Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Lxxiij.

De Prophete beschrijft, door sijn exempel, de sware aenvechtinge, die de geloovige hebben over den voorspoet der godtloosen ende het kruys der vroomen, wijsende den rechten wech, om dese swaricheyt te overwinnen, met betrachtinge van Godts wijse regeringe, die den godtloosen streckt tot overtuyginge ende verderf, maer den vroomen ten besten, bysonderlick op dat sy leeren haer volkomen genoegen alleen te nemen in Godts genade ende salige gemeenschap.

1

EEn Psalm Ga naar margenoot1 Asaphs. Ga naar margenoot2 Immers is Godt Israël goet; den genen Ga naar margenoot3 die reyn van herten zijn.

2

Maer my aengaende, Ga naar margenoot4 mijne voeten waren bynae uytgeweken: mijne treden waren by-kans uytgeschoten.

3

Ga naar margenoota Want ick was nijdich op de Ga naar margenoot5 dwase; siende der godtloosen Ga naar margenoot6 vrede.

4

Want daer en zijn geen Ga naar margenoot7 banden Ga naar margenoot8 tot haren doot toe: ende hare kracht is Ga naar margenoot9 frisch.

5

Sy en zijn niet inde moeyte [als andere] Ga naar margenoot10 menschen; ende en worden met [andere] menschen niet geplaecht.

6

Daerom Ga naar margenoot11 omringtse de hoovaerdye als een keten: het gewelt bedecktse [als] een Ga naar margenoot12 gewaet.

7

Hare oogen Ga naar margenoot13 puylen uyt van vet: sy Ga naar margenoot14 gaen de inbeeldingen des herten te boven.

8

Sy Ga naar margenoot15 mergelen [de lieden] uyt, ende spreken Ga naar margenoot16 booslick van verdruckinge: sy spreken uyt der Ga naar margenoot17 hoochte.

9

Ga naar margenoot18 Sy setten haren mont tegen den hemel: ende hare tonge wandelt op der aerden.

10

Daerom keert sich Ga naar margenoot19 sijn volck hier toe, als hen wateren eenes vollen Ga naar margenoot20 [bekers] worden uytgedruckt,

11

Datse seggen; Hoe soudet Godt weten? ende souder wetenschap zijn by den Alderhoochsten?

12

Siet dese zijn godtloos: nochtans Ga naar margenoot21 hebben sy ruste in de werelt, sy vermenichvuldigen het Ga naar margenoot22 vermogen.

13

Ga naar margenoot23 Immers heb ick te vergeefs mijn Ga naar margenoot24 herte gesuyvert; ende mijne Ga naar margenoot25 handen in onschult gewasschen:

14

Dewijle ick den gantschen dach geplaecht ben; ende mijne straffinge isser Ga naar margenoot26 alle morgens.

15

Indien ick soude Ga naar margenoot27 seggen; Ick sal oock Ga naar margenoot28 alsoo spreken: siet, so soud’ ick trouwloos zijn aen’t Ga naar margenoot29 geslachte uwer kinderen.

16

Nochtans heb ick gedacht om dit te mogen verstaen: [maer] het was moeyte in mijne Ga naar margenoot30 oogen:

17

Tot dat ick in Godts Ga naar margenoot31 heylichdommen inginck; [ende] op haer Ga naar margenoot32 eynde merckte.

18

Immers sett ghyse op Ga naar margenoot33 gladde plaetsen: ghy doetse vallen in Ga naar margenoot34 verwoestingen.

19

Hoe worden sy als in een oogenblick tot verwoestinge! nemen een eynde, worden te niete van verschrickingen!

20

Als een Ga naar margenoot35 droom na het ontwaken: als ghy Ga naar margenoot36 opwaeckt, o Heere, [dan] sult ghy haer Ga naar margenoot37 beelt verachten.

21

Als mijn herte Ga naar margenoot38 opgeswollen was, ende ick in mijne Ga naar margenoot39 nieren geprickelt wierde:

22

Doe was ick Ga naar margenoot40 onvernuftich, ende en wiste niets: ick was een Ga naar margenoot41 groot beest by u.

23

Ick sal dan geduerichlick Ga naar margenoot42 by u zijn: ghy hebt mijne Ga naar margenoot43 rechterhant gevatt.

24

Ghy sult my leyden door uwen

[Folio 269v]
[fol. 269v]

Ga naar margenoot44 raedt: ende daer na sult ghy my [in] Ga naar margenoot45 heerlickheyt opnemen.

25

Ga naar margenoot46 Wien heb ick [neffens u] inden hemel? neffens u en Ga naar margenoot47 lust my oock niets op der aerden.

26

Beswijckt mijn Ga naar margenoot48 vleesch ende mijn herte, so is Godt de Ga naar margenoot49 rotzsteen mijns herten, ende mijn Ga naar margenoot50 deel in eeuwicheyt.

27

Want siet, die Ga naar margenoot51 verre van u zijn, sullen vergaen: ghy roeyt uyt allen die Ga naar margenoot52 van u afhoereert.

28

Maer my aengaende; ’tis my goet, Ga naar margenoot53 nae by Godt te wesen: ick sette mijn betrouwen op den Heere HEERE; om alle uwe wercken te vertellen.

margenoot1
Siet Psal. 50. op vers 1.
margenoot2
Ofte, evenwel, nochtans, sekerlick. met dese woorden breeckt de Propheet uyt, na dat hy eenen swaren inwendigen strijt ende aenvechtinge, van wegen der godtloosen tijdelick geluck overwonnen hadde. Vergel. Psal. 62.2.
margenoot3
D. den rechten Israeliten, niet die sonder sonde zijn) (Prov. 20.9) maer die hem met een oprecht geloove ende ongeveynsde Godtsalicheyt dienen. siet Iohan. 1.48. Actor. 15.9. Rom. 9.6, 8. 1.Ioh. 3.3.
margenoot4
And. ick was by nae uytgeweken met mijne voeten.
margenoota
Iob 21.7. etc. Psal. 37.1. Ierem. 12.1, 2.
margenoot5
Siet van ’t Hebr. woort Psal. 5. op vers 6.
margenoot6
Dat is, tijdelick geluck ende voorspoet.
margenoot7
Ofte, knoopen. Dat is, sy hebben geene quellingen van kranckten ende lichamelicke swackheden, waer door de mensche als gebonden ende belett wort in sijn handel ende wandel. Sommige houden’t voor eene gelijckenisse genomen van de grove stercke draden, die in’t weven effen ende onverbroken afloopen, soo datmense niet behoeft te knoopen, ofte te binden. alsoo loopt het leven veler godtloosen effen door, sonder groote strobbelinge, tegenstoot ofte hindernisse.
margenoot8
And. in haren doot. dat is, sy sterven eenen sachten ende gemachelicken doot. siet Iob 21.13.
margenoot9
D. lustich, gesont zijnse. (siet Iob 21.23, 24.) Hebr. vet, gezont. and. haer portael is sterck.
margenoot10
Hebr. in de moeyte des menschen, ende soo terstont wederom. hier worden twee woorden Enosch ende Adam (beyde beteeckenende een mensche) gebruyckt, waer van het eerste siet op de sterflickheyt ende katijvicheyt, het ander op den oorspronck des lichaems van der aerde.
margenoot11
Door dese woorden, omringtse als een keten, is in het hebreeusch een woort, beteeckende soo veel, als of men seyde, ketentse. dat is, is haer in plaetse van een keten, omgehangen cieraet, gouden hals-bant, ofte: sy zijn met hoovaerdije rontom behangen, gelijck een keten rontom den hals gaet.
margenoot12
Ofte, pronck-kleedt. Het Hebreeusch woordeken, wort Proverb. 7.10 gebruyckt van het kleet eener overspelersse, ende schijnt de beteeckeninge te hebben van een wel-sittende, wel-passende, cierlick habijt: alsoo proncken de godtloose met overlast ende gewelt, als ofse haer cieraet ende smuck waren. siet het contrarie Iob 29.14.
margenoot13
Hebr. gaet uyt. te weten, elck ooge. Vergel. Iob 15.27.
margenoot14
D. het gaet hen beter, als sy haer selven hadden ingebeelt: ofte, de inbeeldingen hares herten gaen voort: ofte, sy bedrijven meer quaets, als yemants herte soude konnen bedencken. Vergel. Ierem. 5.28.
margenoot15
Ofte, doen [de menschen] uytteeren ofte, smelten, door allerleyen overlast ende trotz, als de volgende woorden verklaren. Het Hebr. woort wort alleen hier alsoo gevonden, ende daerom verscheydentlick overgesett.
margenoot16
Hebr. in, ofte, met het boose, ofte, boosheyt.
margenoot17
Voerende over al (alsmen seyt) het hoochste woort, willende van niemant tegen-gesproken zijn. Vergel. Psal. 12.5.
margenoot18
D. sy lasteren onbeschroomt soo wel Godt ende alle Godtlicke saken, als de menschen, verg. Apoc. 13.6. alsoo wort door den hemel, Godt verstaen, Dan. 4.26. Luc. 15.18.
margenoot19
T.w. Godts, van welcken in’t eerste vers deses Psalms, ende in het naestvolgende gesproken wort. De sin is, dat de vroome, overdenckende haer groot kruys, ende daer tegen der godtloosen voorspoet, met dese gedachten betreden worden: of oock Godt op de menschelicke saken acht soude nemen.
margenoot20
Ofte, beckens, dat is, lijden wort hen in eene volle ende overvloeyende mate toegedeelt, als of men water in een becken ofte beker voor yemant uyt yets, dat vol vochticheyts is, uytwrong ofte uytdructe. siet Psal. 11. op vers 6. 2.Sam. 22. op vers 17. ofte, men kan door de wateren hier verstaen, tranen, uyt vergelijckinge van Psal. 80.6. ende 42.4. als of de Propheet seyde: een beker vol tranen.
margenoot21
Hebr. [sy zijn] de geruste, ofte, vrede-hebbende der werelt, ofte, der eeuwe, ofte, eeuwicheyt. dat is, die de vrede (vergel. Ioh. 14.27) ofte, het geluck deser werelt genieten, ofte, haer leven lanck in ruste, gemack ende weelde sitten ende gantsch sorgeloos leven. Van sulcken gebruyck des woorts, (eeuwicheyt) siet Deut. 15. op vers 17. ende vergel. met dese klachte Ierem. 12. versen 1, 2.
margenoot22
D. rijckdom, als Deut. 8. versen 17, 18. Ruth 2.1. 2.Reg. 5.1.
margenoot23
Woorden des Propheets in sijnen strijt.
margenoot24
Siet op vers 1.
margenoot25
Siet Psal. 26. op vers 6.
margenoot26
Hebr. in de morgen-stonden. dat is, alle morgens, ofte, vroech: Alsoo Iob 7.18. Psal. 101.8. Ies. 33.2. Thren. 3.23.
margenoot27
Dit kanmen nemen voor seggen by sich selven, dat is, dencken, als elders dickwijls.
margenoot28
D. ick sal dese tentatie d’overhant in my laten nemen, mijn vleesch bijvallen, ende voortaen de vroome by opentlicke uytsprake verdoemen, ende de godtloose prijsen.
margenoot29
D. aen de gantsche menichte der vroomen, uwe gantsche kercke, oock genoemt het geslachte der rechtveerdigen, ofte, het rechtveerdich geslachte. Psal. 14.5. hy wil seggen, dat hy de kercke Godts grootelicks soude verongelijcken, ende sich groflick aen haer ende Godt selve vergrijpen, mits die om des kruyces wille verdoemende. van het Hebr. woordeken, dat voor geslachte genomen wort, siet Psal. 12 op vers 8.
margenoot30
Dat is, dese sake, van het kruys der vromen ende geluck der godtloosen, scheen my te swaer om te begrijpen, ick en konde my daer in niet ontrichten. Siet Iob 18. op vers 3.
margenoot31
Verst. Godts woort, ende de plaetse daer Godts volck by een komt, ende sijn woort verhandelt, geleert, ende ondersocht wort.
margenoot32
Hebr. achterste, laetste, uyterste. D. hoe de godtloose ten laetsten varen sullen: als Deut. 32.20, 29, etc.
margenoot33
Eene gelijckenisse genomen van slibberige wegen, daer op men niet vast en gaet, ende lichtelick komt te vallen.
margenoot34
Ofte, verstooringen. eyg. die met groot gedruys ende ongestuymicheyt overvallen.
margenoot35
D. al haer geluck, voorspoet, weelde ende wellust verdwijnt inder haest, gelijck een droom, wanneermen wacker wort. Siet Iob 20.8, 9. Iesa.29.7, 8.
margenoot36
D. u gereet maeckt tot harer straffe, die ghy te vooren scheent te slapen, ende hare voosheyt niet te sien: Alsoo Psal. 35.23, etc. And. als ghy [haer] opweckt. te weten, ten jongsten dage.
margenoot37
D. al haer verganckelick geluck, heerlickheyt ende glants. Vergel. 1.Cor. 7.31 ende Psal. 39.7. Dit kanmen wijders oock duyden op de eeuwige smaetheyt der godtloosen, die sy lijden sullen na d’opstandinge uyt den dooden. Siet Dan. 12.2.
margenoot38
Ofte, opliep, als een suerdeech, waer van het Hebr. woort eygentlick gebruyckt wort. Dat is, als ick soo onrustich, verdrietich ende toornich was over der godtloosen geluck.
margenoot39
D. heftichlick bewogen wiert, ofte, mijne bewegingen seer scherp waren. siet Iob 19. op vers 27.
margenoot40
Als een onvernuftich dier. Siet Psal. 49. op vers 11.
margenoot41
Dat is, seer beestelick. Hebr. behemoth: D. beesten. welck woort gebruyckt wort Iob 40.10. nae sommiger gevoelen, van den Elephant. De sin is: ick mocht met recht by u gehouden worden soo onverstandich ende beestelick, als de beesten selfs.
margenoot42
D. my aen u houden, ende my in uwe wijse ende heylige regeringe gerust stellen.
margenoot43
D. my in mijn onverstant ende swaren strijt bewaert ende ondersteunt, dat ick niet en ben afgeweken. Siet boven vers 2.
margenoot44
D. door u woort ende uwen H. Geest, mitsgaders uwe vaderlicke voor-sorge ende regeringe.
margenoot45
Vergel. dese maniere van spreken met 1.Tim. 3.16. ende Hebr. 2.10. item, 1.Thess. 4.17.
margenoot46
Ofte, wie isser voor my: T.w. beneffens u. welcke woorden, in’t volgende lidt gestelt, hier toe oock gehooren. hy wil seggen, dat hy in den hemel niemant en heeft, dien hy aenroepe, ende op welcke hy betrouwe, als Godt.
margenoot47
Om daer in mijn genoegen te stellen, ofte my daer op te vertrouwen. De Propheet wil seggen, dat Godt sijn eenich ende opperste goet is, welck hebbende, hy ten vollen te vreden zy.
margenoot48
D. lijf ende ziele, als Psal. 84.3.
margenoot49
D. op welcken mijn herte vertrouwt, als mijne sterckte ende toevlucht. Siet Deut. 32. op vers 4.
margenoot50
Vergel. Psal. 16. op vers 5, 6.
margenoot51
Die geene gemeenschap met u hebben, ofte, hen verre van u houden.
margenoot52
D. geestelicke hoererye ofte overspel bedrijft, yets anders liever hebbende als u. Siet Levit. 17. op vers 7.
margenoot53
Hebr. naeheyt, ofte, naederinge Godts. dat is, tot Godt: als Iesa. 58.2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken