Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het x. Capittel.

Iob vernieuwende sijne klachten keert sich tot Godt, vers 1, etc. Verhaelt eenige poincten, daer over hy sich beklaegt, 3. gebruyckt redenen, om sijne sware straffen af te bidden, 9. verklaert dat sijne plagen onvermydelick waren, 13. groot, 16. ende veelderley, 17. hy wenscht niet geboren te zijn, 18. doch nu wat verquickt te worden, eer de doot hem overkomt, 20. die hy beschrijft, vers 22.

1

MIjne ziele is verdrietich Ga naar margenoot1 over mijn leven; ick sal mijne klage Ga naar margenoot2 op my laten, ick sal spreken in Ga naar margenoot3 bitterheyt mijner ziele.

2

Ick sal tot Godt seggen, Ga naar margenoot4 En verdoemt my niet: doet my weten, Ga naar margenoot5 waer over ghy met my twistet.

3

Ist u Ga naar margenoot6 goet, dat ghy verdruckt? dat ghy verwerpt Ga naar margenoot7 den arbeyt uwer handen? ende over den raet der godtloosen Ga naar margenoot8 schijnsel geeft?

[Folio 235v]
[fol. 235v]

4

Hebt ghy Ga naar margenoot9 vleeschelicke oogen? siet ghy, gelijck een mensche siet?

5

Ga naar margenoot10 Zijn uwe dagen, als de dagen van een mensche? zijn uwe jaren, als de dagen eens mans,

6

Ga naar margenoot11 Dat ghy ondersoeckt nae mijne ongerechticheyt, ende nae mijne sonde Ga naar margenoot12 verneemt?

7

Ga naar margenoot13 Het is in uwe wetenschap, dat ick Ga naar margenoot14 niet godtloos en ben: nochtans en isser niemant, die uyt uwe hant Ga naar margenoot15 verlosse.

8

Uwe handen Ga naar margenoot16 doen my smerte aen, hoewelse my gemaeckt hebben: t'samen Ga naar margenoot17 rontom [my] zijnse, ende ghy verslindt my.

9

Gedenckt doch, dat ghy my Ga naar margenoota als leem Ga naar margenoot18 bereydt hebt, ende my tot stof sult doen wederkeeren.

10

Ga naar margenootb Hebt ghy my niet Ga naar margenoot19 als melck gegoten, ende my als eenen kaes doen runnen?

11

Met vel, ende vleesch hebt ghy my bekleedet: met beenen oock, ende senuen hebt ghy my Ga naar margenoot20 t'samen gevlochten:

12

Ga naar margenoot21 Benevens het leven hebt ghy weldadicheyt aen my gedaen: ende uwe Ga naar margenoot22 opsicht heeft Ga naar margenoot23 mijnen geest bewaert.

13

Maer Ga naar margenoot24 dese dingen hebt ghy verborgen in u herte, ick weet Ga naar margenoot25 dat dit by u geweest is.

14

Indien ick sondige, so sult ghy my Ga naar margenoot26 waernemen; ende van mijne misdaet en sult ghy my niet Ga naar margenoot27 onschuldich houden.

15

So ick godtloos ben, wee my, ende ben ick rechtveerdich, ick en sal Ga naar margenoot28 mijn hooft niet opheffen, ick ben Ga naar margenoot29 sadt van schande; maer aensiet mijne elende.

16

Want Ga naar margenoot30 sy verheft haer: Ga naar margenoot31 gelijck Ga naar margenootc een felle leeuw jaegt ghy my, Ga naar margenoot32 ghy keert weder ende stelt u wonderlick tegen my.

17

Ghy vernieuwt uwe Ga naar margenoot33 getuygen tegen over my, ende vermenichvuldicht uwen toorn tegen my: Ga naar margenoot34 verwisselingen, ja een Ga naar margenoot35 heyrleger, zijn tegen my.

18

Ga naar margenootd Ende waerom hebt ghy my uyt de baer-moeder voortgebracht? Och dat ick den Ga naar margenoot36 geest gegeven hadde, ende geen ooge Ga naar margenoot37 my gesien en hadde!

19

Ick soude zijn als of ick niet geweest en ware: van Ga naar margenoot38 [moeders] buyck soude ick tot het graf gebracht zijn geweest.

20

Zijn mijne dagen niet weynich? Ga naar margenoot39 houdt op: Ga naar margenoot40 sett van my af, dat ick my een weynich verquicke;

21

Eer ick henen gae, (ende niet Ga naar margenoot41 weder en kome) Ga naar margenoot42 in een lant der duysternisse, ende der Ga naar margenoot43 schaduwe des doots,

22

Een stick-doncker lant, als de duysternisse selve, de schaduwe des doots, ende sonder Ga naar margenoot44 ordeningen, Ga naar margenoot45 ende het geeft schijnsel als de duysternisse.

margenoot1
Verstaet over de elende mijns levens.
margenoot2
D. ick en sal de selve niet laten ophouden, maer wilse den toom los geven, dat ick mijn herte met treuren, ende kermen uytstorte.
margenoot3
Siet bov. 7.11. ende d'aenteeck. daer op.
margenoot4
Dit woort beteeckent yemant onrechtveerdich, ende strafbaer verklaren. Siet Deut. 25. op vers 1. alsoo 1.Reg. 8.32. Psal. 94.21. Prov. 17.15. Rom. 8.34.
margenoot5
D. welck de reden zy des twistes. Want ick hebbe u gevreest, ende gedient met eene goede conscientie: ende evenwel hebt ghy my alle dese elende laten overkomen.
margenoot6
D. eerlick, profijtelick, ofte vermakelick.
margenoot7
D. my, u schepsel dat ghy gemaeckt hebt. Het Hebr. woordeken beteeckent een werck, dat seer neerstelick voltrocken is, als tot vermoeytheyt toe.
margenoot8
Godt wort geseyt over yet, ofte yemant te schijnen, ofte schijnsel te geven, als hy sijnen segen geeft, ende weldadicheyt bewijst. Alsoo ond. 29.3. Vergel. Num. 6. op vers 25.
margenoot9
Hebr. oogen des vleesches: dat is, oogen der menschen, die nae het uyterlicke plegen te oordeelen, ende door affecten gedreven te worden, sonder wel acht te geven op de waerheyt der sake, ende den eysch des rechts.
margenoot10
De sin is, Hebt ghy tijt van doene, als een wereltsch richter, om kennisse van saken te nemen, eer ghy kondt u oordeel strijcken?
margenoot11
T.w. door dese bittere smerte die ick lijde, ende alle de andere straffen die ghy my toegesonden hebt, dewelcke my alle gelijck tormenten zijn, daer mede ghy my schijnt te pijnigen, om my de bekentenisse mijner misdaden uyt te persen.
margenoot12
Even als of alle dingen u ten vollen niet bekent en waren.
margenoot13
D. ghy weet het, dat ick, etc. Vergel. de maniere van spreken met Hos. 10.10. ende siet de aenteeck. aldaer.
margenoot14
D. geen huychelaer, nochte heymelick booswicht gelijck ick gescholden worde.
margenoot15
T.w. my, die onschuldich ben van de lasteren, daer mede mijne vrienden my beswaren.
margenoot16
De sin is, dat de handen Godts, die Iob gemaeckt hadden, nu scheenen den selven door dese grouwelicke straffen, niet alleene te willen bedroeven, maer gantsch te willen verderven. Andre setten 't Hebr. woort over, maken, formeren, bearbeyden, ofte fatsoeneren: waer uyt dan de over-settinge aldus staet: Uwe handen hebben my bearbeyt, ende gemaeckt: te weten, met groote konste, ende neersticheyt.
margenoot17
T.w. om my smerte aen te doen. ofte, om my, dien ghy gemaeckt hebt, te onderhouden, ende te regeren in dit leven. Psal. 139.3. Act. 17.27, 28. And. t'samen om, ende om, al wat ick ben, T.w. heeft hy my gemaeckt. Dit geheele vers wort oock aldus overgeset: uwe handen hebben my bearbeydt, ende my gemaeckt: nochtans t'samen rontom henen verslindt ghy my. ofte, ende my gemaeckt, t'samen om, ende om: ende sult ghy my verslinden?
margenoota
Genes. 2.7. ende 3.19.
margenoot18
D. uyt het zaet mijner ouderen voortgekomen van Adam, wiens lichaem uyt der aerde was geschapen, ende gefatsoeneert, gelijck een pot-backer uyt het leem een vat toemaeckt, ende dat ghy my wederom in stof, ende aerde veranderen sult. De sin is, gedenckt dat ick van eene swacke, ende teere conditie ben, ende handelt daerom met my sachtelicker.
margenootb
Psal. 139.15, 16.
margenoot19
Dit is gesproken by gelijckenisse, om uyt te drucken eene seer wonderbare werckinge des Heeren, waer door de mensche nae de order van Godt in de nature gestelt, in sijns moeders lichaem ontfangen wort. Vergel. Psal. 139.14, 15, 16.
margenoot20
T.w. gelijck de tuyningen, ende heyningen met wissen, ende buychsame teenen t'samen gehecht worden. and. overdeckt.
margenoot21
D. ghy en hebt my niet alleen het leven gegeven, maer oock in het selve vele weldaden bewesen, rakende soo wel de bewaringe, ende onderhoudinge des selven, als de geduerige regeringe.
margenoot22
Ofte besoeck, Dat is, sorge, ende toesien.
margenoot23
D. mijne ziele, waer door ick leve.
margenoot24
D. dese plagen, ende straffen. Als of hy seyde; Ghy hebt my te vooren wel vele weldaden bewesen, maer dit quaet dat my nu overkomt, hebt ghy in u selven verborgen gehouden, ende my niet geopenbaert.
margenoot25
D. dat ghy in u selven besloten hadt, my dese straffen toe te senden, ende dit groot verdriet aen te doen.
margenoot26
T.w. om my te straffen. Vergel. ond. 14.16. ende 31.4. And. so ick gesondicht hebbe, sult ghy daerom over my de wachte houden, ende my van mijne misdaet niet ontschuldich verklaren? Vergel. bov. 7.12.
margenoot27
Ofte suyver.
margenoot28
Die worden geseyt haer hooft op te heffen, dewelcke goeden moet gekregen hebbende, wat beters verwachten. Luc. 21.28.
margenoot29
Dat is, vervult ende overstelpt van schande. Siet bov. 7. op vers 4. And. wort versadicht met de schande, te weten, die ick nu lijde, ende aensiet, etc.
margenoot30
T.w. de elende.
margenoot31
'T is eene gelijckenisse genomen van de leeuwen, die het wildt met groot gewelt, ende grouwsaemheyt najagen.
margenootc
Ies. 38. vers 13. Thren. 3.10.
margenoot32
Hy klaecht dat Godt niet alleen met eene, ofte twee vreeselicke plagen over hem gekomen was, maer dat hy daer na weder-gekeert zijnde, met andere plagen sich in't straffen van sijnen persoone seer vreemt, ende seltsaem vertoont hadde.
margenoot33
D. straffen ende plagen, die van uwe gramschap getuygenisse geven.
margenoot34
Te weten, der qualen: dat is, verscheydene elenden, ende katijvicheden, die al by beurten op malkanderen gehoopt, ende getast worden. And. uytdelgingen. Soo soude hy sijne plagen naemen, om datse hem uytroeyden.
margenoot35
Soo worden sijne elenden genaemt, van wegen hare menichte, gewelt, ende grouwsaemheyt.
margenootd
Iob 3.11.
margenoot36
T.w. in mijns moeders lichaem, eer ick ter werelt quam.
margenoot37
T.w. levendich.
margenoot38
Siet bov. 3. op vers 10.
margenoot39
T.w. van my dus te straffen.
margenoot40
D. houdt op van my te belegeren. Vergel. Psal. 3.7. Iesa. 22.7.
margenoot41
T.w. in dit tijdelicke leven.
margenoot42
D. in't graf. het welcke oock duysternisse genaemt wort, ond. 17.13.
margenoot43
Dat is, doodelicke schaduwe. Verst. eene seer dicke, ende donckere schaduwe, die met de doot vereenicht is: gelijck daer is des grafs schaduwe. Alsoo in't volg. vers.
margenoot44
T.w. van dach, ende nacht, licht ende duysternisse, somer, ende winter, lente, ende herfst, hitte, ende koude. De sin is, dat dese veranderingen des lochts, ende des tijts, die by beurte malcanderen achtervolgen, in de donckerheyt des grafs niet gesien en worden, zijnde daer anders niet dan enckele confusie.
margenoot45
D. het klaerste, dat in't graf is, is anders niet dan dicke, tastelicke, ende eyselicke donckerheyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken