Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xvij. Capittel.

Iosaphat komende in sijns vaders Asa plaetse, sterckt sijn Coninck-rijck, vers 1, etc. ende dewijle hy godtvruchtich was, wort van Godt gesegent, 3. roeyt de afgoderye uyt, 6. laet over al sijn volck uyt het wet-boeck onderwijsen, 7. wort gevreest, ende ge-eert van de omliggende volckeren, 10. de namen sijner Krijgs-oversten, ende het getal sijnes krijgs-volcks, 14.

1

Ga naar margenoota ENde sijn sone Iosaphat wert Coninck in sijne plaetse: ende hy Ga naar margenoot1 sterckte sich tegen Israël.

2

Ende hy leyde Ga naar margenoot2 krijchs-volck in alle vaste steden van Iuda, ende leyde Ga naar margenoot3 besettingen in't lant van Iuda, ende Ga naar margenootb in de steden van Ephraim, die sijn vader Asa ingenomen hadde.

3

Ende de HEERE was met Iosaphat: want hy wandelde inde Ga naar margenoot4 voorige wegen sijnes vaders Davids, ende en Ga naar margenoot5 socht de Baalim niet.

4

Maer hy socht den Godt sijnes vaders, ende wandelde in sijne geboden, ende niet Ga naar margenoot6 nae het doen van Israël.

5

Ende de HEERE bevestichde het Coninckrijcke in sijne hant, ende gantsch Iuda gaven Iosaphat Ga naar margenoot7 geschencken: ende hy hadde rijckdom, ende eere in menichte.

6

Ende sijn herte Ga naar margenoot8 verhief sich in de wegen des HEEREN: ende hy nam voorder de Ga naar margenoot9 hoochten, ende de bosschen uyt Iuda wech.

7

In het derde jaer nu sijner regeringe sondt hy tot sijne Vorsten, tot Benchaïl, ende tot Obadia, ende tot Zecharia, ende tot Nethaniël, ende tot Michaia, Ga naar margenoot10 op datmen soude leeren inde steden van Iuda.

8

Ende met hen de Leviten Semaja, ende Netania, ende Zebadia, ende Asaël, ende Semiramoth, ende Ionathan, ende Adonia, ende Tobia, ende Tob Adonia, de Leviten, ende met hen de Priesters Elisama, ende Ioram.

9

Ende Ga naar margenoot11 sy leerden in Iuda, ende het wet-boeck des HEEREN was by haer: ende sy gingen rontom, in alle steden van Iuda, ende leerden onder het volck.

10

Ende eene Ga naar margenoot12 verschrickinge des HEEREN wert over alle Coninckrijcken der landen, die rontom Iuda waren: datse niet en krijchden tegen Iosaphat.

11

Ende vande Philistijnen brachten sy Iosaphat geschencken Ga naar margenoot13 met het opgeleyde gelt: oock brachten hem de Arabiers kleyn vee, seven duysent, ende seven hondert rammen, ende seven duysent, ende seven hondert bocken.

12

Alsoo nam Iosaphat toe, ende wert ten hoochsten Ga naar margenoot14 groot, daer toe bouwde hy in Iuda Ga naar margenoot15 burchten, ende schatsteden.

13

Ende hy hadde Ga naar margenoot16 veel wercks in de steden van Iuda: ende krijchs-lieden kloecke helden in Ierusalem.

14

Dit nu is hare Ga naar margenoot17 tellinge, nae de huysen harer vaderen: In Iuda waren Overste der duysenden; Adna de Overste, ende met hem waren drie hondert duysent kloecke helden.

15

Ga naar margenoot18 Naest hem nu was de Overste Iohanan: ende met hem waren twee hondert en tachtentich duysent.

16

Ende naest hem was Amasia de sone van Zichri, Ga naar margenoot19 die sich vrywillich den HEERE overgegeven hadde: ende met hem waren twee hondert duysent kloecke helden.

17

Ende uyt Benjamin was Eliada, een kloeck helt: ende met hem twee hondert duysent, die met den boge ende schilt gewapent waren.

18

Ende naest hem was Iozabad; ende met hem waren hondert en tachtentich duysent, ten krijge toegerust.

19

Dese Ga naar margenoot20 waren in den dienst des Conincks: behalven de gene, die de Coninck inde vaste steden door gantsch Iuda geset hadde.

margenoota
1.Reg. 15.24.
margenoot1
D. hy voorsach sich van allerley krijchs-toerustinge, om sijne macht te bewijsen tegen de tien stammen, die te wederstaen, ende haer gewelt af te keeren. And. hy sterckte sich over Israël. dat is, hy bevestichde sich in het Coninckrijcke, het welcke hy hadde over Iuda, Benjamin, ende de vreemdelingen uyt Israel, ende de steden van Ephraim, die sijn vader ingenomen hadde. Siet 't volg. vers.
margenoot2
Ofte, heyr-kracht.
margenoot3
D. Krijchs-volck, ofte garnisoen, onder het beleyt van hare overste, om het lant tegen den inval des vyants te versekeren. Het Hebr. woort is soo genomen 1.Sam. 13.3. ende 2.Sam. 8.6.
margenootb
Bov. 15.8.
margenoot4
D. in de welcke sijn Voor-vader David gewandelt hadde. And. eerste. verstaende, eer dat David overspel hadde begaen, ende Uria doen dooden, ende het volck doen tellen, 2.Sam. 11.4, 14. ende 24.2.
margenoot5
D. hy en beweesse geen Godes-dienstige eere, om hulpe daer van te hebben, hieltse van geener weerde. Verst. door de Baalim allerley Afgoden; ende siet van dit woort, Iud. 2. op vers 11.
margenoot6
Hebr. nae het werck. D. nae de afgoderye der afvallige Israeliten, die de gulden kalveren, ende andere Afgoden dienden.
margenoot7
De Coningen, ende Princen werden vereert met geschencken, ofte van hare eygene ondersaten, tot een teecken van gewillige onderdanicheyt, waer door sy sich haer gebiet, ende regeringe onderwerpen, als 1.Sam. 10.28. ende hier: ofte van vreemde volckeren, tot eerbiedinge, ende onderhoudinge van vrientschap, ende vrede, als 1.Reg. 10.25. ende bov. cap. 4. vers 24.
margenoot8
T.w. niet door waen van deugden, rijckdom, ende eere, maer door ende tot een kloeck voornemen, om de afgoderye uyt te roeyen, den suyveren Godes-dienst te herstellen, alle goede order nae de wet des Heeren in te voeren, ende sich tegen de beletselen, die hem bejegenden, vast te maken. Sommige nemen 't alsoo, dat hy het hielt voor sijn hoochste eere in des Heeren wegen te wandelen.
margenoot9
Die noch van Asas tijt over-gebleven, ofte in 't eynde sijns levens geplant waren van de Ioden, die soo tot de afgoderije genegen waren, datse ooc, niet tegenstaende Iosaphats yver, niet geheel en zijn uytgeroeyt. ond. 20.33.
margenoot10
De sin is, datse van des Conincks wegen het Iodische volck over al souden vermanen, ende bevelen, de wet des Heeren uyt den mont der Priesteren, ende Leviten aen te hooren, ende sich daer nae te voegen; ende alle verhinderinge met publijcke autoriteyt beletten.
margenoot11
T.w. de Priesteren, ende Leviten.
margenoot12
D. eene seer groote verschrickinge. siet bov. c. 14. op vers 14. item vergel. Genes. 13. op vers 10.
margenoot13
Hebr. ende, ofte, met het silver des lasts. D. met het gesette gelt, dat hen opgelegt was jaerlicks als een tribuyt, ofte, impost den Coningen van Iuda te betalen.
margenoot14
T.w. 1. in rijckdom, bov. vers 5. ende ond. cap. 18.1.
2. in macht van krijchs-lieden. ond. 14.15, etc.
3. in eere, ende vermaertheyt. bov. vers 5. ende 10. ende ond. 18.1. Hebr. hy was, ofte, wert, gaende ende groot wordende.
margenoot15
Ofte, Casteelen, Sloten. And. Palleysen.
margenoot16
Verst. dit werck niet alleene van de gereetschap, middelen, ende voorraet, die hy tot de oorloge, ende andere saken gereet hadde (gelijck sommige het Hebr. woort hier nemen) maer oock van den arbeyt, het bedrijf, ende gewoel, het welcke hy over al daer in hadde, om alles wel te versorgen, te beschicken, te maken, ende in 't werck te stellen.
margenoot17
And. getal, ofte, Overste, Bevel-hebbers, ofte Bevel-hebberschap.
margenoot18
Hebr. aen sijn hant: ende soo in 't volgende.
margenoot19
T.w. om de oorloge des Heeren te voeren tegen de vyanden des lants.
margenoot20
Ofte, dienden den Coninck: andere, wachteden op den Coninck: Verst. datse altijt gereet waren, om voor hem in de oorloge gebruyckt te worden, so wanneer sy daer toe van hem gelast souden worden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken