Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm xxix.

David vermaent de machtige deser werelt, om den waren Godt met sijne kercke te eeren ende te dienen, die sijne Majesteyt ende macht betoont door donder, blixem, ende water-vloeden: waer van hy sijne behoorlicke eere alleenlick ontfangt in sijne kercke, die hy oock segent ende behoudt.

1

EEn Psalm Davids. Gevet den HEERE, ghy Ga naar margenoot1 kinderen der machtigen, Ga naar margenoota gevet den HEERE eere ende sterckte.

2

Gevet den HEERE de eere sijns Naems; Ga naar margenoot2 aenbiddet den HEERE inde Ga naar margenoot3 heerlickheyt des heylichdoms.

3

De Ga naar margenoot4 stemme des HEEREN is op de Ga naar margenoot5 wateren, Ga naar margenootb de Godt Ga naar margenoot6 der eeren dondert; de HEERE is op de Ga naar margenoot7 groote wateren.

4

De stemme des HEEREN is met kracht; de stemme des HEEREN is met heerlickheyt.

5

De stemme des HEEREN breeckt de cederen; Ia de HEERE verbreeckt de cederen Ga naar margenoot8 Libanons.

6

Ende hy doetse huppelen als een calf; den Libanon, ende Ga naar margenoot9 Sirion, als een Ga naar margenoot10 jonck eenhoorn.

7

De stemme des HEEREN Ga naar margenoot11 houwter Ga naar margenoot12 vlammen vyers uyt.

8

De stemme des HEEREN doet de woestijne Ga naar margenoot13 beven; de HEERE doet de woestijne Ga naar margenoot14 Kades beven.

9

De stemme des HEEREN doet

[Folio 257r]
[fol. 257r]

de Ga naar margenoot15 hinden jongen werpen, ende Ga naar margenoot16 ontbloot de wouden: maer in sijnen Ga naar margenoot17 Tempel, seyt Ga naar margenoot18 [hem] een yegelijck eere.

10

De HEERE Ga naar margenoot19 heeft geseten over den Ga naar margenoot20 watervloet; ja de HEERE sitt, Ga naar margenootc Coninck in eeuwicheyt.

11

De HEERE sal sijnen volcke sterckte geven; de HEERE sal sijn volck segenen met Ga naar margenoot21 vrede.

margenoot1
D. ghy machtige, geweldige, die boven anderen in macht ende authoriteyt op aerden verheven zijt, Alsoo Psal. 89.7.
margenoota
Psal. 96.7, 8.
margenoot2
Ofte, buyget u voor den HEERE. Siet Genes. 24. op vers 26.
margenoot3
D. in sijnen Tabernakel, dien de groote Godt selfs met de heerlicke waer-teeckenen sijner genade verciert heeft. sommige meynen, dat David desen Psalm gedicht heeft, als hy de Arke des verbonts met groote vreuchde tot sich gehaelt hadde in Zion. 2.Sam. 6. om de groote op aerden (die gemeenlick trots ende hoochmoedich zijn) onder de krachtige hant deses eenigen waren Godts, die te Zion in sijn huys woonde, te vernederen, ende door sijn exempel te vermanen, dat sy desen Godt in sijne wooninge in alle nedricheyt souden komen eeren: waer toe hy in’t volgende oock gebruyckt de beschrijvinge van den donder deses Godts, voor welcken haer selfs d’Aldergrootste op aerden moeten ontsetten ende verschricken, ende dien volgens den Autheur daer van behooren te kennen, ende nae sijne instellinge te eeren. and. in cieraet der heylicheyt. ofte, met cieraet, etc.
margenoot4
Verst. den donder, ende het schrickelick geluyt van dien, als Psal. 18.14. ende 2.Sam. 22.14. Iob 28.26. ende 37.2, 4, 5. Psal. 46.7. ende 68.34. Iesa. 30.30, 31.
margenoot5
Men kan dit verstaen van de bovenste wateren, te weten, de wolcken, ende oock van de onderste, daer op de donder vreeslick geluyt maeckt. And. boven de wateren. D. heeft grooter ende stercker geluyt, als het bruysen der wateren. Siet hier van Ezech. 1.24. ende 43.2. Apoc. 1.15. ende 14.2. ende 19.6.
margenootb
Exod. 9.23.
margenoot6
D. de eerlicke, heerlicke Godt. als 1.Cor. 2.8.
margenoot7
Ofte, vele, geweldige.
margenoot8
Een seer vermaert geberchte, inde Schrifture dickwijls vermeldt, gelegen aen de noorder grensen van Canaan, geroemt van schoone cederboomen. Siet Iudic. 9. op vers 15.
margenoot9
Siet Deut. 3.9.
margenoot10
Hebr. een soon der eenhoornen.
margenoot11
Ofte, slaet. het Hebreeusch woort wort eygentlick van steen-houwen ende hout-houwen gebruyckt.
margenoot12
Verst. de vyer-vlammen des blixems, die Godt by den donder verspreyt, als of hyse uyt de wolcken hieuw, dat de vyerstralen over al springen.
margenoot13
And. maeckt datse in smerte ofte arbeyt komt. dat is, verschrickt de wilde gedierten der woestijne alsoo, datse voor den tijt den arbeyt op den hals krijgen.
margenoot14
Den Ioden bekent, waer door andere mede verstaen worden. Siet Num. 3.36, 37. ende elders meer.
margenoot15
Die (als te sien is Iob 39.4, 5, 6. ende de natuer-schrijvers betuygen) andersins swaerlick werpen. Ofte, doet de hinden in arbeyt komen.
margenoot16
T.w. van boomen, die door donder, blixem ende storm, van bladeren ontbloot, verbrant, uyt der aerden gescheurt ende neder-gevelt worden: item, van dieren, die de donder in de holen jaegt, datse in de wouden niet derven omloopen.
margenoot17
Ofte, Palleys, dat is, Tabernakel, als boven Psal. 27. vers 4. als of hy seyde: Godt laet sijne stemme door den donder over al hooren, maer in sijne gemeynte ende wooninge daer looft hem een yeder van hen, te weten der geloovigen, van wegen alle sijne groote daden in’t gemeyn, ende in ’t bysonder van de vooren verhaelde: waer henen David de Groote genoodigt heeft te komen, vers 1.
margenoot18
Ofte, spreeckt een yeder van [sijner] eere, ofte, glorie. And. al wat daer in is, te weten, in den Tempel, spreeckt [sijne] eere.
margenoot19
Ofte, sit in den watervloet, dat is, ten tijde des watervloets.
margenoot20
Dit verstaen vele van de Suntvloet, waer van het Hebr. woort in de H. Schrift alleenlick gebruyckt wort, daer over de Heere als President, Regent ende Richter geseten heeft, doch men kan’t voorts uytstrecken tot alle watervloeden, die Godt al te samen regeert ende stiert.
margenootc
Psal. 10.16.
margenoot21
D. met allerleye welvaert, bysonderlick in Christo, die onse vrede is. Siet Iudic. 6. op vers 24.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken