Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xviij Capittel.

Iosaphat met Achab in swagerschap vereenicht zijnde, verwillicht met hem te krijgen tegen Ramoth in Gilead, vers 1, etc. maer versoeckt, dat het woort des Heeren daer op gehoort soude worden, 4. De Propheten Achabs raden daer toe, 5. Micha een Propheet des Heeren wort daer over oock ontboden, 6. de Propheten Achabs blijven by haer gevoelen, 10. Micha daer en tegen ontraedt dien krijch, 12. wort daerom geslagen van Zedekia, 23. in de gevanckenisse geworpen van Achab, 25. Iosaphat wort geholpen van Godt, 28. Achab geschoten, 33.

1

IOsaphat nu hadde rijckdom, ende eere in overvloet: ende hy Ga naar margenoot1 verswagerde sich aen Achab.

2

Ende Ga naar margenoota ten eynde van [eenige] Ga naar margenoot2 jaren tooch hy af tot Achab nae Samaria; ende Achab Ga naar margenoot3 slachtede schapen, ende runderen

[Folio 205v]
[fol. 205v]

voor hem in menichte, ende voor het volck, dat met hem was, ende hy porde hem aen, om op te trecken nae Ga naar margenoot4 Ramoth in Ga naar margenoot5 Gilead.

3

Want Achab de Coninck Israëls seyde tot Iosaphat den Coninck van Iuda; Sult ghy met my gaen nae Ramoth in Gilead? ende hy seyde tot hem; Ga naar margenoot6 Ga naar margenootb Soo sal ick zijn, gelijck ghy zijt, ende gelijck u volck is, sal mijn volck zijn, ende wy sullen met u zijn in desen krijch.

4

Voorder seyde Iosaphat tot den Coninck Israëls: Ga naar margenootc Vraecht doch als heden nae het woort des HEEREN:

5

Doe vergaderde de Coninck Israëls de Ga naar margenoot7 Propheten, vier hondert mannen, ende hy seyde tot hen: Sullen wy tegen Ramoth in Gilead ten strijde trecken, ofte sal ick het nalaten? ende sy seyden; Treckt op, want Godt Ga naar margenoot8 salse inde hant des Conincks geven.

6

Maer Iosaphat seyde; Is hier niet noch een Propheet des HEEREN, dat wy van hem vragen mochten?

7

Doe seyde de Coninck Israëls tot Iosaphat: Daer is noch een man, om door hem den HEERE te vragen; maer ick hate hem; want hy en propheteert over my Ga naar margenoot9 niet goets, maer Ga naar margenoot10 altijt quaet; dese is Micha de soon van Iimla: ende Iosaphat seyde; De Coninck en segge niet alsoo.

8

Doe riep de Coninck Israëls eenen Camerlinck: ende hy seyde, Haelt haestelick Micha den sone Iimla.

9

De Coninck Israëls nu, ende Iosaphat de Coninck van Iuda, saten elck op sijnen throon, bekleedt met Ga naar margenoot11 [hare] cleederen, ende sy saten op de pleyne aende deure der poorte van Samaria: ende alle de Propheten propheteerden Ga naar margenoot12 in hare tegenwoordicheyt.

10

Ende Zedekia de soon van Knaana hadde sich yseren hoornen gemaeckt: ende hy seyde, Soo seyt de HEERE, Ga naar margenoot13 Met dese sult ghy de Syriers stooten, tot dat ghyse gantsch verdaen sult hebben.

11

Ende alle de Propheten propheteerden alsoo, seggende; Treckt op nae Ramoth in Gilead, ende Ga naar margenoot14 ghy sult voorspoedich zijn; want de HEERE salse inde hant des Conincks geven.

12

De bode nu, die henen gegaen was, om Micha te roepen, sprack tot hem, seggende; Siet de woorden der Propheten zijn uyt eenen monde Ga naar margenoot15 goet tot den Coninck: dat nu doch u woort zy, gelijck als eenes uyt hen, ende spreeckt het goede.

13

Doch Micha seyde; [Soo waerachtich als] de HEERE leeft, 't gene dat mijn Godt seggen sal, dat sal ick spreken.

14

Als hy tot den Coninck gekomen was, so seyde de Coninck tot hem; Micha, sullen wy nae Ramoth in Gilead ten strijde trecken, of sal ick het nalaten? Ende hy seyde; Ga naar margenoot16 Trecket op, ende ghylieden sult voorspoedich zijn; want Ga naar margenoot17 sy sullen in uwe hant Ga naar margenoot18 gegeven worden.

15

Ende de Coninck seyde tot hem; Ga naar margenoot19 Tot hoe vele reysen sal ick u besweeren, op dat ghy tot my niet en spreeckt, dan de waerheyt inden naem des HEEREN?

16

Ende hy seyde; Ga naar margenoot20 Ick sach het gantsche Israël verstroyt op de bergen, gelijck schapen, die geenen herder en hebben: ende de HEERE seyde; Dese en hebben geenen heere; een yegelick keere weder nae sijn huys in vrede.

17

Doe seyde de Coninck Israëls tot Iosaphat; Hebbe ick tot u niet geseyt; Hy en sal over my niet goets, Ga naar margenoot21 maer quaet propheteren?

18

Voorder seyde Ga naar margenoot22 hy; Daerom hooret het woort des HEEREN: Ick sach den HEERE sittende, op sijnen throon, ende al het hemelsche heyr staende tot sijner rechter, ende sijner slincker hant.

19

Ende de HEERE seyde: Wie sal Achab den Coninck Israëls overreden, dat hy optrecke, ende valle te Ramoth in Gilead? Ga naar margenoot23 Daerna seyde hy: Dese seyt aldus, ende die seyt alsoo.

20

Doe quam een Ga naar margenoot24 Ga naar margenootd geest voort, ende stont voor het aengesichte des HEEREN, ende seyde; Ick sal hem overreden: Ende de HEERE seyde tot hem: Waer mede?

21

Ende hy seyde; Ick sal uytgaen ende een Ga naar margenoot25 leugen-geest zijn in den mont aller sijner Propheten: ende hy seyde: Ghy sult overreden, ende sult oock vermogen; gaet uyt, ende Ga naar margenoot26 doet alsoo.

22

Nu dan, Ga naar margenoote siet de HEERE heeft eenen leugengeest in den mont Ga naar margenoot27 deser uwer Propheten gegeven, ende de HEERE heeft quaet over u gesproken.

23

Doe tradt Zedekia de soon van Knaana toe, ende Ga naar margenootf sloech Micha op het kinnebacken, ende hy seyde; Door wat wech is de Geest des HEEREN van my doorgegaen, om u aen te spreken?

24

Ende Micha seyde; Siet ghy sult het sien aen dien selven dage, als ghy sult gaen Ga naar margenoot28 van kamer in kamer, om u te versteken.

25

De Coninck Israëls nu seyde; Nemet Micha, ende brenget hem weder tot Amon, den Oversten der stadt, ende tot Ioas den sone des Conincks:

26

Ende ghylieden sult seggen; Soo seyt de Coninck; Settet desen in't gevangen-huys, ende spijset hem met broot der bedrucktheyt, ende met water der bedrucktheyt, Ga naar margenoot29 tot dat ick met vrede wederkome.

27

Ende Micha seyde; Indien ghy Ga naar margenoot30 eenichsins met vrede weder komt, so en heeft de HEERE door my niet gesproken: Voorder seyde hy: Ga naar margenoot31 Hoort ghy volckeren alle gaer.

28

Alsoo tooch de Coninck Israëls, ende Iosaphat de Coninck van Iuda op, nae Ramoth in Gilead.

29

Ende de Coninck Israëls seyde tot Iosaphat; Ga naar margenoot32 Als ick my verstelt hebbe, sal ick inden strijt komen, maer ghy treckt uwe kleederen aen: alsoo verstelde sich de Coninck Israëls; ende sy quamen inden strijt.

30

De Coninck nu van Syrien hadde geboden de Overste Ga naar margenoot33 der wagenen, die hy hadde, seggende; Ghylieden en sult niet strijden tegen kleynen, noch grooten, maer tegen den Coninck Israëls alleen.

31

Het geschiedde dan, als de Overste der wagenen Iosaphat sagen, datse seyden: Die is de Coninck Israëls, ende sy toogen rontom hem, om te strijden: Maer Iosaphat Ga naar margenoot34 riep; ende de HEERE hielp hem, ende Godt wenddese van hem af.

32

Want het geschiedde, als de Overste der wagenen sagen, dattet de Coninck Israëls niet en was, datse van achter hem afkeerden.

33

Doe spande een man den boge in

[Folio 206r]
[fol. 206r]

sijne Ga naar margenoot35 eenvoudicheyt, ende Ga naar margenoot36 schoot den Coninck Israëls tusschen de gespen, ende tusschen het pantsier: Doe seyde Ga naar margenoot37 hy tot den voerman; Ga naar margenoot38 Keert uwe hant, ende voert my uyt het leger; want ick ben verwondt.

34

Ende de strijt nam op den selven dach toe, ende de Coninck Israëls dede sich met den wagen staende houden tegen over de Syriers, tot den avont toe: ende hy sterf Ga naar margenoot39 ter tijt, als de Sonne onderginck.

margenoot1
Hebbende sijnen soon Ioram laten trouwen met Athalia de dochter Achabs, ende Izebels, 2.Reg. 8.18.
margenoota
1.Reg. 22.2.
margenoot2
Alsoo wort het woort dagen, alleene gestelt zijnde, voor eenige dagen genomen, Genes. 4.3. Siet de aenteeck. aldaer. Men houdt dat dit geschiet zy ontrent het 17 jaer der regeringe Iosaphats, alsoo af te nemen is uyt 1.Reg. 22.52.
margenoot3
Dat is, vereerde hem met eene groote maeltijt. Siet Genes. 31. op vers 54.
margenoot4
Eene stadt van den stam Gads den Leviten gegeven, 1.Chron. 6.8. Siet van de selve oock, 1.Reg. 4.13, etc.
margenoot5
D. gelegen in het lant van Gilead: van 'twelcke siet Gen. 31. op vers 21. waerom dese stadt oock genoemt wort Ramoth in Gilead, Deut. 4.43. 1.Chron. 6.80. tot een onderscheyt van een ander Ramoth gelegen in Issaschar, 1.Chron. 6.73.
margenoot6
Siet de verklaringe hier van, 1.Reg. 22. op vers 4. in welck capittel dese historie, by nae van woorde te woorde verhaelt wort, daerom is daer oock de meeste verklaringe deses capit. te vinden.
margenootb
1.Reg. 22.4.
margenootc
1.Sam. 23.2. 2.Sam. 2.1.
margenoot7
Sy worden de Propheten Achabs genoemt, ond. vers 21. die gestelt worden tegen de Propheten des Heeren, de welcke Iosaphat sochte te hooren in 't volg. vers.
margenoot8
N. de Syriers, als onder vers 14. ofte de stadt, ofte, beyde.
margenoot9
Alsoo 1.Reg. 22.8. Hebr. niet ten goede, maer ten quade. Welck evenveel is, als of hy seyde: Hy en propheteert my niet, dat my tot eere, vermaeck, ofte profijt strecken mochte, maer al wat dient tot mijne schande, ongenoechte, ende schade. Soo oordeelt desen afgoden-dienaer van al het gene, dat de Propheet hem tot na-latinge van sijnen valschen Godes-dienst, ende sondich leven voor-gedragen hadde.
margenoot10
Hebr. alle sijne dagen, D. soo lange, ende dickwils, als hy in sijn leven my yets gepropheteert heeft.
margenoot11
T.w. die boven hare gewoonlicke uytstaken, ende vertoonden hare Coninclicke Majesteyt. siet 1.Reg. 22. op vers 10.
margenoot12
Hebr. voor hare aengesichten.
margenoot13
'Tis soo veel, als of hy seyde: met dese hoornen verklare, ende betuyge ick u, dat ghy de Syriers soo gemackelick sult stooten, slaen, ende verdrijven, als de gehoornde beesten sulcx den ongehoornden doen konnen. Hy wil de ware Propheten nabotsen, die by hare woorden eenige teeckenen gewoon waren by te voegen: gelijck te sien is 1.Reg. 11.30. 2.Reg. 13. versen 15, 16, etc.
margenoot14
Siet 1.Reg. 22. op vers 12.
margenoot15
Siet 1.Reg. 1. op vers 42. ende bov. op vers 7.
margenoot16
Siet 1.Reg. 22. op vers 15.
margenoot17
N. de Syriers.
margenoot18
Te weten, van den Heere, 1.Reg. 22.15.
margenoot19
Dit zijn woorden van een grimmich mensche, die alsoo door haestigen toorn uytvaert, dat hy valscheyt spreeckt. want hy en hadde Micha niet besworen, maer alleen simpelick gevraecht, wat hy in de oorloge, die hy tegen de Syriers voorgenomen hadde, doen ofte laten soude, vers 14.
margenoot20
Siet 1.Reg. 22. op vers 17.
margenoot21
Hebr. ten quade, 1.Reg. 22.18. staet alleen het woordeken quaet, Siet bov. op vers 7.
margenoot22
Naeml. Micha.
margenoot23
T.w. de Heere. wiens woorden oock zijn, die in dit versken voorgaen. And. Ende hy seyde, T.w. Micha: sulcks dat de volgende woorden van dit vers, aldus souden moeten overgeset worden: de eene seyde aldus, ende de andere seyde alsoo.
margenoot24
Verst. een boose geest, die in het volg. vers hem selven eenen leugen-geest noemt: gelijck hy oock geheeten wort een leugenaer, ende vader der leugenen, Ioh. 18.44.
margenootd
Iob. 1.6.
margenoot25
Hebr. een geest der valscheyt. ofte, des leugens. D. die den mensche valscheyt ende leugen in geeft. Alsoo wort genaemt de geest der hoererye, die den mensche tot het geestlicke hoerdom, dat is, tot afgoderye verleydt, Hos. 4.12. de geest der onreynicheyt, die tot geestelicke onreynicheyt verweckt, Zachar. 13.2. de geest der dwalinge, die dwalinge voortbrengt, 1.Ioh. 4.6.
margenoot26
Siet 1.Reg. 22. op vers 22.
margenoote
Iob 12.20. Iesa. 19.14. Ezech. 14.9.
margenoot27
Verstaet, aller: welck woordeken uytgedruckt is, 1.Reg. 22. vers 23.
margenootf
Ierem. 20.2. Marc. 14.65. Actor. 23.2.
margenoot28
Vergel. 1.Reg. 20.30. ende de aent.
margenoot29
Hebr. tot mijn wederkomen in vrede.
margenoot30
Hebr. weder-komende weder-komt.
margenoot31
Hy spreeckt sonder twijffel de omstanders toe, die daer uyt vele stammen by een waren, om haer tot getuygen te nemen van het gene hy daer stracks gesproken hadde.
margenoot32
And. ick sal my verstellen, ende inden strijt komen. ofte, als hy sich verstelde, ofte verkleedde, ende in den strijt wilde komen. Siet de verklaringe deser woorden, 1.Reg. 22. op vers 30.
margenoot33
T.w. in getale twee-en-dertich. 1.Reg. 22.31.
margenoot34
T.w. tot den Heere, om hulpe, gelijck uyt de volgende woorden af te nemen is.
margenoot35
Siet 1.Reg. 22. op vers 34.
margenoot36
Hebr. sloech. siet Gen. 8. op vers 21.
margenoot37
Namel. de Coninck Achab.
margenoot38
Vergel. 2.Reg. 9.23.
margenoot39
Also staet 1.Reg. 22.35. dat hy des avonts gestorven is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken