Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm xliiij.

De kercke troost ende sterckt haer selven door betrachtinge van Godts voorige weldaden, maer stelt hem daer tegens wijtloopich ende seer klaechlick voor, haren tegenwoordigen elendigen staet onder ’t gewelt harer vyanden, waerinne sy protesteerende van hare volstandicheyt in geloove ende gehoorsaemheyt, smeeckt om verlossinge.

1

EEn Ga naar margenoot1 onderwijsinge: voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah.

2

O Godt, wy hebben’t met onse ooren gehoort, onse Ga naar margenoot2 vaders hebben’t ons vertelt: ghy hebt een werck gewrocht in hare dagen, in de Ga naar margenoot3 dagen van outs.

3

Ghy hebt de Heydenen met uwe hant uyt de besittinge verdreven, maer Ga naar margenoot4 haerlieden Ga naar margenoota geplantt; ghy hebt de volcken Ga naar margenoot5 geplaecht, haerlieden daer en tegen doen Ga naar margenoot6 voortschieten.

4

Want sy hebben het lant niet ge-erft door haer sweert, ende haren arm heeft hen geen Ga naar margenoot7 heyl gegeven: maer uwe rechterhant, ende uwen arm, ende het Ga naar margenoot8 licht uwes aengesichts; om dat ghy een welbehagen in hen haddet.

5

Ghy selfs zijt Ga naar margenoot9 mijn Coninck, ô Godt; Ga naar margenoot10 gebiedt de verlossingen Ga naar margenoot11 Iacobs.

6

Door u sullen wy onse wederpartijders met Ga naar margenoot12 hoornen stooten: in uwen Name sullen wy vertreden die tegen ons opstaen.

7

Want ick vertrouwe niet op mijnen boge; ende mijn sweert en sal my niet verlossen.

8

Maer ghy verlost ons van onse wederpartijders; ende ghy maeckt onse haters beschaemt.

9

In Godt roemen wy den gantschen dach: ende uwen Naem sullen wy loven in eeuwicheyt, Ga naar margenoot13 Sela!

10

Maer [nu] hebt ghy ons Ga naar margenootb verstooten, ende te schande gemaeckt; dewijle ghy met onse krijchs-heyren niet uyt en treckt.

11

Ghy doet ons Ga naar margenoot14 achterwaerts keeren vanden wederpartijder: ende onse haters berooven [ons] Ga naar margenoot15 voor sich.

12

Ghy geeft ons over als Ga naar margenoot16 schapen ter spijse: ende ghy verstroyt ons onder de heydenen.

13

Ghy verkoopt u volck Ga naar margenoot17 om geene weerdye; ende ghy en Ga naar margenoot18 verhoogt haren prijs niet.

14

Ghy stelt ons onsen nabueren tot Ga naar margenootc smaet; tot spot ende schimp den genen, die rontom ons zijn.

15

Ghy stelt ons tot een spreeckwoort onder de heydenen: tot eene Ga naar margenoot19 hooft-schuddinge onder de volckeren.

16

Mijne schande is den gantschen dach voor my: ende de schaemte mijns aengesichts bedeckt my:

17

Om de stemme des hooners, ende des lasteraers; van wegen den vyant,ende den wraeck-gierigen.

18

Dit alles is ons overgekomen, nochtans en hebben Ga naar margenoot20 wy uwer niet vergeten; nochte valschelick gehandelt tegen u verbont.

19

Ons herte en is niet achterwaerts gekeert; noch onse ganck geweken van u Ga naar margenoot21 pat.

20

Hoewel ghy ons verplettert hebt in eene plaetse der Ga naar margenoot22 Draken; ende ons met eene Ga naar margenoot23 doots-schaduwe bedeckt hebt.

21

So wy den Naem onses Godts hadden vergeten; ende onse handen tot eenen vreemden Godt Ga naar margenoot24 uytgebreydt;

22

Soude Godt sulcx niet ondersoecken? want hy weet de verborgentheden des herten.

23

Ga naar margenootd Maer Ga naar margenoot25 om uwent wille worden wy den gantschen dach gedoodt; wy worden geacht als slacht-schapen.

24

Ga naar margenoot26 Waeckt op, waerom soudt ghy slapen, Heere? Ontwaeckt, en verstoot niet in eeuwicheyt.

25

Waerom soudt ghy u aengesicht verbergen? onse elende, ende onse onderdruckinge vergeten?

26

Want onse ziele is in’t Ga naar margenoot27 stof nedergebogen; onse buyck kleeft aen d’aerde.

27

Staet op, ons Ga naar margenoot28 ter hulpe, ende verlost ons om uwer goedertierenheyt wille.

margenoot1
Siet van desen tijtel, Psal. 42. op vers 1.
margenoot2
D. voor-vaders, voor-ouders, d’een voor d’ander na.
margenoot3
Hebr. dagen der Outheyt.
margenoot4
T.w. onse voorvaders.
margenoota
Exod. 15.17. Psal. 80.9
margenoot5
Hebr. quaet gedaen, dat is, in’t verderf gebracht, allerleye plagen aengedaen.
margenoot6
Als eenen wijnstock wijt ende zijt uyt-gespreyt. Siet Psal. 80.9, 10, etc.
margenoot7
Ofte, overwinninge. Siet 2.Sam. 8. op vers 6.
margenoot8
D. uwe genadige tegenwoordicheyt, gunste, ende bystant. Vergel. Psal. 43. op vers 3. ende Num. 6. op versen 25, 26.
margenoot9
Aldus spreeckt de Propheet hier, ende in’t volgende, in den naem van de kercke.
margenoot10
Als Psal. 42.9. Siet Levit. 25. op vers 21.
margenoot11
D. Iacobs nakomelingen, u volck Israel.
margenoot12
Eene gelijckenisse genomen van de gehoornde beesten. Siet Deut. 33. op vers 17.
margenoot13
Siet Psal. 3. op vers 3.
margenootb
Psal. 60.3. ende 74.1. ende 89.39. ende 108.12.
margenoot14
Dat is, doet ons vluchten voor onse vyanden. Ofte, hebt ons achterwaerts doen keeren, ende soo in’t volgende.
margenoot15
Sy rooven onse goet ende have tot haren profijt, makende haer rijck van het onse, dat sy gerooft hebben.
margenoot16
Hebr. schapen der spijse. dat is, diemen slacht ende op-eet. Vergel. vers 23.
margenoot17
Hebr. om geen goet, ofte, rijckdom: ofte, voor’t gene, dat geen rijckdom is, geen goet verstreckt. dat is, als om niet: sy worden wel als eene verkochte ware aen den vyant overgelevert, maer sonder prijs.
margenoot18
Hebr. vermeerdert, vergroot, niet in hare prijsen, ofte, prijseringen. de maniere van spreken schijnt genomen te zijn van de gewoonte, diemen hout in verkoopen, daermen gemeynlick den gebodenen prijs verhoogt, als de ware van eenige weerdije is. Maer de Propheet wil seggen, dat Godts volck alsoo verkocht wort, als of het de pijne niet weert was meer te eyschen, of te doen bieden, als de kooper ten eersten presenteerde, dat is te seggen, datse van seer kleyner weerde geacht zijn, ja snooder als gemeyne slaven, diemen soo op den eersten bodt noch niet en verkoopt, welcker prijs noch wel verhoogt wort. Vergel. Deut. 28.68. And. ghy doet geen voordeel, ofte, ghy vermeerdert, (dat is, ghy verrijckt,) u niet van haren prijs, ghy bekomt geen voordeel, ofte, gewin van haren prijs, om datse de vyant als voor niet wechneemt, dat het eygentlick geenen koop en kan verstrecken.
margenootc
Psal. 79.4. ende 80.7. Ierem. 24.9.
margenoot19
Siet 1.Reg. 9. op vers 8. ende 2.Reg. 19. op vers 21.
margenoot20
Dit is te verstaen van de vroome ende bestandige onder den volcke, die alhier clagen, datse dit niet lijden als boosdoenders ende afvallige van Godt, maer ter contrarie, om datse Godt ende sijn woort vastelick aenhangen, als sy betuygen vers 23.
margenoot21
Dat is, de geboden, daer inne ghy ons bevolen hebt te wandelen.
margenoot22
Hier door kanmen verstaen de Heydensche Tyrannen. Hebr. des draecks. anders der walvisschen, dat is, als in eene zee, dat is, in de aldergrootste nooden, uyterste perijckelen.
margenoot23
Siet Psal. 23. op vers 4.
margenoot24
Om dien t’aenbidden. Vergel. Exod. 9.29. 1.Reg. 8.22. Psal. 143.6.
margenootd
Rom. 8.35.
margenoot25
Om dat wy van u niet willen afwijcken, maer in u verbont volherden.
margenoot26
Menschelick van Godt gesproken, als elders dickwils, wanneer Godt sijne hulpe vertreckt: andersins en slaept noch en sluymert hy niet, Psal. 121.4.
margenoot27
Wy zijn ten uytersten vernedert, verdruckt, veracht, moedeloos ende verslagen. Vergelijckt Psal. 113.7. ende 119.25. item Thren. 3.29.
margenoot28
And. ons tot een volkomene hulpe, om uyt te drucken, dat het hebreeusch woort hier een letter meer heeft, als ordinaris. Vergel. Psal. 3. op vers 3. ende onder Psal. 63.8.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken