Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Lxxix

Godts gemeynte beklaecht haer over de uyterste wreedtheyt der vyanden, die Ierusalem ende den Tempel hadden verwoestet, ende bidt hem, dat hy, mits vergetende ende versoenende hare sonden, om sijner eeren wille, haer genadichlick ende spoedichlick verlosse, ende de vyanden straffe, tot eeuwigen lof sijns Naems.

1

EEn Psalm Ga naar margenoot1 Asaphs: O Godt, Heydenen zijn gekomen in uwe Ga naar margenoot2 erffenisse: sy hebben Ga naar margenoot3 den Tempel uwer heylicheyt verontreynicht; sy hebben Ierusalem tot steenhoopen gestelt.

2

Sy hebben Ga naar margenoot4 de doode lichamen uwer knechten aen ’t gevogelte des hemels tot spijse gegeven; het vleesch uwer Ga naar margenoot5 gunstgenooten aen ’t gedierte des lants.

3

Sy hebben haer bloet rontom Ierusalem als water vergoten, ende daer en was niemant diese begroef.

4

Ga naar margenoota Wy zijn onsen nae-bueren eene Ga naar margenoot6 smaetheyt geworden; een spot ende schimp dien, die rontom ons zijn.

5

Ga naar margenootb Hoe lange, Ga naar margenoot7 HEERE? sult ghy Ga naar margenoot8 eeuwichlick toornen? sal uwen Ga naar margenoot9 yver als vyer branden?

6

Ga naar margenootc Ga naar margenoot10 Stort uwe grimmicheyt uyt over de Heydenen, die u niet en kennen; ende over de Coninckrijcken, die uwen Naem niet aenroepen.

7

Want Ga naar margenoot11 men heeft Iacob Ga naar margenoot12 opgegeten; ende sy hebben sijne lieflicke wooninge verwoestet.

8

Ga naar margenootd Gedenckt Ga naar margenoot13 ons de voorige misdaden niet; haest u, laet uwe barmherticheden ons voorkomen: want wy zijn seer Ga naar margenoot14 dunne geworden.

9

Helpt ons, ô Godt onses heyls, ter oorsake van de eere uwes Naems: ende reddet ons, ende Ga naar margenoot15 doet versoeninge over onse sonden, om uwes Naems wille.

10

Waerom souden de Heydenen seggen; Waer is haer Godt? Ga naar margenoot16 laet de wrake des vergotenen bloets uwer knechten onder de Heydenen voor onse oogen bekent worden.

11

Laet het gekerm der gevangenen voor u aenschijn komen: Ga naar margenoot17 behoudt overich de Ga naar margenoot18 kinderen des doots, nae de Ga naar margenoot19 grootheyt uwes arms.

12

Ende geeft onsen naburen Ga naar margenoot20 sevenvoudich weder in haren Ga naar margenoot21 schoot haren smaet, daer mede sy u, ô Heere, gesmadet hebben.

13

So sullen wy, u volck ende schapen uwer weyde, u loven in eeuwicheyt, Ga naar margenoot22 van geslachte tot geslachte; wy sullen uwen roem vertellen.

margenoot1
Siet Psal. 50. op vers 1.
margenoot2
Verstaet het lant Canaan, ende Ierusalem in’t bysonder. siet Psa. 68. op vers 10.
margenoot3
D. uwen heyligen Tempel.
margenoot4
Hebr. het doode lichaem: als onder vers 11. des gevangens, D. der gevangenen, gelijck elders dickwijls.
margenoot5
Siet Psal. 4. op vers 4.
margenoota
Psal. 44.14. ende 80.7.
margenoot6
Siet Psal. 80.7. ende vergel. Psal. 137.7. Ezec. 35.2, 12, 13, 15.
margenootb
Psal. 89.47.
margenoot7
Ofte, Hoe lange HEERE sult ghy steets toornen?
margenoot8
Siet van ’t Hebr. woort, Psal. 13. op vers 2.
margenoot9
Siet Exod. 20. op vers 5.
margenootc
Ierem. 10.25.
margenoot10
Gelijck water, als Hos. 5.10. D. overvaltse met straffen, in overvloet ende met gewelt. Vergel. Psal. 69.25. Ies. 42.25. Ierem. 7.20. ende 10.25. Ezech. 7.8. ende 20.33, 34. Apoc. 16.1, etc. wat het zy, Godt niet te kennen, Siet daer van Iob 18. op vers 21. hoewel het hier bysonderlick siet op den geheelen afgodischen staet der heydenen in’t point van Religie, die den waren Godt noch kenden noch dienden.
margenoot11
Hebr. hy heeft, etc. D. men heeft, ofte, een yeder van hen heeft, etc.
margenoot12
Vergel. Deut. 7. op vers 16. ende Psal. 14. op vers 4.
margenootd
Iesa. 64.9.
margenoot13
And. tegen ons. maer wy spreken oock alsoo in onse tale: ick sal hem dat gedencken, en gedenckt my dat niet. Vergel. Ier. 2.2. ende siet Ier. 31.34. Ezech. 18.22. ende het contrarie Ierem. 14.10. Hos. 8.13. ende 9.9. ende wijders, aengaende de maniere van spreken, Gen. 8. op vers 1. ofte: de misdaden der voorigen. D. onser Voorvaderen.
margenoot14
Ofte, uytgeputtet, uytgeteert, gering geworden.
margenoot15
Ofte, bedeckt genadichlick. Vergel. Psal. 65. op vers 4.
margenoot16
And. laet hem (onsen Godt) onder de heydenen bekent worden voor onse oogen, [door] de wrake des, etc. Vergel. Deut. 32.42, 43. Ierem. 51.36, 37.
margenoot17
Maeckt datse overblijven, behoudtse in’t leven.
margenoot18
D. die als misdadige ter doodt verwesen ofte verordent zijn. siet 2.Sam. 12. op vers 5. ende Prov. 31. op vers 8.
margenoot19
D. nae uwe groote mogentheyt. Siet Psal. 77.16. ende Iob 40. op vers 4.
margenoot20
Siet Genes. 4. op vers 15. ende Psal. 12. op vers 7.
margenoot21
Dat is, overvloedich, ende soo, dat sy het gevoelen, ende het aen hen beklijve: Alsoo Iesa. 65.7. Ierem. capit. 32.18. Luc. 6.38.
margenoot22
Hebr. in geslachte ende geslachte.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken