Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Lxxvij.

De Prophete beschrijft in sijn exempel, seer levendich, de aenvechtinge, die de geloovige hebben, so wanneerse de gunstige tegenwoordicheyt Godts niet gewaer en worden; mitsgaders de overhant des geests, die sich in geloove weder-opricht ende sterckt, voor de betrachtinge van Godts getrouwe beloften, ende voorgaende weldaden.

1

EEn Psalm Ga naar margenoot1 Asaphs: voor den Opper-sang-meester, Ga naar margenoot2 over Ieduthun.

2

Mijne stemme is tot Godt; ende ick roepe: mijne stemme is tot Godt, ende hy sal de oore tot my neygen.

3

Ten dage mijner benaeutheyt socht ick den Heere: mijne hant was des nachts Ga naar margenoot3 uytgestreckt, ende en liet niet af: mijne ziele Ga naar margenoot4 weygerde getroost te worden.

4

Dacht ick aen Godt, so maeckte ick misbaer: Ga naar margenoot5 peynsde ick, so wert mijne ziele Ga naar margenoot6 overstelpt, Ga naar margenoot7 Sela!

5

Ghy hielt mijne oogen Ga naar margenoot8 wakende;

[Folio 270v]
[fol. 270v]

ick was Ga naar margenoot9 verslagen, ende en sprack niet.

6

Ick overdachte de dagen van Ga naar margenoot10 outs; de jaren der Ga naar margenoot11 eeuwen.

7

Ick dachte aen mijn Ga naar margenoot12 snarenspel, in der nacht overleyde ick in mijn herte; ende mijn geest Ga naar margenoot13 ondersocht.

8

Sal dan de Heere in Ga naar margenoot14 eeuwicheden verstooten? ende Ga naar margenoot15 voortaen niet meer goetgunstich zijn?

9

Houdt sijne goedertierenheyt in eeuwicheyt op? heeft de Ga naar margenoot16 toesegginge een eynde, Ga naar margenoot17 van geslachte tot geslachte?

10

Heeft Godt vergeten genadich te zijn? heeft hy sijne barmherticheden door toorne toegesloten? Sela!

11

Daerna seyd’ ick; dit Ga naar margenoot18 krenckt my; Ga naar margenoot19 [maer] de rechterhant des Alderhoochsten verandert.

12

Ick sal der daden des HEEREN Ga naar margenoot20 gedencken: ja ick sal gedencken uwer Ga naar margenoot21 wonderen van outs her;

13

Ende sal alle uw wercken Ga naar margenoot22 betrachten, ende van uwe daden Ga naar margenoot23 spreken.

14

O Godt, uwen Ga naar margenoot24 wech is in het Heylichdom: wie is een groot Godt, gelijck Godt?

15

Ghy zijt die Godt, die Ga naar margenoota wonder doet: ghy hebt uwe sterckte bekent gemaeckt onder de volcken.

16

Ghy hebt u volck door [uwen] Ga naar margenoot25 arm verlost; de kinderen Iacobs ende Ga naar margenoot26 Iosephs, Sela!

17

Ga naar margenootb De wateren sagen u, o Godt, de wateren sagen u, sy Ga naar margenoot27 beefden: oock waren de afgronden beroert.

18

Ga naar margenootc Ga naar margenoot28 De dicke wolcken goten water uyt; de bovenste wolcken gaven Ga naar margenoot29 geluyt: oock gingen uwe Ga naar margenoot30 pijlen daer henen.

19

’Tgeluyt uwes donders was in dit Ga naar margenoot31 ronde; de blixemen verlichteden de werelt: de aerde wert beroert ende daverde:

20

Uwen Ga naar margenoot32 wech was in de zee, ende u pat in groote wateren: ende uwe Ga naar margenoot33 voetstappen en werden niet bekent.

21

Ghy Ga naar margenoot34 leyddet u volck, Ga naar margenootd als eene cudde; door de Ga naar margenoot35 hant van Mose ende Aaron.

margenoot1
Siet Psal. 50. op vers 1.
margenoot2
Siet Psal. 39. op vers 1. ofte, in Ieduthun. D. over, ofte, onder de nakomelingen van Ieduthun: And. voor Ieduthun selfs, als mede een der opper-sang-meesters zijnde.
margenoot3
Tot Godt met geduerich bidden. ofte, uytgebreydt, eygentl. uytgeschuddet, uytgestort, gelijck de gene die misbaer bedrijven, de handen nu t’samen slaen, dan van een werpen, item heen ende weder bewegen, nae de gesteltenisse des herten. And. overgoten, ofte, overstort, T.w. met tranen.
margenoot4
Dat is, ick konde de droefheyt niet versetten, ofte matigen, ick wert bestreden met mistroosticheyt. Vergel. Genes. 37. op vers 35.
margenoot5
Als Genes. 24.63. siet aldear. And. badt ick.
margenoot6
Siet Psal. 61. op vers 3.
margenoot7
Siet Psal. 3. op vers 3.
margenoot8
Hebr. ghy hieldt de wachten mijner oogen. dat is, (als sommige verstaen) mijne oogen-leden. de sin is, ghy hieldt my wacker, dat ick niet kost slapen, vermits de geduericheyt van’t kruys, ende droefheyt.
margenoot9
Als yets dat met hameren geklopt ende geslagen wort: gelijck de gene, die ’t herte klopt, ofte slaet van groote ontsteltenisse. Vergel. Iud. 13. op vers 25. ende Gen. 41. op vers 8. Dan. 2. versen 1, 3. alwaer het selve Hebr. woort gebruyckt wort.
margenoot10
Volgens het bevel Deut. 32.7. Vergel. Psal. 74.12, etc.
margenoot11
Dat is, die voor langs gepasseert zijn. van het Hebr. woort Olam siet Ierem. 2. op vers 20.
margenoot12
Hoe ick Godt in voortijden met vreuchden plach te dancken voor sijne weldaden.
margenoot13
Om het rechte verstant hier van de bekomen. Vergel. Psal. 73.16, 17. hier uyt zijn de volgende woorden des Propheets gesproten, als of hy seyde: Ten laetsten dacht ick; sal dan de Heere, etc. als volcht.
margenoot14
D. voor altoos.
margenoot15
Hebr. niet voortvaren, ofte, toedoen meer goetwillich, ofte goetgunstich, ofte, wel-genegen te zijn, ofte, wel-gevallen, wel-behagen te nemen. T.w. in my, ofte, sijn volck, dien hy voormaels so groote genade bewesen heeft?
margenoot16
D. het woort sijner belofte?
margenoot17
Hebr. in geslachte ende geslachte.
margenoot18
N. dat Godt my nu anders tracteert als voor desen, dat hy in de regeringe van sijn volck niet altoos den selven kours houdt. Godt doet alles wijslick, ende soo als het tot sijner eere ende onsen beste dienstich is. Anders, dit krenckt my; de veranderinge vande rechterhant des Alderhoochsten. Ofte vraechs-wijse: sal my dit krencken, dat de rechterhant des Alderhoochsten verandert? ofte; Dit is mijn bidden, het veranderen van de rechterhant des Alderhoochsten.
margenoot19
D. hy kan dit lijden in blijtschap haest veranderen.
margenoot20
Om my daer door op te richten ende te verstercken.
margenoot21
Hebr. uwes wonders, ofte, wonderwercks. ende soo in’t volgende vers al u werck, ofte, al u doen.
margenoot22
Ofte, verhalen.
margenoot23
Ofte, aendachtich mercken op, etc.
margenoot24
D. uwe regeringe verstaetmen eygentlick te degen in u heylichdom ende Gemeente, niet onder de kinderen deser wereld. Vergel. Psal. 73.17. And. uwen wech is in heylicheyt. D. u doen is gantsch heylich, al ist dat wy’t dickwijls niet en begrijpen.
margenoota
Exod. 15.11.
margenoot25
D. door uwe groote kracht, door u gewelt. Siet Exod. 6.5. Psal. 79.11.
margenoot26
Ioseph was oock Iacobs sone, ende volgens sijne kinderen Iacobs kinderen, maer hy wort hier in’t bysonder genoemt, om de heerlickheyt ende voordeel van Ephraim ende Manasse. Genes. 50.21. 1.Chro. 5.1, 2. oock had hy gantsch Israel, als een vader, in Egypten gevoedt: ja door Ioseph worden somtijts de 10 stammen, ofte oock gantsch Israel verstaen. siet Gen. 45.10, 11. ende 48.22. Vergel. Psal. 80. op vers 2, 3.
margenootb
Exod. 14.21.
margenoot27
Ofte, wierden bange, als eene die in barens noot is: wechvliedende, als van angst ende bangicheyt, om Israel den pas te openen door de roode zee. Vergel.Psal. 114.3, 5.
margenootc
Exod. 14.24.
margenoot28
Dit vers (als oock het volgende) schijnt te verklaren ’t gene Exod. 14.24, 25. geseyt wort, als wesende alsoo geschiet, dat Godt eerst een schricklick onweder verweckt heeft over de Egyptenaers.
margenoot29
D. donder.
margenoot30
Blixem-stralen, als in’t volgende verklaert wort. Verg. 2.Sam. 22.15.
margenoot31
Ofte, in den kloot, sphere. D. in de lucht, die als een kloot in’t ronde om den aerdbodem gaet. aengaende ’t Hebr. woort, vergel. Psal. 83. vers 14. Iesa. 17.14. Ezech. 10.2, etc.
margenoot32
Doe ghy gingt, om u volck te voeren door de roode zee, ende de vyanden daer in te storten. Siet Exod. 14.19, 20, 22. Neh. 9. vers 11. Vergel. Nah. 1.3.
margenoot33
D. daer en was geen teecken van sulcken passage, want de wateren keerden weder, ende waren als te vooren, Exod. 14.26, 28.
margenoot34
Als een herder, voerende haer door de woestijne nae’t lant Canaan, ende sorge voor haer dragende, etc. alsoo Psal. 78.52.
margenootd
Psal. 78.52. ende 80.2.
margenoot35
D. den dienst.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken