Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxj. Capittel.

In dit Capittel wort wederhaelt het gene dat geschreven staet, 2. Sam. cap. 24.

1

Ga naar margenoot1 DOe stont de Satan op tegen Israël, ende Ga naar margenoot2 hy porrede David aen dat hy Israël telde.

2

Ende David seyde tot Ioab, ende tot de Overste des volcks, Gaet henen, telt Israël Ga naar margenoot3 van Berseba tot Dan toe, ende brengtse tot my, dat ick haer getal wete.

3

Doe seyde Ioab, De HEERE doe tot sijnen volcke, gelijck sy [nu] zijn, hondert mael meer: zijn sy niet alle, o mijn heere Coninck, mijnen heere tot knechten? waerom versoeckt Ga naar margenoot4 mijn heere dit? waerom soude het Israël tot schult worden?

4

Doch het woort des Conincks nam d’overhant tegen Ioab: derhalven tooch Ioab uyt, ende Ga naar margenoot5 hy doorwandelde gantsch Israël: Daer na quam hy weder te Ierusalem.

5

Ende Ioab gaf David de somme des getelden volck: ende Ga naar margenoot6 gantsch Israël was Ga naar margenoot7 elf hondert duysent man, die het sweert uyt-trocken: ende Iuda vier hondert duysent, ende tseventich duysent man, die het sweert uyt-trocken.

6

Doch Levi ende Benjamin en telde hy Ga naar margenoot8 onder de selve niet: want des Conincks woort was Ioab een grouwel.

7

Ende Ga naar margenoot9 dese sake was quaet in de oogen Godes: daerom Ga naar margenoot10 sloech hy Israël.

8

Doe seyde David tot Godt, Ick hebbe seer gesondigt, dat ick dese sake gedaen hebbe: Ga naar margenoot11 maer neemt doch nu de misdaet Ga naar margenoot12 uwes knechts wech, want ick hebbe seer sottelick gehandelt.

9

De HEERE nu sprack tot Gad den Ga naar margenoot13 Siender Davids, seggende:

10

Gaet henen, ende spreeckt tot David, seggende, Aldus seyt de HEERE, Drye dingen legge ick u voor: kiest u een uyt dien, dat ick u doe.

11

Ende Gad quam tot David, ende seyde tot hem, Soo seyt de HEERE, Neemt u uyt:

12

Of drye jaren honger, ofte drye maenden verteert te worden voor het aengesichte uwer wederpartye, ende dat het sweert uwer vyanden [u] achterhale: ofte drye dagen Ga naar margenoot14 het sweert des HEEREN, dat is, de pestilentie in den lande, ende eenen Ga naar margenoot15 verdervenden Engel des HEEREN in alle de lantpalen Israëls? so siet nu toe, wat antwoort ick dien sal weder brengen, die my gefonden heeft.

13

Doe seyde David tot Gad, My is seer bange: Ga naar margenoot16 laet my doch in de hant des HEEREN vallen, want sijne barmherticheden zijn seer vele, maer en laet my in de hant der menschen niet vallen.

14

De HEERE dan gaf pestilentie in Israël: ende daer vielen van Israël tseventich duysent man.

15

Ende Godt sondt eenen Engel nae Ierusalem, om die te verderven, ende als hyse verdorf, sach het de HEERE, ende Ga naar margenoot17 het berouwde hem over dat quaet, ende hy seyde tot den verdervenden Engel, ’Tis genoech, treckt nu uwe hant af: de Engel des HEEREN nu stont by den dorsch-vloer van Ga naar margenoot18 Ornan den Iebusiter.

16

Als David sijne oogen op-hief, so sach hy den Engel des HEEREN staende tusschen de aerde, ende tusschen den hemel, met sijn uyt-getrocken sweert in sijne hant, uytgestreckt over Ierusalem: doe viel David ende de Outste, bedeckt Ga naar margenoot19 met sacken, op hare aengesichten.

17

Ende David seyde tot Godt, Ben ick ’t niet die Ga naar margenoot20 geseyt hebbe, datmen ’t volck tellen soude? Ia ick selve ben het die gesondigt, ende Ga naar margenoot21 seer qualick gehandelt hebbe, maer dese schapen Ga naar margenoot22 wat hebben die gedaen? O HEERE mijn Godt, Ga naar margenoot23 dat doch uwe hant tegens my, ende tegen het huys mijnes vaders zy, maer niet tegen u volck ter plage.

18

Doe seyde de Engel des HEEREN tot Gad, dat hy David seggen soude, dat David soude opgaen, om den HEERE eenen Altaer op te richten in den dorsch-vloer van Ornan den Iebusiter.

19

So ginck dan David op nae den woorde Gads, dat hy in den name des HEEREN gesproken hadde.

20

Doe sich Ornan wendde, so sach hy den Engel, ende sijne vier sonen die by hem waren, verstaken haer: ende Ornan dorschte tarwe.

21

Ende David quam tot Ornan, ende Ornan sach toe, ende sach David, so ginck hy uyt den dorsch-vloer, ende booch sich neder voor David met het aengesichte ter aerde.

[Folio 194v]
[fol. 194v]

22

Ende David seyde tot Ornan, Ga naar margenoot24 Geeft my de plaetse des dorsch-vloers, dat ick op de selve den HEERE eenen altaer bouwe: geeftse my Ga naar margenoot25 voor het volle gelt, op dat dese plage opgehouden worde van over den volcke.

23

Doe seyde Ornan tot David, Ga naar margenoot26 Neemtse maer henen, ende mijn heere de Coninck doe dat goet is in sijne oogen: Siet, ick geve Ga naar margenoot27 dese runderen tot brand-offeren, ende dese sleden ten houte, ende de tarwe tot spijs-offer, ick geve’t al.

24

Ende de Coninck David seyde tot Ornan, Ga naar margenoot28 Neen, Ga naar margenoot29 maer ick sal ’t sekerlick koopen voor vollen gelde: want ick en sal Ga naar margenoot30 voor den HEERE niet nemen dat uwe is, dat ick een brand-offer om niet offere.

25

Ende David gaf aen Ornan voor die plaetse, Ga naar margenoot31 ses hondert goudenen sikelen van gewichte.

26

Doe bouwde David aldaer den HEERE eenen altaer, ende hy offerde brand-offeren ende danck-offeren: Als hy den HEERE aenriep, Ga naar margenoot32 so antwoordde hy hem door vyer uyt den hemel, op den brand-offers altaer.

27

Ende de HEERE seyde tot den Engel, dat hy sijn sweert weder in sijne scheyde steken soude.

28

Ter selver tijt, doe David sach, dat de HEERE hem geantwoordt hadde op den dorsch-vloer Ornans des Iebusiters, so offerde hy aldaer.

29

Want de Tabernakel des HEEREN, die Mose in de Woestijne gemaeckt hadde, ende des brand-offers altaer, was te dier tijt op de hoochte Ga naar margenoot33 te Gideon.

30

David nu en konde niet henen gaen voor Ga naar margenoot34 den selven om Godt te soecken: want hy was verschrickt voor het sweert des Engels des HEEREN.

margenoot1
Siet de vorder aent. over dit capit. 2.Sam. 24.
margenoot2
And. verweckte, beweechde, hitste op.
margenoot3
T.w. van’t Zuyden tot het Noorden, van het eene eynde des Coninckrijcks tot het andere. Alsoo oock Iud. 20.1. ende elders meer.
margenoot4
Dat is, ghy Heer Coninck.
margenoot5
Ioab heeft op dese reyse toe-gebracht negen maenden, ende twintich dagen, als te lesen is 2.Sam. 24.8.
margenoot6
Siet 2.Sam. 24. vers 9.
margenoot7
Hebr. duysent duysenden, ende hondertduysent.
margenoot8
Hebr. in het midden der selver niet.
margenoot9
T.w. dat David het volck hadde doen tellen.
margenoot10
T.w. met de pestilentie.
margenoot11
Siet 2.Sam. 12 op vers 13.
margenoot12
D. mijne.
margenoot13
D. Propheet ende Leeraer, die by David was waer hy henen ginck. Van het woort Siender, siet 1.Sam. 9.9.
margenoot14
De Engel des Heeren heeft de Israeliten met de pestilentie, als met een sweert geslagen ende gedoodt. Siet onder vers 16. ende 27.
margenoot15
D. die met de pestilentie vele der inwoonderen des lants dooden sal.
margenoot16
D. ick kiese de peste, ende niet den krijch. laet my alleenlick in de hant des Heeren vallen.
margenoot17
D. hy hielt op van met de peste te verderven, menschelicker wijse van Godt gesproken. Siet Genes. 6.6.
margenoot18
And. Arauna, ende Arania, 2.Sam. 24.16, 18. alwaer oock aengewesen is waerom hy een Iebusiter genoemt wert.
margenoot19
D. met rouw-kleederen. Siet de aenteeck. op Genes. 37.34.
margenoot20
D. bevolen hebbe.
margenoot21
Hebr. qualick doende, qualick gedaen hebbe.
margenoot22
Het is wel waer dat de ondersaten niet misdaen en hadden met het tellen des volcks: maer evenwel zijn sy van Godt recht veerdelick gestraft van wegen andere sonden.
margenoot23
David wil seggen, doodet met de peste my, ende het huys mijnes vaders, dat is, mijne vrienden ende bloet-verwanten.
margenoot24
D. verkoopt my: als stracx volgt.
margenoot25
Als Genes. 23.9.
margenoot26
Hebr. neemtse u, ofte, voor u.
margenoot27
T.w. met dewelcke ick rechtevoort dorsche: want men pleecht in die tijden de Ossen het Koorn te doen uyt treden.
margenoot28
Als of David seyde, ick en wil geensins te geefs aennemen dat ghy my presenteert.
margenoot29
Hebr. koopende sal ick koopen.
margenoot30
D. om den Heere te geven.
margenoot31
Indien dit gemeene sikels geweest zijn, so weecht elcken sikel twee drachmen ofte fransche kroonen: So dat David voor die plaetse gegeven heeft 1200 fransche kroonen. Voor de ossen ende d’ander gereetschap gaf hy vijftich silveren sikels. Siet vorder de aent. Gen. 24. op vers 22. ende 2.Sam. 24. op vers 24.
margenoot32
D. Godt liet vier vanden hemel vallen op het brand-offer, daer mede betuygende, dat hy Davids gebedt verhoort hadde. Verg. hier mede ’t gene dat Lev. 9.24. ende 1.Reg. 18.38. ende 2.Chron. 7.1. staet.
margenoot33
Siet bov. 16.39. ende 2.Chron. 1.3.
margenoot34
T.w. brand-offer Altaer: of, Tabernakel die te Gibeon was.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken