Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xix. Capittel.

Iosaphat wort door den Propheet Iehu berispt, vers 1, etc. Hy blijft te Ierusalem, ende stelt daerna over al in sijn lant Richteren, die hy vermaent tot trouwe bedieninge van haer ampt, 4. item in Ierusalem kerckelicke, ende burgerlicke Richteren, 8.

1

ENde Iosaphat de Coninck van Iuda keerde met vrede weder nae sijn huys tot Ierusalem.

2

Ende Ga naar margenoot1 Iehu de soon van Ga naar margenoot2 Hanani de Ga naar margenoot3 Siender ginck uyt, hem tegen, ende seyde tot den Coninck Iosaphat; Soudt ghy Ga naar margenoot4 den godtloosen helpen, ende die den HEERE haten, lief hebben? nu is daerom over u Ga naar margenoot5 van het aengesichte des HEEREN groote Ga naar margenoot6 toornicheyt.

3

Evenwel goede dingen zijn Ga naar margenoot7 by u gevonden: Ga naar margenoota want ghy de bosschen uyt den lande Ga naar margenoot8 wechgedaen, ende u herte Ga naar margenoot9 gericht hebt, om Godt te soecken.

4

Iosaphat nu woonde te Ierusalem: ende hy Ga naar margenoot10 tooch wederom uyt door het volck, Ga naar margenoot11 van Ber Seba aen, tot het geberchte Ephraims toe, ende Ga naar margenoot12dedese weder keeren tot den HEERE harer vaderen Godt.

5

Ende hy stelde Richteren in het lant, in alle vaste steden van Iuda, Ga naar margenoot13 van stadt tot stadt.

6

Ende hy seyde tot de Richteren, Siet wat ghy doet, want Ga naar margenoot14 ghy en houdet het gerichte niet den mensche, maer den HEERE, ende hy is by u Ga naar margenoot15 inde sake van't gerichte.

7

Nu dan, de verschrickinge des HEEREN zy op u lieden: Ga naar margenoot16 nemet waer, ende doet het: Ga naar margenootb want by den HEERE onsen Godt en is geen onrecht, Ga naar margenootc nochte Ga naar margenoot17 aenneminge van persoonen, nochte ontfanginge van Ga naar margenoot18 geschencken.

8

Daer toe stelde Iosaphat oock te Ierusalem [eenige] vande Leviten, ende vande Priesteren, ende vande Hoofden Ga naar margenoot19 der vaderen Israëls, over Ga naar margenoot20 het gerichte des HEEREN, ende over rechts-geschillen, als Ga naar margenoot21 sy weder te Ierusalem gekomen waren.

9

Ende hy geboodt hen, seggende; Doet alsoo inde vreese des HEEREN met getrouwicheyt, ende met Ga naar margenoot22 een volkomen herte.

10

Ende [in] alle geschil, het welcke van uwe broederen, die in hare steden woonen tot u sal komen, Ga naar margenoot23 tusschen bloet, ende bloet, Ga naar margenoot24 tusschen wet, ende gebodt, ende insettingen, ende rechten, so vermaent haer, datse niet schuldich en worden aen den HEERE, ende eene groote Ga naar margenoot25 toornicheyt over u, ende over uwe broederen zy: doet alsoo, ende ghy en sult niet schuldich worden.

11

Ende siet, Ga naar margenoot26 Amaria de Hooft-priester is over u in alle sake des HEEREN, ende Zebadia de sone Ismaëls, de Vorst van het huys Iuda in alle sake des Conincks; oock zijn Ga naar margenoot27 de Ampt-lieden, de Leviten, Ga naar margenoot28 voor u aengesicht: weest sterck, ende doet het, ende de HEERE sal met Ga naar margenoot29 den goeden zijn.

margenoot1
Siet van desen Propheet, 1.Reg. 16. op vers.1.
margenoot2
Siet van desen oock, bov. 16.7.
margenoot3
D. Propheet. siet 1.Sam. 9. op vers 9. ende bov. 9. op vers 29.
margenoot4
N. Achab, den welcken hy geholpen hadde tegen de Syriers, bov. 18.3, etc.
margenoot5
Hebr. van voor het aengesichte des Heeren.
margenoot6
Die Iosaphat eenichsins gevoelt hadde, bov. 18.31. ende naderhant noch gevoelt heeft, ond. 20.1.
margenoot7
T.w. niet die uyt sijne natuere maer uyt de genade der weder-geboorte waren, want Godt onderhout, ende beloont uyt genade sijne eygene gaven, alsoo Nehem. 9.8. Luc. 12.43. Actor. 13.22.
margenoota
2.Chron. 17.4, 6.
margenoot8
Het Hebreeusch woort beteeckent oock aensteken, verbranden. Exod. 35.3. Lev. 6.12. bov. 4.20. Voor wechdoen ist genomen 2.Sam. 4.11. 1.Reg. 21.21. 2.Reg. 23.24.
margenoot9
Te weten, door de kracht der genade Godes, die hem tot dit werck voor-gekomen was, hem daer toe gevende verstant, wille, ende vermogen, Eph. 2.10. Phil. 2.13. Vergel. bov. 12. de aenteeck. op vers 14.
margenoot10
Hebr. Hy quam weder, ende ginck uyt. And. bekeert zijnde, (T.w. door de vermaninge des Propheten) tooch hy uyt.
margenoot11
Dat is, van het Suyt-eynde sijns Coninckrijcks, het welcke was de stadt BerSeba, tot het Noort-eynde, het welcke was het geberchte Ephraims.
margenoot12
T.w. van de afgoderye, valsche Godesdiensten, ende godtloosheyt des levens.
margenoot13
Hebr. voor stadt, ende stadt, dat is, in elcke stadt.
margenoot14
D. ghy en bedienet dit Richterschap niet eygentlick in den name, ende uyt last van een mensche, maer in den name, ende uyt last van Godt, den welcken het gerichte toebehoort, ende die u daer in gestelt heeft, om sijne plaetse te bewaren.
margenoot15
D. in de rechts-handelingen, geschillen, ende Processen die u sullen mogen voorkomen. Siet Psal. 82.1.
margenoot16
T.w. u ampt, ten eynde dat ghy het behoorlick uytvoert.
margenootb
Deut. 32.4. Rom. 9.14.
margenootc
Deut. 10.17. Iob 34.19. Actor. 10.34. Rom. 2.11. Galat. 2.6. Ephes. 6.9. Coloss. 3.20. 1.Pet. 1.17.
margenoot17
Hebr. opneminge des aengesichts. Siet Levit. 19.15. ende Deut. 1.17. met de aenteeck.
margenoot18
Hebr. geschenck, D. eenich geschenck, of geschencken.
margenoot19
Dat is, der vaderlicke huysgesinnen, die onder het gebiet Iosaphats stonden.
margenoot20
Verst. door het gerichte des Heeren, ende de rechts-geschillen, kerckelicke, ende politijcke saken, ende vergel. hier mede vers 11.
margenoot21
Hebr. eygentlick, ende sy quamen weder, ofte, waren weder gekomen te Ierusalem. D. als sy weder gekomen waren. N. Iosaphat, ende die met hem door het gantsche lant getrocken waren, om over al in kerckelicke, ende burgerlicke saken de Godtlicke ordinancien in te voeren. Andere vertalen dit aldus: Over de gerichts-saken, ofte rechts-handelingen, als die weder quamen te Ierusalem, T.w. als die daer by forme van appell gebracht waren: met dit verstant, dat dese Rechters te Ierusalem gestelt wierden om de geschillen af te handelen, als de selve van de partyen door appell te Ierusalem quamen. ofte als de Onder-richters in eenige donckere sake te Ierusalem verschenen, om daer raet te vragen, ende verklaringe te hebben, over 't gene sy niet en verstonden.
margenoot22
D. met een oprecht, onvervalscht, ende onstraffelick gemoet. Vergel 1.Reg. 8. op vers 67.
margenoot23
D. aengaende het onderscheyt, ende oordeel over eenigen dootslach, ofte quetsure. Siet Deut. 17. vers 8.
margenoot24
Dat is, rakende het oordeel over de onderhoudinge ofte overtredinge der wetten ende geboden, ende wat daer aen kleeft. siet van 't onderscheyt deser vier woorden, Genes. 26. op vers 5. item Deu. 5. op vers 31. ende 1.Reg. 2. op vers 3.
margenoot25
D. straffe van den Heere. Vergel. ond. 28.13. ende de aenteeck.
margenoot26
Hier uyt verstaetmen dat te Ierusalem twee onderscheydene opperste richter-stoelen geweest zijn: de eene die over geestelicke saken, ende de andere die over politijcke geschillen oordeelen moeste: tot dewelcke men van alle andere gerechten uyt het gansche lant appelleeren mochte. Vergel. Deut. 17.8, etc. item Exod. 18.26. Deut. 1.15.
margenoot27
Siet 1.Chron. 26.29. ende 't volg. met d'aenteeck.
margenoot28
Dat is, tot uwen besten, bereyt om u te dienen. Siet gelijcke maniere van spreken, Genes. 13. op vers 9.
margenoot29
T.w. menschen, ofte persoonen, die het goede voor hebben, ende pogen voor te staen: ofte met de goede sake.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken