Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het L. Capittel.

De Heere betuycht, dat hy geen oorsake en is van de verwerpinge der Ioden, maer hare sonden, vers 1. etc met verhael sijner macht, 2. Christus verhaelt hoe getrouwelick dat hy sijn ampt bedient hebbe, 4. selfs met versmaetheyt ende smerten, 6. door de hulpe sijnes hemelschen Vaders, 7. hy vermaent de geloovige Ioden op den Heere te vertrouwen, 10. ende dreycht de godtloose met de helsche smerten, 11.

1

ALsoo seyt de HEERE, Ga naar margenoot1 Waer is Ga naar margenoot2 de scheyd-brief van u lieder moeder, daer mede ickse Ga naar margenoot3 wech-gesonden hebbe? of wie isser van mijne Ga naar margenoot4 schult-eyschers, Ga naar margenoot5 dien ick u vercocht hebbe? siet, om uwe ongerechticheden zijt ghy verkocht, ende om uwe overtredingen is uwe moeder wech gesonden.

2

Waerom quam ick, ende Ga naar margenoot6 daer en was niemant? [waerom] riep ick, ende niemant en antwoordde? Ga naar margenoota is mijne hant dus Ga naar margenoot7 gantsch kort geworden, dat sy niet verlossen en can? of en isser in my geen cracht om uyt te redden? siet, door mijne scheldinge Ga naar margenoot8 make ick de zee drooge, ick stelle de rivieren [tot] eene woestijne, dat haren visch stinckt, om datter geen water en is, ende sterft van dorste.

3

Ga naar margenoot9 Ick becleede den hemel met Ga naar margenoot10 swartheyt, ende stelle Ga naar margenoot11 eenen sack [tot] sijn decksel.

4

Ga naar margenoot12 De Heere HEERE heeft my een tonge Ga naar margenoot13 der geleerden gegeven, op dat ick wete Ga naar margenoot14 met den moeden een woort Ga naar margenoot15 ter rechter tijt te spreken: Ga naar margenoot16 Hy weckt Ga naar margenoot17 alle morgen, Ga naar margenoot18 hy weckt my de oore, dat ick hoore, Ga naar margenoot19 gelijck die geleert worden.

5

De Heere HEERE Ga naar margenoot20 heeft my de oore geopent, ende Ga naar margenootb ick en ben niet wederspannich, ick en wijcke niet achterwaerts.

6

Ga naar margenoot21 Ick geve mijnen rugge den genen die [my] slaen, ende mijne wangen den genen Ga naar margenoot22 die [my] 't hayr uytplucken: my aengesichte en verberge ick niet Ga naar margenoot23 voor smaetheden ende Ga naar margenoot24 speecksel.

7

Want de Heere HEERE helpt my, daerom en worde ick niet te schande, daerom Ga naar margenoot25 hebbe ick mijn aengesichte gestelt als eenen key-steen, want ick weet, dat ick niet en sal beschaemt worden.

8

Ga naar margenoot26 Hy is naeby Ga naar margenootc die my rechtveerdicht, wie sal met my twisten? laet ons te samen staen: Ga naar margenoot27 wie heeft eene rechtsake tegen my? Ga naar margenoot28 hy come herwaerts tot my.

9

Siet de Heere HEERE helpt my, wie is 't Ga naar margenoot29 [die] my sal verdoemen? siet, Ga naar margenoot30 sy sullen altemael als een cleet verouden, de motte salse eten.

[Folio 26r]
[fol. 26r]

10

Ga naar margenoot31 Wie isser onder u lieden, die den HEERE vreest, die Ga naar margenoot32 nae de stemme sijnes knechts hoort? Ga naar margenoot33 als hy in de duysternissen wandelt, ende geen lichte heeft; dat hy betrouwe op den name des HEEREN, ende Ga naar margenoot34 steune op sijnen Godt.

11

Ga naar margenoot35 Siet, ghy alle Ga naar margenoot36 die een vyer aensteeckt, die u met sprancken omgordet: Ga naar margenoot37 wandelt in de vlamme van u vyer, ende in de sprancken [die] ghy ontsteken hebt; Ga naar margenoot38 Dat geschiet u Ga naar margenoot39 van mijne hant, Ga naar margenoot40 in smerte sult ghylieden liggen.

margenoot1
Godt spreeckt hier de boose Ioden aen, by de welcke het eertijts eenen wyse was, dat sy hare wyven eenen scheyd-brief gaven, als sy nae haren sin niet en waren, Deut. 24.1. Alsoo en heeft Godt met het Ioodsche volck niet gehandelt, dat hyse sonder groote oorsake soude nae Babel hebben wech gesonden, maer sy hebben grouwelick ende menichmael tegen hem gesondicht.
margenoot2
Wat het geven van eenen scheydt-brief aengaet. siet Deut. 24. op vers 1.
margenoot3
D. verlaten hebbe, dat is hier te seggen, gevanckelick hebbe wech-voeren laten.
margenoot4
Of, schult-heeren.
margenoot5
Het pleegt by de Ioden geoorlooft ende gebruyckelick te zijn, dat een Vader die verschuldet was, ende niet betalen en konde, mocht sijn dochter tot eene dienst-maecht verkoopen, Exod. 21.7. ende 2.Reg. 4.1. of schoon de kinderen sulcx niet verdient en hadden: maer alsoo en heeft Godt met de Ioden niet gehandelt, maer hy heeftse om hare ongerechticheden verkocht, D. in handen der Babyloniers overgelevert.
margenoot6
T.w. die mijn woort hoorde, ende gehoorsaemde, doe ick u lieden door de Propheten mijne dienaers liet tot boete roepen, ende mijne genade aenbieden.
margenoota
Num. 11.23. Ies. 59.1
margenoot7
Hebr. kort wordende kort geworden. als of de Heere seyde, Hebt ghy my daerom niet willen hooren noch gehoorsamen, om dat ghy aen mijne almachticheyt getwijffelt hebt? als of ick u uyt uwe ellende niet soude kunnen verlossen?
margenoot8
Gelijck gebleken is aen de roode zee Exo. 14.21. ende aen de Iordane, Ios. 3.16. als of de Heere seyde, Dewyle ick sulcx doen kan, so en ontbreeckt my oock geen macht om u lieden te redden. Van Godts scheldinge, Siet Psal. 9. op vers 6. ende 18.16. ende 104.7.
margenoot9
D. ick overtrecke den hemel met duystere wolcken, alst my belieft. Siet Exod. 20.21.
margenoot10
D. donckerheyt.
margenoot11
D. een duystere wolcke, als, eenen sack, of hayren kleedt.
margenoot12
Dit spreeckt de Heere Christus, of de Prophete in Christi name, ende verstaet hier door den Heere HEERE, Godt den Vader.
margenoot13
D. der gener, die Godes woort wel neerstelick geleert hebben, ende die door sijnen Geest geregeert worden. Siet Mat. 10. vers 19, 20.
margenoot14
D. met de gene die in haer gemoet verslagen zijn, die trooste ende verquicke ick. Siet Mat. 11.28.
margenoot15
Het Hebr. woort dat hier gebruyckt wort, beteeckent so vele, als yets ter rechter, of ter bequamer tijt spreken, of doen.
margenoot16
D. hy maeckt my geduerichlick mijnes ampts indachtich, door de inwendige werckinge sijnes H. Geestes, ende hy maeckt my willich om sijnen wille te doen.
margenoot17
Hebr. in morgenstont in morgenstont.
margenoot18
D. hy maeckt dat ick sijn woort geerne hoore, ende 't selve recht verstae, hy onderwijst my neerstelick, als een meester sijnen discipel, my leersaem ende onderdanich makende.
margenoot19
D. met vlijt ende aendacht, gelijck die doen, die wenschen ende begeeren geleert te worden.
margenoot20
D. hy heeft my willich ende bequaem gemaekt, om te doen dat hy my beveelt.
margenootb
Ioh. 14.31. Phil. 2.8. Heb. 10.5, etc.
margenoot21
De sin is, Ick lyde alle leet, smaet, ende schande, diemen my aendoet, met gedult ende patientie. Siet Mat. 26. vers 27, 67, etc. ende cap. 27. vers 26.
margenoot22
Of, die [my] de hayren uyt-pluckten. of, ploten.
margenoot23
Of, voor menigerley smaet.
margenoot24
Siet de aenteeck. Iob cap. 30. op vers 10.
margenoot25
D. ick overwinne al het leet datmen my aendoet, met stantvasticheyt. Siet gelijcke maniere van spreken Ier. 1.18. ende 15.20. Eze. 3. vers 8, 9.
margenoot26
Als of Christus seyde, Godt mijn hemelsche Vader, sal mijne onschult aen den dach brengen, namelijck ten deele door de wonderteeckenen die in mijne doot geschieden sullen, ten deele in mijne opstandinge uyt den grave, ende verhooginge aen sijne rechter-hant. Andre nemen de eerste woorden deses vers aldus, als of Christus seyde, Hy staet my by, ende hy verdedicht my tegen mijne wederpartyders.
margenootc
Rom. 8.32, 33.
margenoot27
Of, wie heeft met my te rechten? Hebr. wie is een Heere mijnes gerichts. Siet Gen. 14. op vers 13.
margenoot28
Of, hy naedere tot my. als of hy seyde, Hy stelle voet by steck.
margenoot29
T.w. met rechte. Hebr. godloos maken sal.
margenoot30
T.w. alle mijne tegenpartyders.
margenoot31
Hier spreeckt Christus de vroome ende geloovige Ioden aen.
margenoot32
D. mijne stemme, die ick des Heeren knecht ben, als bov. 42.1. ende 49.5.
margenoot33
Ofte, die. D. of hy schoon in elende leeft. siet Psal. 23.4. Siet oock Ies. 9.1.
margenoot34
D. hy verlate sich op dien Godt, die een genaden-verbont met hem heeft opgericht.
margenoot35
Hier spreeckt Christus de valsche Leeraers aen, te weten, de Schriftgeleerde ende Pharizeen.
margenoot36
D. die wijsheyt voor-geeft uyt uwe eygene herten, buyten Godes woort, 't welck alleen het licht onser voeten is: Meynende door uwe eygene wijsheyt ende macht de elende voor te komen, ofte af te wenden.
margenoot37
De sin is, Doet wat ghy wilt of meugt, gebruyckt alle uwe konsten, wandelt nae uwe eygene fantasie, dewyle ghy immers in het licht des goddelicken woorts niet en wilt wandelen, 't welck ick u lieden voordrage.
margenoot38
Of, sulcx.
margenoot39
Door dewelcke ick u rechtveerdelijck overgeve in sulcke verkeertheyt ende verblindinge des herten, Daerom en sult ghy oock de straffen niet kunnen ontgaen.
margenoot40
T.w. in helsche pijne, in smerte ende bekommernisse uwer conscientie: Een quade conscientie is een knagende worm, die nimmermeer en sterft.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken