naar margenoot17 in sijn vloecken: Gaet uyt, gaet uyt, ghy Ga naar margenoot18 man des bloets, ende ghy Ga naar margenoot19 Belials man.

8

De HEERE heeft Ga naar margenoot20 op u doen weder-komen al het bloet van Ga naar margenoot21 Sauls huys, in wiens plaetse ghy geregeert hebt; Nu heeft de HEERE het Koninckrijck gegeven in de hant Absaloms, uwes soons: Siet nu, ghy zijt in u Ga naar margenoot22 ongeluck, om dat ghy een man des bloets zijt.

9

Doe seyde Abisai, de sone van Zeruja, tot den Koninck; Waerom soude dese Ga naar margenootc Ga naar margenoot23 doode hont mijnen heere den Koninck vloecken? laet my doch overgaen, ende sijnen kop wechnemen.

10

Maer de Koninck seyde; Ga naar margenoot24 Wat heb’ ick met u te doen, ghy sonen van Zeruja? Ga naar margenoot25 ja, laet hem vloecken; want de HEERE doch tot hem Ga naar margenoot26 geseyt heeft, Vloeckt David: wie soude dan Ga naar margenoot27 seggen; Waerom hebt ghy alsoo gedaen?

11

Voorts seyde David tot Abisai, ende tot alle sijne knechten; Siet, mijn sone, die van mijnen lijve is voortgekomen, Ga naar margenoot28 soeckt mijne ziele: hoe veel te meer dan nu dese soon van Ga naar margenoot29 Iemini? laet hem geworden, dat hy vloecke, want de HEERE heefte’t hem Ga naar margenoot30 geseyt.

12

Misschien sal de HEERE mijne Ga naar margenoot31 elende aensien: ende de HEERE sal my goet vergelden, voor sijnen Ga naar margenoot32 vloeck, te desen dage.

13

Also ginck David met sijne lieden, op den wech: ende Simei Ga naar margenoot33 ginck al voort langs de zijde des berchs tegen Ga naar margenoot34 hem over, ende vloeckte, ende wierp met steenen Ga naar margenoot35 van tegen over hem, ende Ga naar margenoot36 stoof met stof.

14

Ende de Coninck quam in, ende al ’t volck, dat met hem was, moede zijnde: ende hy verquickte sich aldaer.

15

Absalom nu, ende al ’t volck, de mannen Israëls, quamen te Ierusalem, ende Achitophel met Ga naar margenoot37 hem.

16

Ende het geschiedde, als Husai, de Architer, Davids vrient, tot Absalom quam, dat Husai tot Absalom seyde; Ga naar margenoot38 De Coninck leve, de Coninck leve.

17

Maer Absalom seyde tot Husai: Is dit uwe weldadicheyt aen uwen vrient? waerom en zijt ghy niet met uwen vrient getogen?

18

Ende Husai seyde tot Absalom; Neen, maer welcken de HEERE verkiest, ende al dit volck, ende alle mannen van Israël, diens sal ick zijn, ende by hem sal ick blijven.

19

Ende ten anderden; wien soude ick dienen? Soude ’t niet zijn voor het aengesichte Ga naar margenoot39 sijns soons? Gelijck als ick voor het aengesichte uwes vaders gedient hebbe, alsoo sal ick voor u aengesichte zijn.

20

Doe seyde Absalom tot Achitophel: Geeft onder ulieden raet, wat sullen wy doen?

21

Ende Achitophel seyde tot Absalom; Ga naar margenoot40 Gaet in tot de by-wijven uwes Vaders, die hy gelaten heeft om het huys te bewaren: so sal gantsch Israël Ga naar margenoot41 hooren, dat ghy by uwen vader Ga naar margenoot42 stinckende zijt geworden, ende de handen van alle, die met u zijn, sullen Ga naar margenoot43 gesterckt worden.

22

So spanden sy Absalom eene tente op het Ga naar margenoot44 dack: Ende Absalom ginck in tot de bywijven sijns vaders, voor Ga naar margenoot45 de oogen des gantschen Israëls.

23

Ende in die dagen was Achitophels raet, dien hy riedt, Ga naar margenoot46 als of men nae Godts woort gevraecht hadde: Alsoo was alle Achitophels raet, soo by David, als by Absalom.

margenoot1
Des olijf-berchs.
margenoot2
D. Knecht, ofte, dienaer. Siet van desen, bov. c. 9.2, etc.
margenoot3
And. gegordde, geladene.
margenoot4
Hebr. wat [sullen] u die?
margenoot5
Als daer waren eenige wijven, mitsgaders de vrienden, ende hovelingen des Conincx, beneffens den Coninck selfs, die te voete ginck, bov. c. 15.16, 17, 30.
margenoot6
Siet bov. cap. 15. vers 23. ende ond. c. 17 29.
margenoot7
Mephiboseth.
margenoot8
Ionathans.
margenoota
2.Sam. 19.27.
margenoot9
Eene schandelicke ontrouwe aen sijnen Heere, met een stoute leugen, die David, sonder ondersoeck, al te haest gelooft heeft. siet ond. c. 19.26, 27.
margenoot10
Een haestich oordeel van soo wijsen Coninck. Siet ond. cap. 19.27, etc.
margenoot11
Siet bov. cap. 9.7, 9.
margenoot12
Tot teecken van eerbiedinge ende danckbaerheyt, als bov. cap. 14.22. Hierom was het Ziba te doen, die dese occasie waernam, om sijn particulier profijt te doen met Davids noot.
margenoot13
Siet bov. cap. 3. op vers 16. ende ond. 19.16.
margenootb
1.Reg. 2.8.
margenoot14
Hebr. Schimi.
margenoot15
Hebr. Hy ginck, ofte, quam uyt, uytgaende, ofte, uytkomende, ende vloeckte: D. hy ginck al gaende ende vloeckende. Vergel. bov. cap. 13.19. ende ond. vers 13.
margenoot16
Niet tegenstaende, dat dese alle aen Davids zijde gingen, bestont hy sulck een stout stuck.
margenoot17
Ofte, als, ofte, ter wijlen hy hem [David] vloeckte.
margenoot18
Hebr. man der bloeden, D. ghy moordenaer, ghy bloetdorstige, bloet-gierige: siet Psal. 5. op vers 7.
margenoot19
Siet Deut. 13. op vers 13.
margenoot20
Siet Iudic. 9. op vers 24.
margenoot21
Hy scheldt David, als een auteur van Abners ende Isboseths moort, waer door hy wil seggen, dat David aen de kroone geraeckt zy van gantsch Israel.
margenoot22
Hebr. quaet. D. elende, straffe uwer sonden.
margenootc
1.Sam. 24.14. 2.Sam. 9.8.
margenoot23
Siet bov. cap. 9. op vers 8.
margenoot24
Hebr. wat [is] my ende u lieden? ofte, wat hebben ick ende ghylieden? te weten, met malkanderen te doen. Als of hy seyde: wat zijt ghy my altijt lastich met uwen toorn ende hevicheyt, waer door ghy geneycht zijt terstont met den sweerde veerdich te zijn? Alsoo ond. cap. 19.22. ende Iud. 11.12, etc.
margenoot25
Ofte, Dat hy vloeckt?
margenoot26
Verst. dit niet eygentlick, als of Godt, ofte uytwendelick door sijn woort, ofte inwendelijck door sijnen Heyligen Geest sulcx soude hebben bevolen; maer, door gelijckenisse, van de heymelicke regeringe ende voorsienicheyt Godts, door dewelcke hy desen Simeï den Satan, ende sijne eygene boose lusten, heeft overgegeven, ende sijne boosheyt, die hy van hem selven hadde, alsoo geregeert, dat hyse nu tegen David aenwent; om den selven vaderlijck te kastijden ende te vernederen, ende de boosheyt van Simeï daer na rechtveerdelick te straffen. Vergel. 1.Sam. 18.10, 11. 1.Reg. 22.21, 22. 1.Chron. 21.1. ende bov. cap. 12.11, 12. ond. cap. 24.1.
margenoot27
T.w. tot den Heere. Alhoewel nu Godt David geen onrecht en dede, so beginck nochtans Simeï eene groote misdaet, die David oordeelde strafbaer te zijn. Siet 1.Reg. 2.9.
margenoot28
D. staet nae mijn leven. Siet bov. cap. 4. op vers 8.
margenoot29
D. dese Benjaminiter, als Iudic. 19.16. Simeï was van Sauls geslachte, bov. vers 5. ende Saul was uyt den stam Benjamin. Siet bov. cap. 3. op vers 19. ende ond. cap. 19.16.
margenoot30
Siet op ’t voorgaende vers.
margenoot31
And. Mijn ooge, D. mijne tranen.
margenoot32
D. daer mede Simeï my op desen dach vloeckt: ofte, Godt sal my misschien, selfs oock op desen dach, wat goets bescheeren voor desen vloeck.
margenoot33
Hebr. ginck gaende.
margenoot34
David.
margenoot35
Ofte, tegen hem aen.
margenoot36
D. Hy verweckte stof ende schuppede, ofte wierp het op David ende sijn volck: ofte hy wierp met aerden kluyten, soo dat David ende de sijne van der selver stof bestoven wierden.
margenoot37
Absalom.
margenoot38
D. Ick wensche den Coninck geluck ende heyl met een lanck leven.
margenoot39
Davids.
margenoot40
D. beslaeptse. siet Genes. 6. op vers 4.
margenoot41
D. dat hoorende, sullen sy verstaen, ende mercken, dat ghy met eernst tegen uwen vader gaet, ende nae hem niet en vraecht, sulcx datse niet en hebben te vreesen, dat ghy u met uwen vader mochtet versoenen, ende sy alsdan in perijckel van straffe blijven.
margenoot42
Siet Genes. 34. op vers 30.
margenoot43
D. sy sullen moet ende couragie nemen, om met u tegen uwen vader dapperlick ende sonder schroomen aen te gaen. Gelijck daer tegen, het slap worden der handen, beteeckent, moet ende couragie te verliesen. siet bov. c. 4.1.
margenoot44
Siet Deut. 22. op vers 8. ende bov. cap. 11.2.
margenoot45
Sonder schroom ende schaemte voor Godt ende menschen volchde hy desen schandelicken raet, om dat hy van Achitophel quam, wiens raet van sulcker weerde was, als volgt. Ende alsoo wort hier vervult, ’t gene Godt door Nathan David hadde voorseyt, bov. cap. 12.11, 12.
margenoot46
D. soo veel ende hooge geacht, als of den raet van Godt selfs quam. Sulcks dat David wel reden hadde om te bidden tot Godt, als te sien, bov. cap. 15.31. Hoe nu Godt David verhoort, ende Achitophel met zijnen raet te schande gemaeckt heeft, siet daer van in ’t volgende cap.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken