Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

Elisa voorseyt den Samariteren grooten overvloet, ende de doot eenes Hooftmans, die hem niet en geloofde, vers 1, etc. Vier melaetsche besoecken het leger, daer sy niemant en vinden, 3. zijnde de Syriers van Godt verjaegt, 6. de melaetsche bootschappen dit in de stadt, 8. nae de waerheyt daer van wort vernomen, 12. de sake blijckende, wort de Prophetie van Elisa vervult, 16.

1

DOe Ga naar margenoot1 seyde Elisa; Hooret het woort des HEEREN: Soo seyt de HEERE, Morgen ontrent desen tijt sal eene Ga naar margenoot2 mate meel-bloeme [verkocht] worden voor eenen Ga naar margenoot3 sikel, ende twee maten gerste voor eenen sikel, inde poorte van Samaria.

2

Maer een Ga naar margenoot4 Hooft-man, op wiens hant de Coninck Ga naar margenoot5 leende, antwoordde den man Godts, ende seyde; Siet, so de HEERE Ga naar margenoot6 vensteren in den Hemel maeckte, Ga naar margenoot7 soude die sake [konnen] geschieden? Ende hy seyde; Siet, ghy sult het met uwen oogen sien, doch daer van niet eten.

3

Daer waren nu vier melaetsche mannen Ga naar margenoota voor de Ga naar margenoot8 deure der poorte: die seyden, de eene tot den anderen; Wat blijven wy hier, tot dat wy sterven?

4

Indien wy Ga naar margenoot9 seggen, Laet ons in de stadt komen, so is de honger inde stadt, ende wy sullen daer sterven, ende indien wy hier blijven, wy sullen oock sterven: nu dan komt, ende laet ons in’t leger der Syriers vallen; indien sy ons laten leven, wy sullen leven, ende indien sy ons dooden, wy en sullen maer sterven.

5

Ende sy stonden op inde Ga naar margenoot10 schemeringe, om in het leger der Syriers te komen: Doe sy aen het Ga naar margenoot11 uyterste van het leger der Syriers quamen, siet, doe en was daer niemant.

6

Want de Heere hadde het heyr der Syriers doen hooren een Ga naar margenoot12 Ga naar margenootb geluyt van wagenen, ende een geluyt van peerden, het geluyt eener grooter heyrkracht; so datse seyden Ga naar margenoot13 de eene tot den anderen, Siet, de Coninck Israëls heeft tegen ons gehuert de Coningen Ga naar margenoot14 der Hethiten, ende de Coningen der Egyptenaren, om tegen ons te komen.

7

Derhalven hadden sy sich opgemaeckt, ende waren inde Ga naar margenoot15 schemeringe gevloden, ende hadden hare tenten gelaten, ende hare peerden, ende hare eselen, het leger gelijck Ga naar margenoot16 alst was: ende waren gevloden om hares Ga naar margenoot17 levens wille.

8

Als nu dese melaetsche aen het uyterste des legers quamen, so gingen sy in eene tente, ende aten, ende droncken, ende namen van daer silver, ende gout, ende kleederen, ende gingen henen, ende verberchdent: daer na keerden sy weder, ende quamen in eene andere tente, namen van daer oock, ende gingen henen, ende verberchdent.

9

Doe seyden sy Ga naar margenoot18 de een tot den anderen; Wy en doen niet recht, dese dach is een dach van goede bootschap, ende wy

[Folio 174r]
[fol. 174r]

swijgen stille: Indien wy vertoeven tot den lichten morgen, so sal ons Ga naar margenoot19 de ongerechticheyt vinden: daerom nu, komt, laet ons gaen, ende [dit] den huyse des Conincx bootschappen.

10

So quamense, ende riepen tot Ga naar margenoot20 den Poortier der stadt, ende bootschapten Ga naar margenoot21 hen, seggende; Wy zijn gekomen tot het leger der Syriers, ende siet, niemant en was daer, nochte geens menschen stemme; maer peerden aengebonden, ende esels aengebonden, ende tenten, gelijck als sy waren.

11

Ende Ga naar margenoot22 hy riep Ga naar margenoot23 de Poortiers: ende sy deden de bootschap binnen inden huyse des Conincks.

12

Ende de Coninck stont op in de nacht, ende seyde tot sijne Ga naar margenoot24 knechten; Ick sal u nu te kennen geven, wat de Syriers ons gedaen hebben: Sy weten dat wy hongerich zijn, daerom zijn sy uyt het leger gegaen, om sich in ’t velt te versteken, seggende; Als sy uyt de stadt gegaen sullen zijn, dan sullen wyse levendich grijpen, ende wy sullen inde stadt komen.

13

Doe antwoordde een van sijne knechten, ende seyde; Datmen doch neme vijve vande overige peerden, die Ga naar margenoot25 hier binnen over-gebleven zijn, (siet, Ga naar margenoot26 sy zijn als de geheele menichte der Israëliten, die hier binnen overgebleven zijn, siet, sy zijn als de geheele menichte der Israëliten, die vergaen zijn) laet ons die senden, ende sien.

14

Sy namen dan twee Ga naar margenoot27 wagen-peerden: Ende de Coninck sondt het leger der Syriers achter na, seggende; Gaet henen, ende siet.

15

Ende sy volchdense na tot de Iordane toe, ende siet, de gantsche wech was vol van kleederen, ende Ga naar margenoot28 gereetschap, die de Syriers in haer Ga naar margenoot29 verhaesten wechgeworpen hadden: De boden nu keerden weder, ende bootschaptent den Coninck.

16

Doe ginck het volck uyt, ende beroofde het leger der Syriers: ende eene mate meel-bloeme wert [verkocht] voor eenen sikel, ende twee maten gerste voor eenen sikel, nae het woort des HEEREN.

17

De Coninck nu hadde den Hooft-man, Ga naar margenoot30 op wiens hant hy leende, over Ga naar margenoot31 die poorte gestelt, ende het Ga naar margenoot32 volck vertradt hem inde poorte, dat hy sterf: gelijck de man Godts gesproken hadde, die’t sprack, als de Coninck tot hem afgekomen was.

18

Want het was geschiet, gelijck de man Godts gesproken hadde tot den Coninck, seggende; Ga naar margenoot33 Morgen ontrent desen tijdt sullen twee maten gerste voor eenen sikel, ende eene mate meel-bloeme voor eenen sikel [verkocht] worden, in de poorte van Samaria.

19

Ende die Hooftman hadde den man Godts geantwoort, ende geseyt, Siet, so de HEERE Ga naar margenoot34 vensteren inden Hemel maeckte, Ga naar margenoot35 soudet oock nae dit woort geschieden [konnen]? ende Ga naar margenoot36 hy hadde geseyt, Siet, ghy sult het met uwen oogen sien, doch daer van niet eten.

20

Even alsoo geschiedde hem: want het volck vertradt hem inde poorte, dat hy sterf.

margenoot1
T.w. tot de Outste, die by hem versamelt waren, tot den bode, die vanden Coninck gesonden was, ende tot den Coninck selve, die stracks nae sijnen bode volchde. Siet de twee laetste verssen des voorgaenden capit. ende ond. versen 17, 18.
margenoot2
By den Hebreen genaemt Seah. Siet van dese mate, Gen. 18. op vers 6.
margenoot3
De gemeyne silvere sickel, daer van hier gesproken wort, dede rupin, ofte een weynich meer dan het vierde deel eenes rijckxdaelders. Siet Genes. 23. op vers 16.
margenoot4
Desen meyntmen geweest te zijn, den man die van den Coninck uyt-gesonden was, om den Propheet het hooft afte slaen. bov. 6. vers 32.
margenoot5
Nae de gewoonte der Coningen, ende groote Princen. Siet bov. 5.18.
margenoot6
T.w. om daer door meel, ofte koorn met grooten overvloet, als eenen regen uyt te storten. Siet van ’t Hebr. woort. Genes. 7. op vers 11
margenoot7
Hy loochent aldus sterckelick, dattet mogelick was. siet Gen. 18. op vers 17.
margenoota
Levit. 13.46.
margenoot8
De melaetsche moesten in het leger, ende in de steden niet woonen, maer daer buyten, afgesondert van het geselschap der menschen, Levit. 13.46. Dese nu waren genaedert, tot aen de poorte der stadt gevlucht zijnde, om ’t leger der Syriers, dat voor de selve lach.
margenoot9
D. dencken, ofte voornemen by ons selven, in de stadt te gaen. Siet Gen. 20. op vers 11.
margenoot10
Het Hebr. woort beteeckent de tijt des morgens, ofte des avonts, alst is tusschen licht ende doncker. Hier wort het voor de avont-schemeringe genomen, gelijck af te nemen is uyt vers negen. effen als de Syriers wech gevloden waren, vers 7. Alsoo Pro. 7.9. Voor de morgen-schemeringe ist genomen, Psal. 119. vers 147. Siet oock 1.Sam. 30. op vers 17.
margenoot11
Verst. het voorste eynde des legers, dat naest de plaetse, daer de melaetsche aenquamen, gelegen was. alsoo ond. vers 8.
margenoot12
Het welcke was, ofte in hare ooren alleen, ofte oock in de lucht van Godt, door sijne heylige Engelen gemaeckt.
margenootb
Ies. 13.4.
margenoot13
Hebr. de man tot sijnen broeder.
margenoot14
Door dese worden verstaen niet de Hethiten afkomstich van Heth, Genes. 10.15. die lange voor desen uytgeroeyt waren, maer (gelijck sommige meynen) de Coningen der Eylanden Cyprus, Creta, etc.
margenoot15
T.w. recht eer de melaetsche aen het leger gekomen waren. Siet bov. op vers 5.
margenoot16
T.w. doese noch daer in waren voor hare vlucht, die hen soo onversiens, ende met sulcke verschrickinge overgekomen is, datse nieuwers nae ommesiende, alles gelaten hebben, soo het was, om slechts haer leven daer van te brengen. Vergelijckt hier met ond. vers 10.
margenoot17
Hebr. Ziele. Siet Genes. 19. op vers 17.
margenoot18
Hebr. de man tot sijnen naesten, ofte, metgeselle. Vergel bov. d’aenteeck. op vers 6.
margenoot19
D. de straffe der sonde. want de sonde wort ons geseyt te binden, niet alleen als wy in de selve bevonden ende achterhaelt, maer oock daerom gestraft worden. Siet Num. 32.23. ende de aent. daer op.
margenoot20
And. tot de poortiers.
margenoot21
N. den Poortier, ende de gene die met hem aen de poorte de wacht hielden.
margenoot22
T.w. des stadts Poortier, die de voorwacht hadde.
margenoot23
T.w. sijne metgesellen, die met hem de wacht aen de poorte hielden; ofte, de Poortiers van het huys des Conincks. And. de poortiers riepen uyt.
margenoot24
D. Raetsheeren, ende voorneemste Officieren. Siet Gen. 20 op vers 8.
margenoot25
D. in dese stadt.
margenoot26
Hy wil seggen, dat dese peerden niet meer te achten en waren dan de belegerde Israeliten die doch moeten sterven, gelijck de andere die alreede gestorven zijn, soder geen ontset en komt.
margenoot27
Hebr. twee wagenen van peerden: D. twee peerden van wagenen: verstaet, diemen aen den wagen plachte te spannen. And. twee ruyteren te peerde: Te weten, den welcken de Coninck bevolen hadde het leger der Syriers te besichtigen, ende te vernemen, hoe’t daer mede gelegen was.
margenoot28
Ofte, vaten.
margenoot29
Het Hebr. woort beteeckent eygentlick eene verhaestinge, die met vreese des aenstaenden perijckels vereenicht is. Vergel. 2.Sam. 4.4. Psal. 48.6.
margenoot30
Siet bov. op vers 2.
margenoot31
Door de welcke men ginck nae het leger der Syriers.
margenoot32
T.w. dat met groote menichte, ende haeste, ten deele uyt de stadt socht te wesen, seer begeerich der spijse, ende des buyts, die in’t leger, ende daer buyten met overvloet te becomen waren, ten deele in quam, geladen met spijse, dranck, kleedingen, wapenen, etc. ende medebrengende vele beesten.
margenoot33
Siet bov. op vers 1.
margenoot34
Siet bov. op vers 2.
margenoot35
Ofte, soude oock sulcke sake geschieden konnen?
margenoot36
N. de Propheet Elisa.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken