Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xx. Capittel.

Zophar verklaert oorsake te hebben, om Iob te antwoorden, vers 1, etc. vertoogt dat het geluck der godtloosen haest vergaet, 4. dat Godt de selve in alle dingen veelvuldelick plaegt, 10. het besluyt deses vertoogs, 29.

1

DOe antwoordde Zophar de Naamathiter, ende seyde;

2

Ga naar margenoot1 Daerom doen mijne Ga naar margenoot2 gedachten my Ga naar margenoot3 antwoorden: ende over sulcx is mijn verhaesten Ga naar margenoot4 in my.

3

Ick hebbe aengehoort eene bestraffinge, Ga naar margenoot5 die my schande aen doet: maer de Ga naar margenoot6 geest sal Ga naar margenoot7 uyt mijn verstant voor my antwoorden.

4

Weet ghy dit? van altoos af, van dat Ga naar margenoot8 [Godt] den mensche op de werelt geset heeft,

5

Ga naar margenoota Dat het Ga naar margenoot9 gejuych der godloosen Ga naar margenoot10 van nae by geweest is, ende de vreuchde des huychelaers voor een oogenblick?

[Folio 240r]
[fol. 240r]

6

Wanneer sijne hoocheyt Ga naar margenoot11 tot den hemel toe op klomme; ende sijn hooft tot aen de wolcken raeckte:

7

Sal hy gelijck Ga naar margenoot12 sijn dreck in eeuwicheyt vergaen: die hem gesien hadden, sullen seggen, Waer is hy?

8

Hy sal wech vliegen Ga naar margenoot13 als een droom, datmen hem niet vinden en sal: ende hy sal verjaecht worden, als een Ga naar margenoot14 gesichte des nachts.

9

De ooge die hem sach, Ga naar margenoot15 en sal't niet meer doen: ende Ga naar margenoot16 sijne plaetse en sal hem niet meer aenschouwen.

10

Sijne kinderen sullen soecken de arme Ga naar margenoot17 te behagen: ende sijne handen sullen Ga naar margenoot18 sijn vermogen moeten weder uyt keeren.

11

Sijne beenderen sullen vol Ga naar margenoot19 sijner verborgene [sonden] zijn: welcker Ga naar margenoot20 elck een met hem op het stof neder liggen sal.

12

Indien het Ga naar margenoot21 quaet in Ga naar margenoot22 sijnen mont Ga naar margenoot23 soet is, hy dat Ga naar margenoot24 verbergt onder sijne tonge,

13

Hy Ga naar margenoot25 dat spaert, ende het selve niet en verlaet, maer dat in't midden van sijn gehemelte inhoudt;

14

Sijne Ga naar margenoot26 spijse sal in sijn ingewant verandert worden: galle Ga naar margenoot27 der adderen salse Ga naar margenoot28 in't binnenste van hem zijn.

15

Hy heeft goet Ga naar margenoot29 ingeslockt, maer Ga naar margenoot30 sal het uytspouwen: Godt sal 't uyt sijnen buyck uytdrijven.

16

Het vergift der adderen sal hy suygen: de tonge der slange sal hem dooden.

17

Ga naar margenoot31 De stroomen, rivieren, beken Ga naar margenoot32 van honich, ende boter, en sal hy niet sien.

18

Den Ga naar margenoot33 arbeyt sal hy Ga naar margenoot34 wedergeven ende niet Ga naar margenoot35 inslocken: Ga naar margenoot36 nae't vermogen sijner veranderinge, so en sal hy van vreuchde niet opspringen.

19

Om dat hy onderdruckt heeft, de arme verlaten heeft, Ga naar margenootb een huys gerooft heeft, Ga naar margenoot37 dat hy niet opgebouwt en hadde.

20

Ga naar margenoot38 Om dat hy geen ruste Ga naar margenoot39 in sijnen buyck gekent en heeft: so en sal hy van sijn Ga naar margenoot40 gewenscht goet niet uyt-behouden.

21

Daer en sal niets overich zijn dat hy ete: daerom en sal Ga naar margenoot41 hy niet wachten nae sijn goet.

22

Ga naar margenoot42 Als sijne genoechsaemheyt sal vol zijn, sal hem bange zijn: Ga naar margenoot43 alle hant des elendigen sal over hem komen.

23

Daer Ga naar margenoot44 zy [wat] om sijnen buyck te vullen, [Godt] sal over hem de hitte sijns toorns senden, ende over hem Ga naar margenoot45 regenen Ga naar margenoot46 op sijne spijse.

24

Ga naar margenoot47 Hy zy gevloden vande ysere wapenen, de stalen boge sal hem Ga naar margenoot48 doorschieten.

25

Men sal [het Ga naar margenoot49 sweert] uyttrecken, 'tsal uyt het lijf uytgaen, ende Ga naar margenoot50 glintserende uyt Ga naar margenoot51 sijne galle voortkomen: verschrickingen sullen over hem zijn.

26

Alle Ga naar margenoot52 duysternisse sal verborgen zijn in Ga naar margenoot53 sijne schuyl-plaetsen; Ga naar margenoot54 een vyer, dat Ga naar margenoot55 niet opgeblasen is, sal hem verteeren: Ga naar margenoot56 den overigen in sijne tente sal't qualick gaen.

27

Ga naar margenoot57 Den hemel sal sijne ongerechticheyt openbaren; ende de aerde sal haer tegens hem opmaken.

28

De inkomste van sijn huys sal Ga naar margenoot58 wech-gevoert worden: Ga naar margenoot59 't sal al henen vloeyen inden Ga naar margenoot60 dach sijnes toorns.

29

Dit is het Ga naar margenoot61 deel des godtloosen menschen van Godt, ende de Ga naar margenoot62 erve Ga naar margenoot63 sijner redenen van Godt.

margenoot1
D. om het gene dat Iob recht te vooren gesproken hadde bov. 19.29. dreygende sijne vrienden met Godts straffe, uyt oorsake van haer verkeert oordeel, ende quaet spreken.
margenoot2
Siet van dit woort bov. 4. op vers 13.
margenoot3
And. wederkeeren: te weten, om Iob te antwoorden: want dit hadde hy te vooren noch eens gedaen, bov. cap. 11.
margenoot4
And. Om mijnent wille. Te weten, om mijne eere te verdedigen.
margenoot5
Hebr. eene bestraffinge, ofte, tucht mijner schande; dat is, die met mijne schaemte, ende schande vereenicht is, overmits Iob ons daer in bestraft van onwetentheyt, ende onbeleeftheyt: alsoo mijne schande, ofte, schaemte, voor het gene, dat my schande aendoet, ofte beschaemt maeckt. 1.Sam. 13.13. boven 19.5.
margenoot6
Verstaet den H. Geest, van den welcken de rechte wetenschap, ende uytsprake voortkomt. Num. 11.29. 1.Corint. 12.11. Ofte verstaet de ziele des menschen, die niet alleen met redelick verstant begaeft is, door de scheppinge, maer oock met over-naturelicke wetenschap verlicht wort door de wedergeboorte.
margenoot7
D. uyt welgestelde, ende gematichde sinnen, ende niet uyt toornigen gemoede, ende quade passie. ofte, boven mijn verstant.
margenoot8
Vergel. bov. 3. op vers 20. also onder vers 23, ende 25. alwaer het woort Godt oock ingevoecht is.
margenoota
Psal. 37.35, 36.
margenoot9
Ofte, het vreuchden-geschrey: dat is, de blijtschap, ende vreuchde, voortkomende uyt den tijdelicken voorspoet.
margenoot10
D. van onlancks begonnen. Alsoo worden de nieuwe Goden genoemt, Goden van naeby gekomen, Deuter. 32.17. D. onlancks opgekomen. Vergel. bov. 17.12.
margenoot11
D. seer uytstake. siet Gen. 11. op vers 4.
margenoot12
Vergel. 1.Reg. 14.10.
margenoot13
D. seer hastelick, ende schielick: want gelijck de gedachtenisse des drooms selve seer lichtelick verdwijnt, alsoo en vintmen oock gemeenelick niet, wanneermen wacker wort 'tgene men gedroomt heeft. Ies. 29.7, 8.
margenoot14
T.w. dat den mensche in sijnen droom vertoont wort.
margenoot15
Hebr. en sal niet toedoen: dat is, en sal hem niet meer sien. verg. Gen. 8. op Vers 10.
margenoot16
D. hy en sal in sijne plaetse niet meer gesien, noch gevonden worden. Siet boven cap. 7. op vers 10.
margenoot17
T.w. om datse noch armer souden worden, dan de gemeene arme, ofte om datse vreesen souden vande arme, die van hare ouderen gewelt geleden hadden, voor het gerichte betrocken te worden.
margenoot18
D. sijn goet, dat hy met gewelt den armen onttrocken heeft.
margenoot19
Vergelijckt Psal. 90.8. ende de aent. Sommige verstaen't van de sonden der jeucht, verstaende de sonden inden tyt sijner jonckheyt begaen, mitsgaders de plagen, ende de sieckten, die de sonden der jonckheyt plegen na te volgen, als rechtveerdige oordeelen Godts.
margenoot20
T.w. der beenderen, vol vande plagen sijner sonden, de welcke hem alle tot de doot toe by blijven sullen. And. elk een, T.w. der heymelicke sonde sijner jonckheyt. De sin comt op een uyt.
margenoot21
T.w. der sonde, ende boosheyt. Alsoo Gen. 6.5. 1.Sam. 17.28. Psal. 28.4, etc.
margenoot22
D. in sijn oordeel, ende beweginge. Alsoo is 't woort mont in het tegen-deel genomen, Psa. 119.103.
margenoot23
Dat is, aengenaem, ende vermakelick, als eene lieflijcke spijse in de mont: want gelijck dese wat in de mont gehouden zijnde, den mensche somtijts wel voor een wijle vermaeckt, maer daer na seer bitterlick opkomt, ofte in het lijf weedom veroorsaeckt, alsoo sal de sonde voor eenen tijt lanck den mensche wel wat genoechte geven, maer de straffe, die daer op volcht, is met groote smerte vereenicht. Vergel. Prov. 5.3, 4.
margenoot24
T.w. om den smaeck, dat is, het vermaeck der sonde te langer te behouden. Vergel. het volgende vers.
margenoot25
T.w. dat quaet der sonde, het welcke hier, als vooren by eene spijse vergeleken wort.
margenoot26
Hebr. sijn broot. Hy blijft in de voorgaende gelijckenisse.
margenoot27
Welcker vergift seer haestelick doodt.
margenoot28
D. in syn herte, ofte ziele. Alsoo 1.Reg. 3.28. Psal. 49.12. ende 51.12. ende 55.5. ende 62.5. ende 94.19. Ier. 9.8. ende 31.33.
margenoot29
D. met groote greticheyt, giericheyt, ende onversadelicke begeerte vergadert. Hy oordeelt dat Iob sijn goet qualick gekregen hadde.
margenoot30
Dat is, sijne sonden, ongerechticheden, ende geroofde middelen sullen hem soo bekomen, als eenen, die sijne spijse pijnelick uytwalcht, ofte als het sterckste vergift, dat yemant ingedroncken heeft.
margenoot31
Verstaet hier mede eenen grooten, ende rijcken overvloet van allerley goederen. Alsoo Psal. 46.5. Iesa. 41. vers 18. Ioan. 7.38.
margenoot32
Door dese dingen, ende andere, worden in de Heylige Schrift te kennen gegeven seer uytnemende segeningen, dit tijdelicke leven rakende. siet Exod. 3.8. 2.Reg. 18.32. ond. 29.6. ende de aenteeck.
margenoot33
Dat is, anderer luyden goet, dat sy door haren arbeyt gewonnen hadden. Alsoo Deut. 28.33. Iob 39.14. Psal. 78.46. ende 109.11.
margenoot34
T.w. aen de gene, die hy onrecht gedaen, ende het hare gerooft hadde, zijnde tot dese wedergevinge van de Overicheyt gedwongen.
margenoot35
D. niet verdoen, nochte genieten. Dit en strijt niet tegen het inslocken, daer van gesproken is vers 15. want dat is te verstaen van het onrechtveerdich verkrijgen, ende het besitten voor eenen tijt; maer dit van het geduerich gebruyck.
margenoot36
T.w. nae sijn vermogen: dat is, nae dat hy rijck ende machtich geweest is, sal hy arm ende katijvich worden, het welcke genaemt wort sijne veranderinge. Ofte, nae de mate, grootheyt, ende veelheyt van het goet, dat hy gestoolen, ofte gerooft heeft, sal sijne wedergevinge moeten zijn: ende dese wort sijne veranderinge genaemt, om dat hy daer door arm wort die rijck was.
margenootb
Eccles. 5.12.
margenoot37
And. ende hy en heeft het niet gebouwt. D. hy heeft de huysen wel gerooft, maer en heeft den armen geene huysen gebouwt.
margenoot38
D. om dat hy eenen onversadelicken buyck gehadt heeft. siet vers 15.
margenoot39
D. in sijn herte, ofte binnenste. Siet bov. 15. op vers 2. ofte, in sijnen persoon, zijnde een deel voor het geheele genomen.
margenoot40
Hebr. wensch, ofte begeerte. D. gewenschte ofte begeerlicke dingen.
margenoot41
T.w. overmits hy door sijnen noot soo t'eenemael sal vallen, dat hy geene uytkomste sien en sal, om yet beters te verwachten.
margenoot42
Dat is, als hy goets, ende rijckdoms genoech sal hebben, om geluckelick sijn leven over te brengen.
margenoot43
D. alle arme, die van hem berooft zijn, ende beroyt gemaeckt, sullen het hare weder soecken te krijgen.
margenoot44
D. genomen datter eenigen voor-raet der spijse, ende dranck zy om hem te versadigen.
margenoot45
T.w. sijne plagen, ende rechtveerdige straffen. Vergel. Psal. 11.7.
margenoot46
T.w. datse hem niet en bekome. And. als hy eet. Verg. Num. 11.33.
margenoot47
D. genomen dat hy door de vlucht een perijckel ontkomen zy, een ander sal hem treffen. Dit selve wort met andere manieren van spreken oock uyt gedruckt, Ies. 24.18. Iere. 48.44. Amos 5.19.
margenoot48
Hebr. eygentlick doorgaen.
margenoot49
Het woort sweert, is begrepen in het woort schalaph, uyttrecken, het welcke meest van het sweert gebruyckt wort. siet Num. 22. versen 23, 31. Iud. 8.20. ende 9.54. ende 20. versen 2, 25. 1.Sam. 31.4. And. Hy (T.w. Godt) sal uytttrecken, etc. siet bov. versen 4, ende 23. ende ond. 21.17. ende Deut. 32.41, 42.
margenoot50
Hebr. de glintser, blick, ofte glants, te weten, des sweerts, dat is, de blinckende punt des sweerts. Alsoo wort het Hebr. woort genomen, Deut. 32.41. Ezech. 21.10, 15. Nahum 3.3. Hab. 3.11.
margenoot51
Verst. het binnenste sijns lichaems; waer mede beteeckent wort eene doodelicke plage, dat is, des boosen onderganck.
margenoot52
D. tegenspoet, ende rampsalicheyt, die hem Godt van wegen sijne boosheyt laet overkomen. Siet Gen. 15. op vers 12. sommige verstaen dat sijne schuyl-plaetsen daer hy sich in 't donckeren meende te verbergen, sullen licht zijn.
margenoot53
Verst. de schuyl-hoecken, ende heymelicke middelen, die de boose poogen uyt te vinden, om Godes oordeelen te ontgaen. De sin is, dattet soo verre is, van daer in eenige hulpe te sullen vinden, dat daer in oock anders niet voor hen wech geleyt en is dan tegenspoet, ende elende. Andere verstaen de opgeslotene rijckdommen der boosen, van dewelcke hy niet goets genieten, maer allerley verdriet krijgen soude. Siet van het Hebreeusch woort Psal. 17.14.
margenoot54
Verstaet den toorn ende de wrake Godts, de welcke by een vyer vergeleken wort. Siet Deuter. 32.22. met de aenteeck. Item Ies. 26.11. Ier. 15.14. Thren. 2.3.
margenoot55
D. niet aengesteken van eenich mensche, maer voortkomende van Godes rechtveerdich oordeel. Het schijnt dat hy siet op het gene, dat staet bov. 1.16. Men kan dit oock verstaen in het gemeyn van de oordeelen Godts ende het helsche vyer. Vergel. Iesa. 30.33.
margenoot56
Verstaet sijne huysgenooten, ende nakomelingen, die sijne boosheyt navolgen.
margenoot57
De sin is, dat alle schepselen, hemelsche, ende aerdsche, geestelicke, ende lichamelicke, levendige, ende levenloose, Gode ten dienste sullen staen, om sijne rechtveerdige oordeelen tegen de godtloose uyt te voeren.
margenoot58
D. wech geraken, versmelten, ende vergaen.
margenoot59
Hebr. zijn wech-vloeyende, ofte, uytgestort. in't getal van velen.
margenoot60
Verstaet den dach des toorns Godts: dat is, den gesetten tyt, in welcken Godt sijne gramschap bewijsen soude, met sijne rechtveerdige straffen uyt te senden. Vergel. ond. 24.1. Prov. 6.34. ende 11.4. Ies. 13.13. Thren. 2.21. Ezech. 22.24. Zeph. 1.15. Rom. 2.5.
margenoot61
Dat is, de loon, ofte straffe, den boosen van Godt nae sijn rechtveerdich oordeel toebescheyden.
margenoot62
Verstaet het selve, dat recht te vooren een deel genaemt is. Alsoo ond. 27.13 ende 31.2. Psal. 50.18. Ies. 17.14. ende 57.6. vers 13. ende 31.2.
margenoot63
D. van de lasterlicke propoosten, die de godtloose tegens Godt uytgieten. And. sijner uytsprake, van Godt: D. van het rechtveerdich vonnisse 'twelck Godt voorgenomen heeft tegens den godtloosen uyt te voeren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken