Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vij. Capittel.

Het vyer valt uyt den Hemel, verteert de offerhanden, ende de heerlijckheyt des Heeren vervult den Tempel, vers 1, etc. beschrijvinge der ceremonien daer mede Salomo den Tempel inwyede, 4. het feest der Loof-hutten wort gehouden, 8. De Heere verschijnt Salomo, 12. belooft hem sijne gunste, met conditie van gehoorsaemheyt, 17. Anders dreycht hy sware straffen, 19.

1

ALs nu Salomo voleyndt hadde te bidden, Ga naar margenoot1 so daelde het vyer vanden hemel, ende verteerde het brandoffer, ende de slacht-offeren, Ga naar margenoota ende de Ga naar margenoot2 Heerlicheyt des HEEREN vervulde het Huys.

2

Ende de Priesteren en konden niet ingaen in't Huys des HEEREN; want de Heerlickheyt des HEEREN hadde het Huys des HEEREN vervult:

3

Ende als alle de kinderen Israëls sagen dat vyer afdalen, ende de Heerlickheyt des HEEREN over het Huys; so buckten sy met hare aengesichten ter aerden, op de vloer, ende aenbaden, ende loofden den HEERE, Ga naar margenoot3 dat hy goedich is; dat sijne weldadicheyt is tot in eeuwicheyt.

4

De Coninck nu, ende al het volck offerden slacht-offeren voor het aengesichte des HEEREN.

5

Ende de Coninck Salomo offerde Ga naar margenoot4 slacht-offeren van runderen, twee-en-twintich duysent, ende van Ga naar margenoot5 schapen hondert en twintich duysent: also hebben de Coninck, ende het gantsche volck het Huys Godts ingewijet.

6

Oock stonden de Priesters in Ga naar margenoot6 hare wachten, ende de Leviten met de musicale instrumenten Ga naar margenoot7 des HEEREN, die de Coninck David gemaeckt hadde, om den HEERE te loven, dat sijne weldadicheyt is in eeuwicheyt, Ga naar margenoot8 als David door Ga naar margenoot9 haren dienst [hem] prees: ende de Priesters trompetteden tegen haer over, ende gantsch Israël Ga naar margenoot10 stont.

7

Ende Ga naar margenoot11 Salomo heyligde het middelste des Voor-hofs, 'twelcke voor het Huys des HEEREN was: dewijle hy daer de brand-offeren, ende het vette der danck-offeren bereydt hadde: want de koperen altaer, die Salomo gemaeckt hadde, en konde het brand-offer, ende het spijs-offer, ende het Ga naar margenoot12 vette, niet vatten.

8

Salomo hielt oock ter selver tijt het Ga naar margenoot13 feest seven dagen, ende gantsch Israël met hem, eene seer groote gemeynte: Ga naar margenoot14 vanden inganck af van Hamath, tot de riviere van Egypten.

9

Ende ten Ga naar margenoot15 achtsten dage hielden sy eenen Ga naar margenoot16 verbots-dach; Ga naar margenootb want sy hielden de Ga naar margenoot17 inwyinge des altaers Ga naar margenoot18 seven dagen, ende het feest seven dagen.

10

Doch op den drie-en-twintichsten Ga naar margenoot19 dach der sevender maent, Ga naar margenootc liet hy het volck gaen tot hare hutten, blijde, ende Ga naar margenoot20 goedes moets, over het goet dat de HEERE David, ende Salomo, ende sijn volck Israël gedaen hadde:

11

Ga naar margenootd Also volbracht Salomo het Huys des HEEREN, ende het huys des Conincks: ende al wat in Salomons herte gekomen was, om in het Huys des HEEREN ende in sijn huys te maken, richtte hy voorspoedelick uyt.

12

Ende de HEERE Ga naar margenoot21 verscheen Salomo Ga naar margenoot22 des nachts: ende hy seyde tot

[Folio 201v]
[fol. 201v]

hem, Ick hebbe u gebedt verhoort, ende hebbe my dese plaetse verkoren tot een offer-huys.

13

So ick den Hemel toesluyte, datter geen regen en zy, ofte so ick de sprinck-hanen Ga naar margenoot23 gebiede, Ga naar margenoot24 het lant te verteeren, ofte so ick peste onder mijn volck sende:

14

Ende mijn volck, Ga naar margenoot25 over de welcke mijn Naem genoemt wort, sich verootmoedigen, ende bidden, ende Ga naar margenoot26 mijn aengesichte soecken, ende sich bekeeren van hare boose wegen: so sal ick uyt den Hemel hooren, ende hare sonden vergeven, ende haer lant Ga naar margenoot27 genesen.

15

Nu sullen Ga naar margenoote mijne oogen open zijn, ende mijne ooren opmerckende op het gebedt Ga naar margenoot28 deser plaetse.

16

Want Ga naar margenoot29 ick hebbe nu dit Huys verkoren, ende geheyligt, op dat mijn Name daer zy tot in eeuwicheyt: Ende mijne oogen, ende mijn herte sullen daer t'allen dagen zijn.

17

Ende u aengaende, so ghy voor mijn aengesichte wandelen sult, gelijck als u vader David gewandelt heeft, ende doen nae alles, dat ick u geboden hebbe, ende mijne insettingen, ende mijne rechten houden sult;

18

So sal ick den throon uwes Coninckrijcks bevestigen, gelijck als ick [een verbondt] met uwen vader David gemaeckt hebbe, seggende; Geen man sal u afgesneden worden, die in Israël heersche.

19

Maer so ghylieden u afkeeren sult, ende mijne insettingen, ende mijne geboden, die ick voor u aengesichte gegeven hebbe, verlaten, ende henen gaen, ende andere Goden dienen, ende u voor die nederbuygen sult:

20

So sal ickse uytrucken uyt mijn lant, dat ick hen gegeven hebbe, ende dit Huys, dat ick mijnen Name geheyligt hebbe, sal ick van mijn aengesichte wech-werpen, ende sal het tot een spreeckwoort, ende spot-reden onder alle volckeren maken.

21

Ende dit Huys, dat verheven sal geweest zijn, daer over sal sich een yeder die voorby gaet ontsetten; dat hy sal seggen, Waerom heeft de HEERE desen lande, ende desen Huyse alsoo gedaen?

22

Ende men sal seggen, Om dat sy den HEERE harer vaderen Godt verlaten hebben, die hen uyt Egyptenlant uytgevoert hadde, ende hebben sich aen andere Goden gehouden, ende sich voor de selve neder-gebogen, ende die gedient: daerom heeft hy alle dat quaet over hen gebracht.

margenoot1
Tot een openbaer bewijs, dat Godt Salomons gebedt verhoort hadde. Siet gelijcke exempelen van het vallen des vyers uyt den Hemel, Lev. 9.24. Iud. 6.20. 1.Reg. 18.38. 1.Chron. 21.26.
margenoota
1.Reg. 8.10, 11. 2.Chron. 5.13, 14.
margenoot2
Verst. dit van de wolcke, die een teecken was van de bysondere tegenwoordicheyt Godts. Siet Num. 14. op vers 10 ende bov. 5. versen 13, 14.
margenoot3
Siet bov. 5. op vers 13. ende vergel. het volg. 6. vers deses cap.
margenoot4
N. ten danck-offer, gelijck verklaert wort, 1.Reg. 8.63. van welck Offer, Siet Lev. 3. op vers 1.
margenoot5
Het Hebreeusch woort beteeckent oock geyten: hoe wel het meest van schapen gebruyckt wort. siet Genes. 12. op vers 16. ende Lev. 1. op vers 2.
margenoot6
T.w. nae de deelinge harer beurten, diese te vooren in de inwyinge des Tempels niet en hadden konnen onderhouden, bov. 5.11.
margenoot7
D. die ter eeren Godts gemaeckt waren, om hem daer mede nae de wijse, die onder de wet van Godt verordent, ende in gebruyck was, te loven ende te dancken.
margenoot8
And. Door de lofsangen Davids in haer hant. ofte, als David [hem] prees door haer. T.w. in de musicale instrumenten.
margenoot9
Hebr. hare hant.
margenoot10
T.w. in't groote, ofte, uyterste Voor-hof, genaemt het Voor-hof des volcks, af-gesondert van het innerste Voor-hof, daer in de Priesteren stonden.
margenoot11
Siet de verklaringe van dit vers 1.Reg. 8.64. in de aenteeck.
margenoot12
Verst. der danck-offeren. Siet 1.Reg. 8.64.
margenoot13
T.w. der loof-tenten. Siet 1.Reg. 8. op vers 65.
margenoot14
D. van de Noort-pale tot de Zuyt-palen des lants van Canaan. Vergel. Gen. 15.18. ende Ios. 13.3, 4, 5. Van de stadt Hamath siet Gen. 13. op vers 21. ende van de riviere van Egypten, genaemt Sichor, Ios. 13.3.
margenoot15
T.w. van het feest, 't welck seven dagen geduert hadde.
margenoot16
Dat is, eenen vyer-dach, op den welcken alle dagelicks werck verboden was. Siet Levitic. 23. op vers 36. dese dach wort genaemt de groote dach van het feest. Ioan. 7.37.
margenootb
1.Reg. 8.65.
margenoot17
Siet de beteeckeninge deses woorts, Num. 7. op vers 10.
margenoot18
Die de dagen van het feest voorgegaen waren.
margenoot19
De dach na den verbots-dach. want dit feest begon met den vijftienden dach der sevender maent, ende eyndichde met den 22 der selver maent, Lev. 23,34.
margenootc
1.Reg. 8.66.
margenoot20
Hebr. goet van herten.
margenootd
1.Reg. 9.1.
margenoot21
T.w. terstont na de vol-timmeringe, ende inwijinge des Tempels, ende na het gebedt, dat Salomo dan uytgesproken heeft: waer op dan gevolgt is de bouwinge van het Conincklicke huys: Siet 1.Reg. 9. op vers 2.
margenoot22
T.w. in den droom, Vergel. 1.Reg. 3.5. ende 9.2. Siet van sulcke goddelicke verschijninge Gen. 20.3. ende 28.12. mitsgaders de aenteeck.
margenoot23
Godt wort geseyt de onredelicke dieren te gebieden, om dat hy de selve verordent, voortbrengt, ende gebruyckt, om de menschen, ofte te straffen, als hier, Amos 9.3. ofte te helpen, ende goet te doen, als 1.Reg. 17.4.
margenoot24
D. sijn gewas, ende vruchten.
margenoot25
D. die van my haren name hebben, ofte, nae my genaemt worden. want de vrome worden Godes kinderen, des Heeren erfdeel, ende sijn eygendom genaemt. de selve maniere van spreken is, Deuter. 26.10. Amos 9.12.
margenoot26
Het aengesichte des Heeren te soecken, is hem te leeren kennen, alsoo hy hem geopenbaert heeft in sijn woort, sijne wercken, ende teeckenen sijner genade, onder de welcke in 't Oude Testament oock geweest is de Arke des verbondts. Siet Psal. 24.6. ende 27.8.
margenoot27
D. vry maken van alle ongedierte, van onvruchtbaerheyt, van peste, etc.
margenoote
2.Chron. 6.40.
margenoot28
Siet Iob 6. op vers 40.
margenoot29
Siet de aent. dienende tot verklaringe hier van, ende het volgende, 1.Reg. 9.3, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken