Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 270r]
[fol. 270r]

Psalm Lxxv

David danckt Godt, met alle vroome, voor de genadige veranderinge der saken in Israel, ende belooft, als hy van Godt (die d’autheur is van verhoogen ende vernederen) Coninck over Israel sal gemaeckt zijn, dat hy godtsalichlick sal regeren, straffende de godtloose, ende de vroome verhoogende, ende Godt danckende, die de vroome wel laet drincken uyt den beker sijns toorns, maer de godtloose den droesem uytsuypen.

1

VOor den Ga naar margenoot1 Opper-sang-meester, Ga naar margenoot2 Al-Tascheth: een psalm, Ga naar margenoot3 een liedt, Ga naar margenoot4 voor Asaph.

2

Wy loven u, o Godt, wy loven, dat uwen Ga naar margenoot5 Naem nae by is: Ga naar margenoot6 men vertelt uwe wonderen.

3

Als ick het Ga naar margenoot7 bestemde (ampt) sal ontfangen hebben; so sal ick Ga naar margenoot8 gantsch recht richten.

4

Het lant, ende alle sijne inwoonders, waren Ga naar margenoot9 versmolten: [maer] ick hebbe sijne pilaren Ga naar margenoot10 vast gemaeckt, Ga naar margenoot11 Sela!

5

Ick hebbe geseyt tot de Ga naar margenoot12 onsinnige; En weest niet onsinnich: ende tot de godtloose; En verhooget den Ga naar margenoot13 hoorn niet.

6

En verhooget uwen hoorn niet om hooge: en spreeckt [niet] met Ga naar margenoot14 stijven halse.

7

Want het Ga naar margenoot15 verhoogen en [komt] niet uyt den Ga naar margenoot16 oosten, noch uyt den westen, noch uyt de Ga naar margenoot17 woestijne:

8

Maer Godt Ga naar margenoot18 is Richter: hy vernedert desen, ende verhoocht genen.

9

Want in des HEEREN hant is een Ga naar margenoot19 beker, ende de wijn is Ga naar margenoot20 beroert, vol van Ga naar margenoot21 mengelinge, ende hy Ga naar margenoot22 schenckt daer uyt: doch alle godtloose der aerden sullen Ga naar margenoot23 sijne Ga naar margenoot24 droesemen Ga naar margenoot25 uytsuygende drincken.

10

Ende ick sal ’t in eeuwicheyt verkondigen: ick sal den Godt Iacobs psalmsingen.

11

Ende ick sal alle Ga naar margenoot26 hoornen der godtloosen afhouwen: de Ga naar margenoot27 hoornen des rechtveerdigen sullen verhoocht worden.

margenoot1
Siet Psal. 4. op vers 1.
margenoot2
Siet Psal. 57. op vers 1.
margenoot3
Siet Psal. 48. op vers 1.
margenoot4
And. Asaphs. maer het schijnt gantschelick, dat ’t gevoelen der gener eenvoudichst is, die uyt vergelijckinge vanden inhout deses Psalms met 2.Sam. capp. 2. 3. 4. 5. afnemen, dat David selfs desen Psalm gemaeckt, ende aen Asaph gegeven heeft, ter tijt als hy na Sauls doot Coninck was geworden over Iuda, ende de saken, nae Isboseths doot, daer op stonden, dat hy het beloofde Coninckrijck van gantsch Israel soude ontfangen, om Godt voor dese wonderlicke ende genadige veranderinge der saken te dancken, met belofte, dat hy alles, wat in den lande vervallen was, na Godts wille soude herstellen, ende sich dragen als een voorbeelt Iesu Christi. Vergel. oock desen Psalm met Psa. 101.
margenoot5
D. ghy selfs, met de vervullinge uwer beloften, die ghy my gedaen hebt. And. ende uwen name is nae by. Te weten, in onsen monde.
margenoot6
Hebr. sy vertellen. T.w. ick, ende alle die my toegedaen zijn, ende desen tijt met groot gedult verwacht hebben, ende u nu dancken, als vers 2. geseyt.
margenoot7
D. het Coninckrijck, dat ghy my belooft, ende de samtlicke stammen my toegestemt hebben. Sommige duyden’t op den bestemden tijt des Coninckrijcks. item, de vergaderinge der outsten, als eenen Rijcxdach hier toe bestemt, ofte de bestemde plaetse der heyliger vergaderingen, te weten, Zion, die David, Coninck geworden zijnde, terstont voornam te winnen tot eene plaetse des Godts-diensts ende sijns Conincklicken throons: de sake al op een uytkomende.
margenoot8
Hebr. rechtheden, ofte, richticheden richten. D. ick sal in alle rechtmaticheyt ende billickheyt richten ende regeren: alsoo elders dickwijls.
margenoot9
Van wegen de voorige beroerten, allerleye ongebondenheyt, schrick ende vreese: also Ios. 2.9. Vergel. Deut. 1. op vers 28.
margenoot10
Ofte, gericht, recht gestelt. Ick heb begonnen alles in goede ordre (in Religie, politye, ende justitie) in Iuda te herstellen, ende sal soo, door Godts genade, voortgaen.
margenoot11
Siet Psal. 3. op vers 3.
margenoot12
Siet van’t Hebr. woort Psal. 5. op vers 6.
margenoot13
D. weest niet trots ende hoochmoedich op u gewelt ende heerlickheyt. Siet Deut. 33. op vers 17 ende ond. vers 11.
margenoot14
D. stout ende hartneckich. Vergel. Exod. 32. op vers 9. Iob 15.26.
margenoot15
Dat yemant verheven wort tot grooten staet ende weerdicheyt.
margenoot16
Hebr. den uytganck. D. den opganck der Sonne. Siet Psal. 19.6.
margenoot17
D. van’t Suyden, ende (als eenige meenen) Noorden: want het Ioodsche lant heeft woestijnen aen dese beyde zijden, nae sommiger beschrijvingen.
margenoot18
Dit, ende het volgende, siet in’t bysonder op Davids verhooginge tot het Coninckrijcke, dat hem Godt (hoewel hy eerst van Saul heeft moeten lijden) door Samuel belooft hadde, ende op Sauls vernederinge ende verstootinge van’t Coninckrijcke, gelijck hem Godt door Samuel voorseyt hadde.
margenoot19
Siet van dese gelijckenisse Psal. 11. op vers 6. ende Iob 21. op vers 20, etc.
margenoot20
Ofte, bedroesemt. Siet van’t Hebr. woort. bov. Psal. 46.4. ende Iob 16. op vers 16. And. troubel, sterck, root.
margenoot21
D. vol toebereyt om te drincken, gelijckmen stercken wijn in die landen met water plach te mengen. Vergel. Prov. 9.2. Apoc. 14.2, etc.
margenoot22
Ofte, hy heeft daer uyt geschoncken, T.w. eerst sijn eygen volck, als David ende sijnen vroomen met-gesellen geschiet was. Vergel. Psal. 73.10. Ierem. 25.17, 18. 1.Pet. 4.17.
margenoot23
T.w. des bekers.
margenoot24
D. de swaerste straffen met het eeuwich verderf.
margenoot25
Hebr. uytdruckende. Vergel. Ies. 51.17. Ezech. 23.34.
margenoot26
D. het gewelt, daer mede sy den vroomen beschadigen, siet bov. vers 5.
margenoot27
D. macht ende heerlickheyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken