Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xij. Capittel.

De Propheet klaegt voor den Heere over den voorspoet sijner godtlooser lantslieden, ende bidt dat hyse wechrucke, op dat het lant om hare boosheyt niet langer en lyde, vers 1, etc. waertegen de Heere hem onderwijst, ende noch swaerder vervolginge voorseyt, 5. klagende over de vertwijfelde rebellye sijns eygenen erfdeels, dat hy daerom door de Babyloniers moete verwoesten, ende met misgewas straffen, 7. niet willende evenwel ongestraft laten de heydensche nabuerige volckeren, die by dese occasie Israël mede op ’t lijf souden vallen: met belofte van de verlossinge sijns volcx, ende genade aen de heydenen, die haer met sijn volck tot hem souden bekeeren, 14.

1

Ga naar margenoot1 GHy soudt rechtveerdich zijn, ô HEERE, wanneer ick tegen u soude twisten: Ga naar margenoot2 ick sal nochtans [van uwe] oordeelen met u spreken: Ga naar margenoota Waerom is der godtloosen Ga naar margenoot3 wech voorspoedich? [waerom] hebbense ruste, alle die trouwlooslick trouwloosheyt bedrijven?

2

Ghy hebtse geplant, sy zijn oock ingewortelt; sy Ga naar margenoot4 gaen voort, oock Ga naar margenoot5 dragense vrucht: ghy zijt [wel] Ga naar margenoot6 naeby in haren Ga naar margenootb monde, maer verre van hare Ga naar margenoot7 nieren.

3

Ga naar margenoot8 Maer ghy, ô HEERE, Ga naar margenootc kent my, ghy siet my, ende Ga naar margenootd proeft mijn herte, Ga naar margenoot9 [dat het] met u is: Ga naar margenoot10 Rucktse uyt als schapen ter slachtinge, ende Ga naar margenoot11 heylichtse tot den dach der doodinge.

4

Hoe lange sal het lant Ga naar margenoot12 treuren, ende het kruyt des gantschen velts verdorren? van wegen de boosheyt der gener die daer in woonen, vergaen de Ga naar margenoote beesten ende het gevogelte: dewijle sy seggen; Ga naar margenoot13 Hy en siet ons Ga naar margenoot14 eynde niet.

5

Ga naar margenoot15 Als ghy loopt met de voetgangers so maken sy u moede; hoe sult ghy u dan Ga naar margenoot16 mengen met de peerden? so ghy [alleenlick] vertrouwt in een lant van Ga naar margenoot17 vrede, hoe sult ghy’t dan maken inde verheffinge vande Iordane?

6

Want oock uwe broeders, ende uwes vaders huys, oock die selve, handelen trouwlooslick tegen u; oock die selve roepen u Ga naar margenoot18 met voller [stemme] achterna: en Ga naar margenootf Ga naar margenoot19 gelooftse niet, wanneer sy Ga naar margenoot20 vriendelick tot u spreken.

7

Ick hebbe mijn Ga naar margenoot21 huys verlaten, ick hebbe mijne Ga naar margenoot22 erffenisse laten varen: ick hebbe de Ga naar margenoot23 beminde mijner ziele in de hant harer vyanden gegeven.

8

Mijne erffenisse is my geworden als een Leeuw in den woude: sy heeft hare stemme tegen my Ga naar margenoot24 verheven, daerom heb ickse Ga naar margenoot25 gehaet.

9

Mijne erffenisse is my Ga naar margenoot26 een gesprinkelde vogel; de vogelen zijn rontomme tegen haer: komet aen, versamelt al ghy gedierte des velts, komet Ga naar margenootg om te eten.

10

Vele Ga naar margenooth Ga naar margenoot27 herders hebben mijnen Ga naar margenoot28 wijngaert verdorven, sy hebben mijnen Ga naar margenoot29 acker vertreden: sy hebben mijnen Ga naar margenoot30 gewenschten acker gestelt tot eene Ga naar margenoot31 woeste wildernisse.

11

Ga naar margenoot32 Men heeft Ga naar margenoot33 hem gestelt tot eene woestheyt, verwoest zijnde treurt hy tot my: het gantsche lant is verwoest, om datter niemant en is, die’t Ga naar margenoot34 ter herten neemt.

12

Op alle Ga naar margenoot35 hooge plaetsen in de woestijne zijn verstoorders gekomen; want het Ga naar margenoot36 sweert des HEEREN verteert van het [een] eynde des lants tot aen’t [ander] eynde des lants: daer en is geen Ga naar margenoot37 vrede voor Ga naar margenoot38 eenigen vleesche.

13

Ga naar margenoot39 Sy hebben tarwe Ga naar margenooti gezaeyt, maer doornen gemaeyt, sy hebben sich Ga naar margenoot40 gepijnicht, [maer] niet gevordert: Ga naar margenoot41 wordet also beschaemt Ga naar margenoot42 van wegen u lieder inkomsten, van wegen de hitticheyt des toorns des HEEREN.

14

Alsoo seyt de HEERE; Aengaende alle Ga naar margenoot43 mijne boose nabueren, die mijne Ga naar margenoot44 erffenisse Ga naar margenoot45 aenroeren, dewelcke ick mijnen volcke, Israël, erflick ingegeven hebbe: Siet ick salse uyt haer lant Ga naar margenootk Ga naar margenoot46 uytrucken, maer het huys Iuda sal ick uyt haer-

[Folio 41r]
[fol. 41r]

lieder midden Ga naar margenoot47 uytrucken.

15

Ende het sal geschieden, na dat ick Ga naar margenoot48 se sal uytgeruckt hebben, so sal ick wederkeeren, ende my harer Ga naar margenoot49 ontfermen; ende ick salse wederbrengen, eenen yegelijcken tot sijne erffenisse, ende eenen yegelijcken tot sijn lant.

16

Ende het sal geschieden, indien sy Ga naar margenoot50 de wegen mijnes volcx Ga naar margenoot51 vlijtichlick sullen leeren, Ga naar margenoot52 sweerende by mijnen Name, [Soo waerachtich als] de HEERE leeft, gelijck als sy mijn volck geleert hebben te sweeren by Baal, soo sullen sy in’t midden mijns volcx Ga naar margenoot53 gebouwt worden.

17

Ga naar margenootl Maer indien sy niet sullen hooren, so sal ick die selve natie Ga naar margenoot54 t’eenemael uyt-rucken ende verdoen, spreeckt de HEERE.

margenoot1
De sin is, Ghy soudt in al u doen rechtveerdich bevonden worden (als Psal. 51.6.) in dien ick met u wilde rechten, pleyten, ofte disputeren over uwe oordeelen, maniere ofte wijse van regeringe, die ghy onderhout met godtloosen ende vroomen: waer van in’t volgende. Vergel. Psal. 73.2, 3. etc.
margenoot2
Ofte, laet my nochtans met u pleyten, ofte, rechten, Dat is, mijne klachten u voordragen. Vergel. bov. 4. op vers 12. Hebr. oordeelen, ofte rechten met u spreken.
margenoota
Iob 21.7. Psal. 73.11, 12. Habac.1.3.
margenoot3
D. haer voornemen ende doen. Siet Gen. 6. op vers 12. Dit siet wel in’t bysonder op die van Anathoth, waer van in’t voorgaende cap. ende ond. vers 5. gesproken wort, maer past oock wijders op andere diergelijcke in’t gemeyn.
margenoot4
D. schieten op, wassen daer henen, breyden haer uyt.
margenoot5
Hebr. maken sy. Siet Psal. 1. op vers 3. ende Hos. 8. op vers 7.
margenoot6
Sy spreken ende roemen van u. siet Iesa. 29.13. Matth. 15.6.
margenootb
Iesa. 29.13.
margenoot7
Siet bov. 11. op vers 20.
margenoot8
Met dese betrachtinge richt sich de Prophete op, sterckende hem selven, door de goede conscientie, ende ’t geloove van Godts voorsichticheyt.
margenootc
Psal. 17.3. ende 139.1.
margenootd
Iere. 11.20.
margenoot9
Ofte, [dat] met u [is] ofte, [hoe het selve] tegen, ofte met u [is]. D. ghy weet dat ick het oprechtelick ende getrouwelick met u houde, ende my van valscheyt ende boosheyt afsondere, ende dat ick daerom lyden moet. Vergel. Hos. 9.8. ende Gen. 5.8. Mich. 6.8. met d’aenteeck.
margenoot10
And. [maer] haerlieden ruckt ghy wech, T.w. als schapen, onvoorsiens van de kudde om te slachten. Dit gebedt des Propheten is in der daet een Prophetie ende leere van de haestige ende onvoorsiene veranderinge des tijdelicken gelucks der godtloose huychelaren, ende vervolgeren der vroome Propheten, specialick sijner lantslieden van Anathoth.
margenoot11
D. sondertse af, schicktse, bereytse. Vergel. bov. 6. op vers 4.
margenoot12
D. soo jammerlick gestelt zijn?
margenoote
Iere. 4.25. ende 7.20. ende 9.10.
margenoot13
T.w. de Heere, ofte, Ieremia, die ons dagelickx propheteren van onser nakende verwoestinge, maer (willense seggen) sy wetender beyde niet van: om welcke verachtinge, hartneckicheyt, sorgloosheyt, ende heyloose verloochgeninge van Godts voorsichticheyt, het lant selfs soo jammerlick verwoest is.
margenoot14
Hebr. achterste, uyterste, laetste. Siet Deut. 32.20. ende Prov. 14.12.
margenoot15
Godt wil hier, ende in’t volgende, den Propheet in sijne becommernissen stercken, ende moet geven, als of hy seyde: Zijt ghy soo kleynhertich ende verlegen om dat uwe lantslieden van Anathoth, die als voetknechten zijn, u soo qualick bejegenen, hoe sult ghy’t dan konnen strecken tegen de ongetoomde, trotze Groote van Ierusalem, die als peerden, ofte ruyters zijn? Dit en moet u niet verdrieten, want ghy sult noch al veel swaerder vervolch moeten uytstaen ende overwinnen.
margenoot16
T.w. in strijt ofte twist, D. met hen te doen hebben?
margenoot17
Daer het water (om soo te spreken) in den lande stil ende sacht gaet, zijnde als vrede ende ruste te rekenen tegen het toekomende, Hoe sult ghy ’t dan maken als de wateren aen alle kanten overloopen? men kan hier, door de verheffinge der Iordane, verstaen den trotz van Ierusalems inwoonders, ofte de nakende verwoestinge des gantschen lants. van ’t oploopen der Iordane. Siet Iosu. 3.15. 1.Chron. 12.15. ond. 49.19. ende 50.44. And. [soo sy u moede maken] in een lant van vrede, (vergel. Psa. 41.10) [daer] ghy u vertrouwt, D. in u vaderlant, daer ghy meent, dat ghy buyten perijckel behoort te zijn: ende daer het noch geensins soo grof gaet, alst wel te Ierusalem ende te hove sal doen.
margenoot18
Ofte, met eene volle vergaderinge, by hoopen. Vergel. bov. cap. 4. op vers 5.
margenootf
Prov. 26.25.
margenoot19
Ofte, en vertrouwtse niet. Siet bov. 9.4.
margenoot20
Hebr. goede dingen. als 2.Reg. 25.28. ende ond. 52.32.
margenoot21
Den Tempel. D. ick sal ’t sekerlick verlaten. ende soo in’t volgende.
margenoot22
D. mijn volck. siet bov. cap. 10.16. alsoo in’t volgende versen.
margenoot23
Hebr. de minne, ofte, liefde mijner ziele. D. die ick, als een man sijne vrouwe, lief hadde. Vergel. bov. 11.15. alsoo onrecht voor ongerechtige. Iob 24.20.
margenoot24
Hebr. gegeven, D. sy is stout, trotz, wilt ende onbetoomt, brullende tegen my, ende mijne bevelen, waerschouwingen, ende dreygementen, gelijck een leeuw in’t wout.
margenoot25
Ende volgens, van my verstooten, verworpen ende verlaten, als vers 7.
margenoot26
D. als een vreemde onbekende vogel, die (niet mijn levereye, maer) vele vreemde verwen heeft, daer alle andere vogelen sullen nae toe vliegen om dien te vernielen. And. is [niet] mijne erffenisse my een gevingerde, ofte, geklaeuwde roof-vogel, tegen welcken de roof-vogelen rontomme [vliegen]? T.w. de vyanden van alle kanten, ofte, ô ghy vogelen, [vliegt] rontom tegen haer. Vergel. Iesa. 18.6. Ezech. 39.17. etc.
margenootg
Iere. 7.33.
margenooth
Iere. 6.3.
margenoot27
D. Vorsten van Babel sullen, etc. Vergel. ond. 49.19, 20. met d’aenteeck.
margenoot28
Het Ioodsche volck, als Iesa. 5.1. etc.
margenoot29
Ofte, stuck [lants].
margenoot30
Hebr. stuck des wenschs, ofte, der begeerte.
margenoot31
Hebr. wildernisse der woestheyt, ofte, verwoestinge.
margenoot32
Hebr. hy heeft gestelt. D. een yeder der vyanden. ofte, men heeft etc.
margenoot33
Mijnen Acker.
margenoot34
Hebr. op, ofte, aen, in’t herte leyt, ofte, stelt, (vergel. 2.Sam. 13.33. etc.) T.w. wat door Ieremia, ende andere getrouwe Propheten, door Godts last wort voorgedragen.
margenoot35
Daermen andersins gemeynlick plach, ende nu oock meynde veylich ende vry te zijn.
margenoot36
Vergel. ond. 25. op vers 29. ende 47.6.
margenoot37
D. ruste, welvaert, voor eenige levendige ziele, ofte, eenigen mensche. siet Gen. 6. op vers 12.
margenoot38
Hebr. allen.
margenoot39
De Ioden.
margenooti
Levit. 26.16. Deut. 28.38.
margenoot40
Ofte, wee gedaen: met grooten arbeyt.
margenoot41
D. soo sult ghy sekerlick beschaemt worden. Vergel. Psal. 37. op vers 3. ende Prov. 3. op vers 4. alsoo spreeckt Godt in sijne beloften ende dreygementen, vermits de sekerheyt van dien.
margenoot42
D. van wegen het gebreck uwer inkomsten, die ghy siet dat u feylen.
margenoot43
Die rontom mijn volck ende lant woonen, als, Syriers, Ammoniten, Moabiten, Philistijnen etc. die Israël by dese occasie, dat ickse tuchtige, mede mochten op ’t lijf vallen.
margenoot44
Canaan. siet bov. cap. 2.7.
margenoot45
Siet Gen. 26. op vers 11.
margenootk
Deut. 30.3. Iere. 32.37.
margenoot46
Door de vyanden. Siet ond. capp. 47. 48. ende 49.
margenoot47
D. verlossen, uytredden, soo dat dese boose naeburen haren moet aen Iuda niet en sullen koelen. Siet gelijcken gebruyck van eenderley woort bov. cap. 1.17.
margenoot48
Die boose nabueren.
margenoot49
Vergel. ond. 48. op vers 47.
margenoot50
De salichmakende Religie, die ick mijner kercke hebbe voorgeschreven, ende die by haer in swange gaet. Vergel. Iesa. 2.3. etc. Dit siet op de beroepinge der heydenen.
margenoot51
Hebr. leerende sullen leeren.
margenoot52
D. my recht nae mijn woort kennende ende dienende. Verg. bov. 4.2. etc.
margenoot53
Door de predicatie des Euangelij bekeert, ende mijner kercke ingelijft zijnde, sullen sy den segen mijns genaden verbonts met haer genieten. Siet Ephes. 2.18, 19, 20, 21, 22.
margenootl
Iesa. 60.12.
margenoot54
Hebr. uytrucken uytruckende, ofte, uytplucken uytpluckende. Vergel. Iesa. 60.12.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken