Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vj. Capittel.

De speelgenooten vragen de Bruyt nae haer Lief, vers 1. den welcken sy haer aenwijst, 2. De Bruydegom verhaelt de gestaltenisse sijner Bruyt, 4. als oock, dat hy sijnen hof besoeckt, 11. De Bruydegom noodicht sijne Bruyt tot sich, 13.

1

Ga naar margenoot1 WAer is uw’ Liefste henen gegaen, ô ghy schoonste onder de wijven? waer henen heeft uw’ liefste Ga naar margenoot2 het aengesichte gewendt, Ga naar margenoot3 op dat wy hem met u soecken?

2

Ga naar margenoot4 Mijn Liefste is afgegaen Ga naar margenoot5 in sijnen hof, tot Ga naar margenoot6 de specery-beddekens, Ga naar margenoot7 om te weyden Ga naar margenoot8 in de hoven, ende Ga naar margenoot9 om de Lelien te versamelen.

3

Ga naar margenoot10 Ick ben mijnes Liefsten, ende mijn Liefste is mijn, Ga naar margenoot11 die onder de Lelien weydet.

4

Ga naar margenoota Ga naar margenoot12 Ghy zijt schoone, mijne Vriendinne, gelijck Ga naar margenoot13 Thirza, lieflick als Ga naar margenoot14 Ierusalem: Ga naar margenoot15 schrickelick Ga naar margenoot16 als [slach-ordens] met banieren.

5

Ga naar margenoot17 Wendt uwe oogen Ga naar margenoot18 van my af, want Ga naar margenoot19 sy doen my gewelt aen: Ga naar margenoot20 u hayr is als een cudde geyten, die [’t gras] Ga naar margenoot21 van Gilead afscheeren.

6

Ga naar margenoot22 Uwe tanden zijn als eene cudde schapen, die uyt de wasch-stede opkomen, die al t’samen tweelingen voort-brengen, ende onder de selve en is geene jongeloos.

7

Ga naar margenoot23 Uwe wangen zijn als een stuck van eenen granaet-appel tusschen uwe vlechten.

8

Ga naar margenoot24 Daer zijn Ga naar margenoot25 tsestich Coninginnen, ende Ga naar margenoot25 tachtentich Ga naar margenoot26 by-wijven: ende Ga naar margenoot27 maechden sonder getal.

9

Ga naar margenoot28 Een eenige is mijne duyve, mijne volmaeckte, Ga naar margenoot29 de eenige hares moeders, sy is Ga naar margenoot30 de suyvere Ga naar margenoot31 der gener die haer gebaert heeft: als Ga naar margenoot32 de dochters Ga naar margenoot33 haer sien, so sullen sy haer welgelucksalich roemen, de Coninginnen, ende de by-wijven; ende Ga naar margenoot34 sullense Ga naar margenoot35 prijsen.

10

Ga naar margenoot36 Wie is sy die daer Ga naar margenoot37 uytsiet, Ga naar margenoot38 als de dageraet: schoone gelijck Ga naar margenoot39 de Mane, Ga naar margenoot40 suyver Ga naar margenoot41 als de Sonne, Ga naar margenoot42 schrickelick

[Folio 26v]
[fol. 26v]

als [slach-ordens] met banieren?

11

Ga naar margenoot43 Ick ben tot den Ga naar margenoot44 noten-hof afgegaen, om de Ga naar margenoot45 groene vruchten Ga naar margenoot46 der valleye te sien: om te sien of de Ga naar margenoot47 wijnstock bloeyde, Ga naar margenoot47 de granaet-boomen Ga naar margenoot48 uytbotteden.

12

Ga naar margenoot49 Eer ick het wiste, Ga naar margenoot50 settede my mijne ziel [op] de wagens Ga naar margenoot51 van mijn Ga naar margenootb vrywillich volck.

13

Ga naar margenoot52 Keert weder, keert weder, Ga naar margenoot53 ô Sulammith, Keert weder, Keert weder, dat Ga naar margenoot54 wy u mogen Ga naar margenoot55 aensien. Ga naar margenoot56 Wat siet ghylieden de Sulammith aen? sy is als Ga naar margenoot57 eene reye Ga naar margenoot58 van twee heyren.

margenoot1
Dit zijn de woorden der dochteren van Ierusalem, daer van gesproken is cap. 5. vers 16.
margenoot2
T.w. van u tot andere, of, tot een andere plaetse.
margenoot3
Of, ende wy sullen hem met u soecken. De dochteren van Ierusalem hebbende gehoort hoe de Bruyt haren Bruydegom gepresen hadde, zijn daer door beweecht geworden, om eernstlick tot tweemael toe nae hem te vragen (alsoo haren grooten yver uyt-druckende) ende sy beloven datse hem met haer willen soecken, op datse sijner genade ende segeningen mochten mede-deelachtich worden. Dusdanich is de kracht der Predicatie des H. Euangelij in de herten der uytverkorenen, siet Actor. 2.37. ende 4.4 ende c. 11. versen 20, 21.
margenoot4
De Bruyt die eerst haren Bruydegom gesocht, maer niet gevonden en hadde, weet nu waer hy is, ende sy onderwijst andre daer van: So dat wy hier sien vervult ’t gene dat Christus belooft Matt. 7.7. Soeckt ende ghy sult vinden. siet Deut. 4.29.
margenoot5
Den hof Christi is sijne Gemeynte, als bov. c. 4.16. ende 5.1. Daer is hy te soecken, ende te vinden.
margenoot6
’T schijnt dat hier mede te kennen gegeven worden de hoopen, of geselschappen der Geloovigen, in welcker herten, als in eene goede aerde, het goede soet-rieckende zaet des goddelicken woorts gezaeyt wort, Matth. 13.8, 23. Dit is des Bruydegoms lust-hof, daer hy met sijne genade ende geest altijt ontrent is, ende hy scheyt sijn vermaeck in de goede wercken der geloovigen, gelijck yemant doet in lieflicke kruyt-beddekens met allerleye kostelicke specerien en bloemen besett ende bezaeyt.
margenoot7
D. om gemeynschap met sijne uytverkorene te hebben, etende ende genietende sijne aengename vruchten. Siet bov. c. 4.16. als oock om de sijne te weyden, te voden, ende deelachtich te maken der gaven des H. Geestes.
margenoot8
D. in de particuliere kercken ende versamelingen der geloovigen, als Cant. 5.1.
margenoot9
D. om tot sich te vergaderen sijn uytverkoren volck, ’t welck vergeleken wort by de lelien onder de doornen, Cant. 2.2.
margenoot10
De Bruyt verheucht haer hier van wegen de liefde ende vrede tusschen haren Bruydegom ende haer vernieuwt, onaengesien hare voorige swackheden ende wederweerdicheden. dese selve woorden spreeckt de Bruyt oock van haren Bruydegom, bov. c. 2.16. ende ond. 7.10. Doch een weynichsken in eenen anderen sin.
margenoot11
D. niet alleen op eene gesonde weyde, maer oock op eene overvloedige lustige weyde, tot verquickinge, ende tot eeuwigen troost sijner schapen.
margenoota
Cant. 1.15. ende 4.1. Psal. 45.12.
margenoot12
De Bruydegom sijne Bruyt gevonden hebbende, roemt de selve van wegen de menichvuldige gaven, daer mede sy verciert is. Siet bov. 4.1.
margenoot13
Dit was een Stadt in ’t lant Canaan, niet wijt van Samaria gelegen, in de welcke hof gehouden heeft een vande Coningen die Iosua heeft overwonnen, Ios. 12.24. Na der hant hebben de Coningen van Israel daer hof gehouden, tot dat Samaria gebouwt was van Omri. Siet 1.Reg. 14.17. ende 15.21, 23. ende 16.6, 8, 23. De Griecksche oversetters vertalen het woort Thirtsa, ende stellen in den text, Goet vermaeck, of, gunstige aenneminge. Waer uyt af te nemen is, dat het eene schoone aengename Stadt geweest is, in hoedanige plaetsen de Coningen ende Princen plechten te woonen. Dus danige fraeyicheyt of schoonheyt wort hier der Bruyt toegeschreven, zijnde schoon ende aengenaem gemaeckt door Christum haren Bruydegom, Ephes. 1.6. ende 5.27.
margenoot14
De Stadt van Ierusalem is vermaert van wegen hare schoonheyt ende heerlickheyt. Sy is eertijts geweest de vermaertste Stadt van geheel Orienten, Plin. lib. 5. c. 14. Sy was de stoel vanden suyveren Godtsdienst, ende woonplaetse der Coningen Iuda, Psal. 122. Sy wort genoemt de vreucht der gantscher aerde, Psal. 48.3.
margenoot15
D. vol van majesteyt ende couragie, vreeselick inde oogen harer vyanden, als onder vers 10.
margenoot16
Hebr. als gebanierde. T.w. legers, of, slach-ordens. D. als legers, staende onder hare banieren, of, Vaendels in slach-ordre, veerdich om slach te leveren. Daerom is de Kercke Christi schrickelick voor de oogen harer vyanden, om datse omlegert is met veel krachtige Engelen, 2.Reg. 6.17. ende 19.35. Item om datse gewapent is met geestelicke wapenen. Siet Act. 5.11. Eph. 6.13. ende 2.Cor. 10.4. Siet oock ond. vers 10.
margenoot17
Maniere van spreken, uytdruckende de grootheyt der liefde Christi. And. Wendt uwe oogen nae my toe. Het Hebr. woort beteeckent somtijts sich tot yemant wenden, als 1.Chron. 12.23. Somtijts sich van yemant afwenden, als Ezech. 7.22.
margenoot18
Of, tegen over my, als Num. 2.2.
margenoot19
And. Sy hebben my opgelicht, of, verheven.
margenoot20
Siet d’aent. Cant. 4.1.
margenoot21
Hier staet alleen Gilead, maer c. 4.1. staet, de berch van Gilead. soo op d’eene als op d’andre plaetse wort de geheele lantstreke van Gilead verstaen.
margenoot22
Siet de aent. bov. c.4. op vers 2.
margenoot23
Siet bov. c.4. op vers 3.
margenoot24
Dese woorden machmen oock nemen als onder conditie gesproken zijnde, aldus, laet daer tsestich Coninginnen zijn. D. al warender 60 Coninginnen, etc. nochtans is eene mijne duyve, etc.
margenoot25
Dit spreeckt de Bruydegom Christus onder den name van Salomo, die sijn voorbeelt geweest is: Eenige besluyten hier uyt, dat Salomo dit liedt gedicht heeft in de eerste jaren sijnes Coninckrijcks, doe hy noch soo vele wyven ende by-wyven niet en hadde, als hy nader hant gehadt heeft, 1.Reg. 11.3. Doch eenige meynen, dat hier een seker getal voor een onseker gestelt is, als Iob 5.19. Mich. 5.5. ende elders meer. De geestelicke sin is, dat de ware kercke alleen de kercke Christi te achten zy, gelijck hier vers 9. breeder geseyt wort.
margenoot25
Dit spreeckt de Bruydegom Christus onder den name van Salomo, die sijn voorbeelt geweest is: Eenige besluyten hier uyt, dat Salomo dit liedt gedicht heeft in de eerste jaren sijnes Coninckrijcks, doe hy noch soo vele wyven ende by-wyven niet en hadde, als hy nader hant gehadt heeft, 1.Reg. 11.3. Doch eenige meynen, dat hier een seker getal voor een onseker gestelt is, als Iob 5.19. Mich. 5.5. ende elders meer. De geestelicke sin is, dat de ware kercke alleen de kercke Christi te achten zy, gelijck hier vers 9. breeder geseyt wort.
margenoot26
Van het woort by-wyven siet Genes. 22. op vers 24. Het schijnt dat door dese Coninginnen ende by-wyven verstaen worden die kercken, die sich voor ware kercken uytgeven, maer geene inwendige geestelicke gemeenschap met den Bruydegom Christo en hebben, hoewelse door Godts genade daer toe konnen gebracht worden.
margenoot27
Verstaet hier dienst-maechden, of staet-jonckvrouwen der Coninginnen, als Esth. 2.9. Psal. 45.15. ende by dese dienst-maechden wort verstaen het volck, dat van de groote dependeert, ende sich van de selve laet leyden, ’t welck verre de grootste hoop in der werelt is.
margenoot28
Of, [maer] sy alleene is mijne duyve. Dit wort gestelt tegen het groot getal der Coninginnen, etc. vers 8. Ende hier wort de Bruyt Christi, die maer eene en is (gelijcker maer een lichaem, eenen Geest, eene hope, eenen Heere, een Geloove en is, Ephes. 4. versen 4, 5.) gestelt ende meer geachtt, dan het groot getal van andere, die in hare eygene, ende anderer menschen opinie, Coninginnen, ende Princessen zijn. siet wat Godt tot Israel spreeckt Exod. 19.5. 2.Sam. 7.23.
margenoot29
Alle de particuliere kercken op der aerde, die rechtsinnich zijn, en maken t’samen niet meer dan een lichaem, Eph. 5.16. De eenige kercke, zijnde als de eenige ende wettelicke dochter van het hemelsche Ierusalem, ’t welck is de algemeyne kercke, welcke is onser aller moeder, Gal. 4.26.
margenoot30
Of, gesuyverde, of, uytgelesene, of, de klare. ende alsoo ond. vers 10. ende 1.Chron. 7.40. Daer zijn wel vele bastaert-kercken, maer daer en is niet meer dan eene suyvere, wettelicke, uytverkorene kercke. van de welcke siet 1.Petr. c. 1. vers 2.
margenoot31
Hebr. hares baersters.
margenoot32
T.w. de dochters of maechden, van de welcke vers 8. gesproken is.
margenoot33
D. haren staet ende gelegentheyt te dege kennen.
margenoot34
Of, sullen haer. T.w. dese Bruyt. Siet Deut. 4.6. ende 26.19. Actor. 5.13.
margenoot35
D. sy sullense gelucksalich achten, De sin is, of schoon de kercken die in deser werelt soo van andere, als van haer selven so groot geacht worden, schynen de ware kercke te zijn, nochtans sullen sy eyndelick overtuycht worden, immers (ten zy datse haer bekeerden) ten jongsten dage, als sy de schapen sullen sien staen aen de rechter-hant des oppersten Richters, datter maer eene ware kercke en is, ende dat die wel salich zijn die tot de selve gehooren. Malach. 3.18.
margenoot36
D. wat voor eene is dit? Dit wort gevraecht, van de gene die in ’t eynde van ’t voorgaende versken vermeldet zijn. Sy verwonderen haer over de schoonheyt, ende heerlickheyt der kercke Godes, als of sy seyden, Is dat die kercke die wy versmaet hebben? Siet hoe heerlick is sy nu?
margenoot37
Of, uytkijckt, verschijnt.
margenoot38
Gelijck de klare morgen-stont na den duysteren nacht, alsoo staet de Bruyt op, ende komt voorts, na de duysternisse van ’t kruyce, onwetenschap ende dwalinge, T.w. als de morgen-sterre van de kennisse Christi in haer herte opgaet. Siet Ies. 60.2. ende 2.Pet. 1.19.
margenoot39
De Mane heeft in het Hebr. haren name van witticheyt, ende van haer helder schijnsel. Hier beteeckent het schoon-schijnen der Mane, den heerlicken staet der kercke Godes. Siet dergelijcke manieren van spreken Ies. 30.26. ende 60.20. Ezech. 16.14. ende 32.7, 8. Ioel 3.15.
margenoot40
Suyver, of, klaer, of, reyn.
margenoot41
Christus is de Sonne der gerechticheyt, Malach. 4.2. De vrouwe, T.w. sijne Bruyt, is met de Sonne bekleedt, Apoc. 12.1. Want sy heeft Christum aengedaen door ’t geloove, Gal. 3.27. door wiens gerechticheyt sy gesuyvert is van hare sonden, ende alsoo is sy heerlick ende schoon schynende.
margenoot42
T.w. haren vyanden, met de welcke sy te vechten heeft onder de baniere hares Bruydegoms, aen hebbende niet vleeschelicke wapenen, maer machtige door Godt, om de sterckten neder te werpen, 2.Cor. 10.4. Siet oock Exod. c. 15. versen 14, 15, 16. Deut. 2.25. ende 33.29. Psal. 48.5, 6. Siet oock boven d’aenteeck. op vers 4.
margenoot43
Dit zijn de woorden des Bruydegoms, aenwijsende hoe hy den hof, sijne Kercke, besoeckt.
margenoot44
Het Hebr. woort Egoz wort alleen hier gevonden. De meeste Tanslateurs nemen het voor noten, ende meynen datmen hier moet verstaen niet slechte noten, maer noten-muscaten, hoedanige lieflicke vruchten vele in den hof des Bruydegoms wassen. Siet bov. c. 4. versen 12, 13, 14. And. gesuyverden, of, besnoeyden hof.
margenoot45
And. nieuwe, of, eerste vruchten, T.w. die in het voor-jaer rijpe worden. De sin is, dat na den winter des tegenspoets, de lieflicke lente der genade in den hof der kercke verschijnt.
margenoot46
Of, in de leechte, daer de kercke Christi gewatert ende gevochtigt wort met Godes woort ende Geest, om overvloedige vruchten te dragen.
margenoot47
Verstaet hier door den wijnstock, ende granaet-boomen, ’t volck van Godt geroepen, ende in den hof der kercke geplantt, de welcke bottende ende bloeyende in ware ende oprechte kennisse ende wetenschap, daer na voort-brengt vruchten der goede wercken ter eere Godes, ende stichtinge des naesten. Siet bov. c. 2.13, 14.
margenoot47
Verstaet hier door den wijnstock, ende granaet-boomen, ’t volck van Godt geroepen, ende in den hof der kercke geplantt, de welcke bottende ende bloeyende in ware ende oprechte kennisse ende wetenschap, daer na voort-brengt vruchten der goede wercken ter eere Godes, ende stichtinge des naesten. Siet bov. c. 2.13, 14.
margenoot48
Of, blossemden, of, knopten.
margenoot49
Dit schijnen noch de woorden des Bruydegoms te zijn. Als hy seyt, Eer ick het wist, Dat is te seggen, in der haest, onvermoedelick, onvoorsiens, van wegen mijn groot verlangen nae den hof. Alwaer ick, siende ende bevindende so schoone vruchten, heb ick mijn volck als met wagens voortgeholpen: haer oock beschermende tegen hare vyanden. Dit kanmen oock door het woort wagens verstaen, overmits men eertijts wagens in den krijch gebruyckte. Siet Iosu. 11.4. ende 1.Sam. 13.5. ende elders meer. Sommige verstaen hier de Heylige Engelen.
margenoot50
D. ick sette my-selven. Dese maniere van spreken is seer gemeyn in de H. Schrift, siet daer van exempelen Psal. 6.4. Eccles. 7. vers 28. Cant. 1.7. Ies. 1.14. ende 61.10. ende elders meer. De sin is, Ick wiert beweecht door mijne vyerige barmherticheyt, ende niet door uwe verdiensten. And, mijne ziele. D. mijne begeerte. Siet Psal. 27. op vers 12.
margenoot51
Of, Van mijn Edel of Princelick volck. Het Hebr. woort nadib, ’t welck hier gebruyckt wort, is te seggen vry-willich, of, goet-willich, of vry, of Edel, of princelick. Eenige hebben hier, op de wagens van Amminadib, makende van twee woorden een: Oock en vintmen nergens in de H. Schrift wie desen Amminadib soude wesen. Daerom is’t beter datmen hier stelle, mijn vrywillich volck. T.w. de Christ-geloovige. die geseyt worden vry-willich te zijn ten dage der macht, ofte des heyrs, Psal. 110.3. Het gepredickte woort met alle genegentheyt ontfangende, Actor. 2.41. ende 17.11.
margenootb
Psal. 110.3.
margenoot52
Dit beteeckent den eernstigen wensch van de bekeeringe der verdwaelden, ende het wort daerom viermael herhaelt, om dat wy van natueren trage van herten ende van ooren zijn, Luce 24.25. Hebr. 5.11. Eenige duyden dit op het weder-roepen ende weder-keeren der Ioden tot Christum. siet Rom. 11.25. Andre meynen, dat dit zijn de woorden van de speel-genooten der Bruyt.
margenoot53
Salomo, heeft sijnen name van vrede. 1.Chron. c. 22.9. Ierusalem wort oock Salem genoemt, Psal. 76.3. D. vrede, Hebr. 7.2. Alsoo wort de Kercke, ofte het volck, ’t welck geroepen wort om weder te keeren, Sulammith genoemt, ’t welck so veel te seggen is, als vreedsame, of vredige, of, in vrede levende, Ten aensien van de vrede die sy heeft met Godt door Iesum Christum, Rom. 5.1. het is dan soo vele, als of de Bruydegom hier seyde, komt herwaerts mijne lieve Bruyt, die nae mijnen name Salomo, Vrede-Vorst, of, vreedsaem, genoemt wort Sulammith, D. vreedsame, keert weder, komt tot my, Ick sal u tot genaden aen-nemen, al hebt ghy my vertoornt.
margenoot54
Dese woorden schijnen gesproken te zijn van de vrienden van Sulammith, wenschende te mogen sien, dat de voorige gaven ende genaden wederom op, ofte in haer mochten gesien en gespeurt worden, want de Engelen selve wenschen te mogen sien die dinge, die der kercke door het Euangelium zijn mede-gedeelt, 1.Pet. 1.12. Siet oock Psal. 27.4. Ies. 52.8.
margenoot55
Of, aenschouwen, T.w. met vreucht ende blijtschap.
margenoot56
Eenige meynen dat dit de woorden der Bruyt zijn: Andre nemense voor de woorden des Bruydegoms. And. wat siet ghy lieden [doch] aen Sulammith? of, aen de Sulammitische.
margenoot57
Of, als een geselschap, D. eenen hoop der gener die eenen rey maken, die t’samen vrolick zijn. de Israeliten, selfs oock somtijts de godtsalige, plechten met reyen haer te verblijden, ende Godt te danken voor verworvene victorien, ofte om andere oorsaken, Exod. 15.20. Ierem. 31.4, 13. Luce. 15.25 In dese plaetse wort door den rey te kennen gegeven, de blijtschap der geloovigen, als sy tot Christum komen sullen.
margenoot58
Door dese twee heyren wort te kennen gegeven, de menichte der gener die haer tot Christum bekeeren souden. Doch andre verstaen door de twee legers de kercke Christi, bestaende uyt Ioden ende Heydenen. Andre houden hier in den text het Hebr. woort Machanaim, dat twee heyren, of twee legers beteeckent. Siet Genes. 32. versen 1, 2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken