Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het lxiij. Capittel.

De Prophete beschrijft de heerlicke victorie Christi over de vyanden sijner kercke, vers 1, etc. Lof en prijs der groote goedicheyt des Heeren, 7. ende bekentenisse der sonden des volcx, waer over sich Godt vertoornde, 10. doch wederom ontfermde, sich indachtich makende sijner vooriger barmherticheden, 11. Een gebedt om voorder genade, ende bescherminge, 15.

1

Ga naar margenoot1 WIe is dese, die Ga naar margenoot2 van Edom komt Ga naar margenoot3 met besprenckelde kleederen, van Ga naar margenoot4 Bozra? dese, die Ga naar margenoot5 verciert is in fijn gewaet? die Ga naar margenoot6 voort-treckt Ga naar margenoot7 in sijne groote kracht? Ga naar margenoot8 Ick ben 't Ga naar margenoot9 die in gerechticheyt spreke, Ga naar margenoot10 die machtich ben te verlossen.

2

Ga naar margenoot11 Waerom zijt ghy Ga naar margenoota root aen u gewaet? ende uwe kleederen als eenes Ga naar margenoot12 die in de wijnpersse treedt?

3

Ga naar margenoot13 Ick hebbe Ga naar margenoot14 de persse alleene getreden, ende Ga naar margenoot15 daer en was niemant van de volckeren met my; ende ich hebse getreden in mijnen toorne, ende hebse vertrapt in mijne grimmicheyt: ende Ga naar margenoot16 haer kracht is gesprengt op mijne kleederen, ende al mijn gewaet hebb' ick besoetelt.

4

Want Ga naar margenootb Ga naar margenoot17 de dach der wrake was in mijn herte: ende Ga naar margenoot18 het jaer mijner verlosten was gekomen.

5

Ga naar margenootc Ga naar margenoot19 Ende ick sach toe, ende daer en was niemant die hielp; Ga naar margenoot20 ende ick ontset-

[Folio 31v]
[fol. 31v]

tede my, ende daer en was niemant die ondersteunde: Ga naar margenoot21 daerom heeft mijn arm my heyl beschickt, ende Ga naar margenoot22 mijne grimmicheyt die heeft my ondersteunt.

6

Ende Ga naar margenoot23 ick hebbe de volckeren vertreden in mijnen toorn, ende Ga naar margenoot24 ick hebse droncken gemaeckt in mijne grimmicheyt: ende ick hebbe Ga naar margenoot25 haer kracht ter aerde doen nederdalen.

7

Ga naar margenoot26 Ick sal de goedertierenheden des HEEREN vermelden, Ga naar margenoot27 den veelvoudigen lof des HEEREN, Ga naar margenoot28 nae alles dat de HEERE ons heeft bewesen, ende de groote goedicheyt aen den huyse Israëls, die hy haer bewesen heeft, nae sijne barmherticheden, ende nae de veelheyt sijner goedertierenheden.

8

Want Ga naar margenoot29 hy seyde, Sy zijn immers mijn volck, kinderen Ga naar margenoot30 [die] niet liegen en sullen: also Ga naar margenoot31 is hy haer geworden tot eenen heylant.

9

Ga naar margenoot32 In alle hare benautheyt was hy benauwt, ende Ga naar margenoot33 de Engel sijnes aengesichtes heeftse behouden; Ga naar margenoot34 Ga naar margenootd door sijne liefde, ende door sijne genade heeft hyse verlost: ende Ga naar margenoot35 hy namse op, ende hy droegse Ga naar margenoot36 alle de dagen van outs.

10

Ga naar margenoote Ga naar margenoot37 Maer sy zijn wederspannich geworden, ende sy hebben Ga naar margenoot38 sijnen heyligen Geest Ga naar margenoot39 smerten aen gedaen: Ga naar margenoot40 daerom is hy haer in eenen vyant verkeert, hy selfs heeft tegen haer gestreden.

11

Nochtans dacht hy Ga naar margenoot41 aen de dagen van outs, aen Mose, [ende] sijn volck: [maer nu] Ga naar margenoot42 waer is hy diese Ga naar margenoot43 uyt de zee opgebracht heeft, Ga naar margenoot44 met de herders Ga naar margenoot45 sijner kudde? Waer is hy die sijnen heyligen Geest in het midden Ga naar margenoot46 van haer stelde?

12

Ga naar margenoot47 Die den arm sijner heerlickheyt heeft doen gaen aen de rechterhant van Mose: die Ga naar margenoot48 de wateren voor haer lieder aengesichten kloof, op dat hy sich eenen eeuwigen name maeckte?

13

Diese Ga naar margenoot49 leydde Ga naar margenoot50 door de afgronden: als een peert in de woestijne, Ga naar margenoot51 Ga naar margenootf en struyckelden sy niet.

14

Ga naar margenoot52 Gelijck Ga naar margenoot53 een beest [dat] afgaet in de valleyen, Ga naar margenoot54 heeftse de Geest des HEEREN Ga naar margenoot55 ruste gegeven: Alsoo hebt Ga naar margenoot56 ghy u volck geleydet, op dat ghy u eenen heerlicken name soudet maken.

15

Ga naar margenootg Siet van den hemel af, ende aenschouwt Ga naar margenoot57 van uwe heylige, ende uwe heerlicke wooninge: waer zijn Ga naar margenoot58 uwen yver, ende Ga naar margenoot59 uwe mogentheden? Ga naar margenoot60 het gerommel Ga naar margenoot61 uwes ingewants, ende uwer barmherticheden? Ga naar margenoot62 sy houden haer tegens my in.

16

Ga naar margenoot63 Ghy zijt doch onse Vader, want Abraham en weet van ons niet, ende Israël en kent ons niet: Ghy ô HEERE, zijt onse Vader, Ga naar margenoot64 onse Verlosser van outs af, is uwen Naem.

17

Heere, waerom Ga naar margenoot65 doet ghy ons van uwe wegen dwalen? [waerom] Ga naar margenoot66 verstockt ghy ons herte, Ga naar margenoot67 dat wy u niet en vreesen? Ga naar margenoot68 keert weder Ga naar margenoot69 om uwer knechten wille, Ga naar margenoot70 de stammen Ga naar margenoot71 uwes erfdeels.

18

U heylich volck en heeft Ga naar margenoot72 [het Ga naar margenoot73 maer] een weynich tijts beseten: Ga naar margenoot74 onse wederpartyders hebben Ga naar margenoot75 Ga naar margenooth u heylichdom vertreden.

19

Ga naar margenoot76 Wy zijn Ga naar margenoot77 geworden [als die], over welcke ghy van outs niet en hebt geheerscht, ende Ga naar margenoot78 die nae uwen name niet en zijn genoemt.

margenoot1
Dit nemen eenige voor de woorden Iesaiae, die in een visioen siende de rechtveerdige straffe Godes over sijne vyanden, seer verwondert, ende als verbaest staet: doch andre meynen, dat de kercke hier spreeckt, haer verwonderende over 't groot gewelt Christi tegens sijne vyanden, in sijne doot ende opstandinge uyt de dooden.
margenoot2
D. uyt der Edomiten lant, of van de Edomiten. verstaet dit van de vyanden des volcx Godes in't gemeyn, doch insonderheyt van de geestelicke vyanden, T.w. den duyvel, ende de dienaren des Antichrists, als bov. 34.5.
margenoot3
Hebr. gesuerdeecht van kleederen. siet de aent. Psal. 71. op vers 4. ende 73. op vers 21. De Griecksche oversetters, ende andre, met root-geverwde kleederen, beteeckenende sijnen toorn tegen sijne vyanden, met welcker bloet sijn kleederen besprenckelt waren. Vergel. Apoc. 19.13.
margenoot4
Dit was de hooft-stadt inder Edomiten lant, daer van oock mentie gemaeckt wort Ies. 34.6. ende Ier. 49.13, 22. Ende hier can men door Bozra verstaen de hooftstadt aller vyanden van Godes kercke.
margenoot5
Verstaet hier door den cieraet, de heylicheyt Christi, ende sijne Conincklicke heerlickheyt in sijn triumph over de vyanden.
margenoot6
Het Hebr. woort beteeckent soo veel, als in een vreemt lant op en neder trecken, als Ier. 48.12.
margenoot7
T.w. in de kracht sijner Godtheyt.
margenoot8
Hier antwoort Christus de groote Prophete, die in de werelt comen soude, gelijcker belooft wort Deut. 18.15.
margenoot9
Of, die met ofte van gerechticheyt spreke. D. die de vyanden des volcx Godes, met de rechtveerdige straffe Godes dreyge.
margenoot10
Of, die genoechsaem ben om te verlossen. want hem is gegeven alle gewelt in den hemel ende op der aerde, hy is een almachtich Godt met den Vader, ende den H. Geest.
margenoot11
Hier spreeckt de kercke wederom, of de Prophete, tot Christum, seggende, Waerom zijt ghy etc. De sin is, Waerom zijn de kleederen root die ghy aen hebt? Vergel. Apoc. 19.13.
margenoota
Apoc. 19.13.
margenoot12
Verstaet hier by, ende wiens kleederen met rooden wijn besprenckelt zijn. Dese gelijckenisse wort elders meer gebruyckt, beteeckenende wrake. Thre. 1.15. Apoc. 14.19, 20.
margenoot13
Hier spreeckt Christus wederom, beantwoordende de voorige vrage, aengaende zijne macht in het onderdrucken sijner vyanden, ende het verlossen sijner uytvercorenen.
margenoot14
T.w. de persse des toorns Godes, gelijck af te nemen is uyt Apoc. 14.19. ende 19.15. De sin is, Ick hebbe alleen, sonder menschelicke hulpe, den wille ende het bevel mijnes hemelschen Vaders, aengaende het straffen ende verdelgen der vyanden sijner kercke, uytgericht.
margenoot15
Of, daer en is niemant van de volckeren by my geweest, om my de vyanden te helpen bestrijden ende verwinnen. Verstaet hier soo de Geestelicke, als lichamelicke vyanden.
margenoot16
D. haer bloet, daer in de sterckte des menschen bestaet. Of, haer bloet] D. het bloet harer stercke helden. And. ende hare victorie is op mijn kleederen gesprenckelt. D. haer bloet, een teecken mijner victorie over haer.
margenootb
Iesa. 61.2.
margenoot17
T.w. dien dach die van Godt bestemt was ter wrake, om de vyanden der kercke te straffen, ende de uytverkorene te redden. Siet Ies. 34.8. ende 61.2.
margenoot18
D. het jaer, of de tijt der gener die van my souden vry gekocht of verlost worden: 'tschijnt dat de Prophete siet op het geestelicke jubel-jaer.
margenootc
Ies 59.16.
margenoot19
Of, doe ick ommesach, ende datter geen helper en was etc. Christus alleen is onsen helper, heylant, ende verlosser, die ons uyt het gewelt des duyvels, ende des eeuwigen doots verlost heeft. Siet Ies. 59.16. ende 61.2.
margenoot20
T.w. nae mijne menschelicke natuere. Siet Mat. 26.38.
margenoot21
D. mijne Goddelicke kracht heeft my onderstut in mijn swaer lijden, dat ick onder den swaren last des toorns Godes niet en ben besweken, maer den selven gedragen, ende mijn volck daer van verlost, ende alle hare vyanden overwonnen hebbe.
margenoot22
T.w. de grimmicheyt, daer mede ick ontsteken ben tegen de vyanden mijner kercke.
margenoot23
D. ick hebbe de geestelicke vyanden overwonnen, daer toe beweecht zijnde door mijnen yver tot de eere Godes, ende het heyl sijner uytverkorenen.
margenoot24
T.w. met den drinckbeker mijner grimmicheyt, tot haren verderve. Siet dese gelijckenisse oock Psal. 60.5. ende Ies. 24.20. ende 49.26. ende 51.17, 21. Ier. 51.57. ende elders.
margenoot25
Siet boven vers 3.
margenoot26
Dit spreeckt het volck Godes, zijnde nu onderwesen van Christo, ende sijne groote daden, hem te gelijcke danckende, voor de weldaden die sy van hem ontfangen hadden, wenschende ende biddende om de continuatie der selver.
margenoot27
Of, menichvuldigen, of menigerley lof, T.w. den lof van wegen het goet, 'twelck my de Heere gedaen heeft.
margenoot28
Hebr. als nae alles, t.w. nae alles goets. Van de beteeck. des woorts bewesen. siet Psal. 13. op vers 6.
margenoot29
T.w. doe hy met onse voorouderen een verbont maeckte.
margenoot30
Of, die niet valsch zijn en sullen, Godt spreeckt hier nae der menschen wijse, die het beste van hare kinderen hopen. Ende verstaet hier by, maer sy sullen my oprechtelick dienen, als oprechte Israëliten, in de welcke geen bedroch en is. And. sy en sullen niet ontaerden, of verbastaerden: T.w. na dat ickse sal herboren hebben door mijnen H. Geest.
margenoot31
D. hy heeftse van hare vyanden verlost.
margenoot32
D. hy was benaeuwt ofte bedroeft, van wegen hare elenden die sy in Egypten leden. alsoo wort Christus vervolcht in sijne heylige ledematen, Act. 9.4. siet oock Mat. 25.45. ende Zach. 2.8. And. In alle hare benautheyt, en was geen benautheyt: Verstaet hier by, maer eene goedertierene vaderlicke kastijdinge. Ofte aldus: in alle hare benautheyt is hy geen vyant of tegenpartijder geweest, maer de Engel sijnes aengesichts heeftse behouden, De sin is, hy heeftse wel benaeuwt, maer niet als haer vyant zijnde.
margenoot33
D. de Engel die voor sijn aengesichte is, die voor hare salicheyt sorge draecht: T.w. Christus. Siet Exod. cap. 23. de aenteeck. op vers 20.
margenoot34
D. hy heeftse verlost, om dat hyse beminde. Deut. 7. vers 7, 8.
margenootd
Deut. 7.7, 8, 9.
margenoot35
Als of hy seyde, Hy heeftse op sijnen rugge geladen ende gedragen, gelijck een Arent sijne jongen draecht. Vergelijckt dit met Deut. 32.11. ende siet oock Ies. 46.4.
margenoot36
Hebr. alle de dagen der outheyt, ofte eeuwe. als vers 11. ende 20, etc. D. van dien tijt af dat ickse geroepen hebbe om mijn volck te zijn. siet van het Hebr. woort. Ier. 2. de aenteeck. op vers 20.
margenoote
Num. 14.11. Psal. 78.57. ende 95.9, etc.
margenoot37
Of, maer sy, sy rebelleerden. Num. 14.22. staet, dat sy den Heere tienmael versocht hebben. Siet de aenteeck. aldaer. Siet oock Psal. 78. vers 40, 57. ende Psal. 95.9.
margenoot38
Hebr. den Geest sijner heylicheyt. Desen bedroefden sy, door dien sy den wille Godes, welcken de H. Geest, door het woort, hen geopenbaert hadde, moetwillichlick tegenstonden. Siet Eph. 4.30.
margenoot39
And. bedroeft. Siet Gen. 6. op. vers 6.
margenoot40
D. hy heeft sich aengestelt als of hy haren vyant geweest ware, doe hyse inde woestijne versloech. siet Psal. 78.31, 33, 59, 60, etc.
margenoot41
In de welcke hy haer wel om harer sonden wille geslagen, maer sich nochtans wederom over de selve ontfermt heeft, sonder dat hyse geheelick heeft verdelcht.
margenoot42
Dese ende de volgende woorden schijnt de kercke Godts tot Godt te spreken, klaechswijse. andere nemen't als woorden Godts. Als of Godt seyde, Waer aen soude de heerlickheyt des Heeren blijcken? T.w. indien ick alsoo wilde voort-varen mijn volck nae hare verdiensten te straffen. Aldus soude de Prophete hier Godt den Heere invoeren, als met hemselven disputerende over sijne eere. Vergel. Exod. 32.11, 12.
margenoot43
T.w. uyt de roode zee. Exod. 14.21, etc. De sin is, Hoe soude dat staen, dat ickse nu verwerpen of verlaten soude, daer ickse eertijts soo getrouwelick uyt alle noot ende perijckel gevoert ende verlost hebbe?
margenoot44
Aldus noemt hy Mosen ende Aaron, die het volck van Israël door de woestijne gevoert hebbeu, als de herders hare schapen doen. Siet Psal. 77.21.
margenoot45
D. der kinderen Iraëls.
margenoot46
T.w. van het volck, als vers 14.
margenoot47
Of, diese leydde aen de rechterhant Mosis [met] sijnen heerlicken arm. D. die Mosi in sijnen swaren dienst, met sijne heerlicke macht, ende goddelicke hulpe bystont.
margenoot48
T.w. des rooden meyrs, Exod. 14.21. ende daer na der Iordane, Ios. 3. vers 15, 16.
margenoot49
T.w. sachtkens en soetkens, gelijckmen een peert leydt by den toom.
margenoot50
Siet Exod. 15.5. Psa. 106.9.
margenoot51
And. dat sy niet en souden struyckelen.
margenootf
Psal. 105.37.
margenoot52
Hier spreeckt wederom het volck Godes.
margenoot53
Het zy peert, of koe.
margenoot54
T.w. den volcke.
margenoot55
Of, sachte geleydet.
margenoot56
ô Heere. De Gemeynte wendt nu hare aensprake tot Godt, ende sy bidden hem, dat hy met sijne gewoonlicke goetheyt wille voortvaren.
margenootg
Deut. 26.15.
margenoot57
D. van den hemel, die oock Deut. 26.15. genoemt wort de wooninge sijner heylicheyt.
margenoot58
Over u volck, ende tegen uwe vyanden? Menschelicker wijse van Godt gesproken. siet boven cap. 9. vers 6.
margenoot59
Of, uwe machten, D. uwe krachtige wercken, of miraculen, als Mat. 13.59.
margenoot60
Of, het gewoel, het geluyt. And. de veelheyt.
margenoot61
D. uwes herten.
margenoot62
Of, sy houden haer tegens my gesloten: D. sy en laten haer tegen my niet blijcken, als in voortijden. And. houden sy haer tegen my gesloten?
margenoot63
Of, Voorwaer ghy zijt onse vader.
margenoot64
D. ghy zijt van outs, of van eeuwicheyt af onsen verlosser geweest.
margenoot65
De geloovige spreken hier van de meeste menichte des volcks. Van Godt wort geseyt, dat hy de menschen doet dwalen, ende dat hy hare herten verhart, niet dat hy eenige dwalinge instort, maer de menschen rechtveerdichlick in haren verkeerden sin, ende aen den dwael-geest overgeeft, die haer herte vet ende hart maeckt, Ioh. 12.39, 40. Rom. 11.8. 2.Thes. 2.11. maer de menschen verharden hare herten, ende dwalen af, met sonden te begaen. Psa. 95.8, 10.
margenoot66
Of, verhart. het Hebr. woort vintmen alleene hier, ende Iob 39.19.
margenoot67
Hebr. van uwe vreese.
margenoot68
D. doet ons wederom goet.
margenoot69
D. onsent halven, die ghy tot uwe knechten hebt vercoren. Of, die uwe knechten zijn, ten aensien des verbonts, dat ghy met Abraham, Isaac, ende Iacob gemaeckt hebt, haer belovende, dat ghy hares zaets Godt soudet wesen.
margenoot70
T.w. de twaelf stammen, in de welcke het volck Godes afgedeylt was.
margenoot71
D. die ghy tot uwe erve hebt aengenomen ende besittet. als Deut. 32.9.
margenoot72
T.w. u lant, het lant Canaan, 'twelck ghy hen gegeven hadt. of, u heylichdom, gelijck hier stracx volcht: zijnde soo het een, als het ander, teeckenen van Godes gunste.
margenoot73
Verstaet dit aldus, dat sy het maer eenen korten tijt in ruste ende in vrede beseten hebben. hier van waren hare sonden d'oorsake, als te sien is Deut. 11. vers 8, 9, 17.
margenoot74
T.w. de Babyloniers.
margenoot75
D. uwen heyligen Tempel, bestaende neffens de voorhoven, uyt het heylige, ende het heylige der heyligen.
margenooth
Psal. 74.7.
margenoot76
T.w. u volck, of, die, over welcke ghy heerscht.
margenoot77
T.w. van wegen onse sonden ende overtredingen.
margenoot78
Of, gelijck de Hebr. woorden luyden, over welcke uwen name niet en is aengeroepen geworden. Siet dese maniere van spreken Deut. 28.10. Ies. 4.1. Dan. 9.19.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken